Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- Eiser woont tegenover het café.
- Het café is al langere tijd in Haarsteeg gevestigd. Dat blijkt ook uit de juridische geschiedenis van het café. Aan het café is in 1995 een milieuvergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Het café is vervolgens komen te vallen onder het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen. In 2000 zijn op basis van dit besluit nadere eisen gesteld op grond van artikel 8:42 van de Wm (oud). Het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen is in 2007 vervangen door het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). De nadere eisen werden maatwerkvoorschriften op grond van dit besluit. Het Activiteitenbesluit is per 1 januari 2024 komen te vervallen. De regels in het Activiteitenbesluit zijn op basis van artikel 22.2 van de Omgevingswet en artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingsrecht onderdeel van de zogeheten Bruidsschat, het tijdelijk deel van het geldende omgevingsplan van de gemeente Heusden. De maatwerkvoorschriften zijn op grond van artikel 8.1.5, vijfde lid onder a, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet aan te merken als maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet. Kort samengevat betekent dit dat het café de nadere eisen uit 2000 nog steeds moet naleven.
- In deze maatwerkvoorschriften staan geluidsgrenswaarden voor het equivalente (langtijdgemiddelde) geluidsniveau (45 dB(A) tussen 07:00 en 19:00 uur, 40 dB(A) tussen 19:00 en 23:00 uur en 30 dB(A) tussen 23:00 uur en 07:00 uur. Ook zijn geluidsgrenswaarden gesteld voor het piekgeluid (maximale geluidsniveau). Verder zijn technische voorzieningen verplicht gesteld waaronder mechanische geluidsbegrenzers in het café en de feestzaal die moeten worden begrensd op 100 dB(A) respectievelijk 95 dB(A).
- Eiser heeft het college op 4 oktober 2022 verzocht handhavend op te treden tegen geluidsoverlast van het café. Het college heeft het verzoek om handhavend optreden bij het besluit van 24 januari 2023 afgewezen.
- Het college heeft een geluidmeting uitgevoerd in de nacht van 4 op 5 maart 2023. Gebleken is dat de geluidsnormen voor het equivalente geluidsniveau van 35 dB(A) (nachtperiode) ter plaatse van de gevel van de woningen van derden met gemiddeld 12 dB (A) werd overschreden.
- De overtreder is vervolgens door het college op 20 maart 2023 aangeschreven met het verzoek maatregelen te nemen ter voorkoming van verdere overschrijding van de geluidsnormen.
- Op 3 december 2019 is ten behoeve van het café van de derde-partij een melding gedaan op grond van het Activiteitenbesluit voor het oprichten van een inrichting. De melding is op 2 oktober 2023 aangevuld met een akoestisch onderzoek. Op 14 november heeft het college de melding geaccepteerd. Deze melding geldt op grond van artikel 8.1.1, tweede lid van het Invoeringsbesluit Omgevingswet als een melding als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid van de Omgevingswet.
- Op 12 april 2022 is in opdracht van de gemeente Heusden een akoestisch onderzoek opgesteld. Hierin wordt (kort samengevat) geconcludeerd dat de woon- en leefsituatie in de omgeving door het café ontoelaatbaar nadelig wordt beïnvloed. Maatgevend zijn hiervoor het geluid in de kleine en de grote zaal en de voertuigbewegingen op de parkeerplaats achter het café. De waarden voor de geluidsbegrenzers in de maatwerkvoorschriften kloppen niet. Daarna is nog een akoestisch rapport opgesteld op 25 september 2023. Hierin worden de toegelaten geluidsniveaus in de verschillende ruimtes van het café berekend nadat aanvullende geluidbeperkende maatregelen zijn genomen in het café en worden de maximale geluidsniveaus berekend op het parkeerterrein na het treffen van maatregelen (een vijf meter hoog scherm rondom het parkeerterrein). De maatregelen zijn nog niet getroffen.
- Op 4 november 2023 zijn weer metingen gedaan nadat eiser een klacht heeft ingediend. Hierbij is geconstateerd dat de geluidgrenswaarden in de maatwerkvoorschriften met 14 dB zijn overschreden. Het college heeft de derde-partij aangegeven voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen als nogmaals een overtreding wordt begaan.
- Eiser heeft ook geprocedeerd over andere besluiten met betrekking tot het café, onder andere een terrasvergunning, een evenementenvergunning en een exploitatievergunning. Het beroep met betrekking tot de exploitatievergunning is in een uitspraak van deze rechtbank van 24 november 2020 ongegrond verklaard. Het hiertegen gerichte hogere beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in een uitspraak van 1 december 2021 gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd, evenals de beslissing op het bezwaar tegen de verleende exploitatievergunning. Hierbij heeft de Afdeling bepaald dat een beroep tegen de nieuw te nemen beslissing op bezwaar alleen bij de Afdeling kan worden ingesteld.
- Op 17 januari 2024 heeft het college een exploitatievergunning verleend ten behoeve van het café.
De heroverweging kent bij dit soort besluiten dus een tweeslag. In de eerste plaats moet het bestuursorgaan bezien of het op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de beslissing in primo destijds terecht zijn besluit heeft genomen. Nieuwe ontwikkelingen mag het bestuursorgaan alleen meenemen voor zover doel en strekking van de te handhaven norm of fundamentele rechtsbeginselen zich daartegen niet verzetten. Gaat het om een besluit, waarbij het bestuursorgaan een handhavingsverzoek bij nader inzien onterecht heeft afgewezen, dan moet het bestuursorgaan bij de heroverweging eerst bekijken of de bevoegdheid om een herstelsanctie op te leggen nog steeds bestaat. Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of een overtreding ten tijde van de heroverweging nog valt te beëindigen, ongedaan te maken, of te voorkomen en daarbij is de aard van de overtreding weer van belang. Voor de situatie waarin het gaat om een herstelsanctie ter voorkoming van herhaling van een eerdere overtreding, heeft de Afdeling aangesloten bij de vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).” Volgens die rechtspraak kan een last ter voorkoming van herhaling van een eerdere overtreding worden opgelegd, indien een overtreding heeft plaatsgevonden en gevaar voor herhaling voor de hand ligt. Bij de beantwoording van de vraag of een last strekt tot voorkoming van herhaling van eerdere overtredingen spelen verschillende omstandigheden op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien een rol.
