In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 25 oktober 2024, worden de beroepen van eiser tegen de besluiten van de deken van de Amsterdamse orde van advocaten beoordeeld. Eiser had verzocht om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens, verwijdering daarvan, rectificatie en beperking van de verwerking, op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank behandelt de beroepen die zijn ingesteld tegen de besluiten van 4 augustus 2023 en 27 november 2023, waarin de deken deze verzoeken had afgewezen. De rechtbank heeft op 28 mei 2024 een zitting gehouden waarbij zowel eiser als de gemachtigden van de deken aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarin zij de deken de gelegenheid gaf om het geconstateerde gebrek in de besluitvorming te herstellen. De deken heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering en heeft het klachtdossier aan de rechtbank verstrekt, waarbij zij zich beroept op geheimhouding en de noodzaak om persoonsgegevens te beschermen. De rechtbank concludeert dat de deken het gebrek voldoende heeft hersteld en dat de verzoeken van eiser gegrond zijn. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. Eiser krijgt het betaalde griffierecht vergoed, maar er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat eiser geen gebruik heeft gemaakt van rechtsbijstand.