Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
“Daarnaast wordt geen ondergeschiktheid aangenomen indien er sprake is van nevengeschiktheid. De nevengeschiktheid van de bestuurders blijkt in dat geval uit het gelijkwaardige economisch belang van de bestuurders als aandeelhouders. Dit wordt bepaald aan de hand van het aandeel in het kapitaal van de vennootschap.” [1] En in de specifieke toelichting op artikel 2, derde lid, van de Regeling is hierover vervolgens het volgende vermeld:
“Dit onderdeel ziet op de bestuurders die samen aandeelhouder zijn van een vennootschap en nevengeschikt zijn ten opzichte van elkaar. In dat geval is geen sprake van ondergeschiktheid. Bepalend is dat de bestuurders alles bij elkaar genomen een gelijkwaardig economisch belang hebben in de vennootschap en een positie innemen die zich laat vergelijken met de verhouding tussen gelijkgerechtigde mede-eigenaren van een onderneming. (…) Om dit economische belang te benadrukken gaat het niet om de stemmen, maar het aandeel in het kapitaal van de vennootschap, dat de bestuurders als aandeelhouders vertegenwoordigen. De bestuurders dienen dan tezamen alle aandelen te bezitten.” [2] Gelet hierop overweegt de rechtbank dat het UWV zich terecht op het standpunt stelt dat de door eiser gestelde stemverhouding tussen de aandeelhouders – wat daar verder ook van zij – niet van belang is voor de vraag of eiser als DGA kan worden beschouwd
.De door eiser op de zitting opgeworpen vraag of een ontslag met 2/3de van de stemmen wel rechtsgeldig zou zijn geweest, ligt hier niet ter beoordeling voor.