Conclusie en gevolgen
Bij een beschikking op een aanvraag wordt, ongeacht welke procedure van toepassing is, altijd de dag waarop de aanvraag is ingediend als «kantelmoment» gehanteerd. Dit betekent dat als de aanvraag (volgens de ontvangsttheorie) is ingediend voordat de Omgevingswet in werking is getreden, het besluit wordt voorbereid en vastgesteld op basis van het oude recht. Dan wordt dus de volledige procedure doorlopen en gevolgd conform de oude wet- en regelgeving, zowel qua procedurele stappen als qua inhoudelijke toetsing en zowel qua besluitvormingsprocedure als qua bezwaar- en beroepsprocedure.” Bij artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingsrecht staat het volgende: “
Als voor inwerkingtreding van de Omgevingswet alleen een schriftelijk voornemen daartoe geuit, dan kan het sanctiebesluit met toepassing van de nieuwe wettelijke regeling worden opgelegd (uiteraard alleen voor zover na inwerkingtreding van de stelselherziening nog steeds sprake is van een overtreding). Bij een handhavingsbesluit op verzoek wordt aangesloten bij het moment waarop het verzoek om handhaving is ontvangen. Het overgangsrecht van afdeling 4.1 loopt dan over in het overgangsrecht zoals geregeld in dit artikel: de eerbiedigende werking geldt niet slechts tot het sanctiebesluit op aanvraag onherroepelijk wordt, maar tot het sanctiebesluit ten uitvoer is gelegd.”
- De omgekeerde situatie kan zich ook voordoen. Als een feit géén overtreding oplevert onder het oude recht maar wel onder het nieuwe recht, dan zou het verzoek om handhaving onder het oude recht moeten worden afgewezen en moet de betrokkene kennelijk maar hetzelfde verzoek indienen onder het nieuwe recht.
- De uitleg en de keuze voor twee kantelmomenten leiden tot een vreemd onderscheid tussen handhaven op verzoek en handhaven uit eigen beweging. Als in het verleden een verzoek om handhaving is ingediend en daarop nog niet is beslist of verkeerd beslist (zoals in dit geval) zou vervolgens mogelijk moeten worden gehandhaafd op grond van het oude recht. Als het bevoegd gezag zelf besluit om tot handhavend optreden over te gaan, zou moeten worden gehandhaafd op grond van het nieuwe recht ook al is een voornemen uitgebracht vóór 1 januari 2024. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet cumulatieve eisen worden gesteld (als aan een van de eisen niet wordt voldaan, is het nieuwe recht van toepassing). In dit geval betekent dit, dat het college een besluit over de oplegging van een last onder dwangsom naar aanleiding van de constatering van 4 november 2023 zal moeten nemen naar aanleiding van het voornemen en de eventueel daarop ingediende zienswijzen onder het nieuwe recht (de Omgevingswet). Tegelijkertijd zal het college op basis van het oude recht moeten beslissen of alsnog een last onder dwangsom wordt opgelegd op basis van het oude recht naar aanleiding van het verzoek van eiser en de overtreding van 4 maart 2023.
- Ook de rechtspraak rond een concreet zicht op legalisatie is moeilijker toepasbaar in zaken over een verzoek om handhaving. Dat concreet zicht kan alleen maar worden aangenomen als ook een aanvraag voor een legaliserende omgevingsvergunning is ingediend voor 1 januari 2024. Na 1 januari 2024 kan immers geen aanvraag meer worden ingediend voor een legaliserende omgevingsvergunning onder het oude recht maar zal een aanvraag moeten worden ingediend voor een gelijksoortige activiteit onder het nieuwe recht. Met andere woorden, in handhavingszaken waarin het oude recht van toepassing is, zal (bij gebrek aan een aanvraag voor 1 januari 2024) het al dan niet bestaan van concreet zicht op legalisatie onder nieuw recht moeten worden beantwoord.
- Het onverkort van toepassing verklaren van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet op het verzoek om handhaving (naast het specifieke overgangsrecht voor handhaving in artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet kan betekenen dat jaren na de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog steeds moet worden gehandhaafd onder het oude, al lang vervallen recht in de gevallen waarin voor 1 januari 2024 een verzoek om handhaving is ingediend.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het door eiser betaalde griffierecht van € 185,00 aan eiser te vergoeden.
mr.N. Duin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024.
Informatie over hoger beroep
Bijlage
Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.3 (Besluit op aanvraag)
Artikel 4.22 (toepassingsbereik paragraaf)
- a.het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
- b.het bepaalde bij of krachtens de
Artikel 4.23 (bestuurlijk sanctiebesluit)
Invoeringsbesluit Omgevingswet
a.het Activiteitenbesluit milieubeheer;
b.het Besluit algemene regels milieu mijnbouw;
c.het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
d.het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;
e.het Besluit lozing afvalwater huishoudens;
f.het Besluit lozen buiten inrichtingen;
g.het Bouwbesluit 2012;
h.het Vuurwerkbesluit;
i.het Waterbesluit; of
j.de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden.
a.een besluit tot het stellen van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet, voor zover die voorschriften of nadere voorwaarden gaan over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen als bedoeld in dat artikel; of
b.een besluit tot het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning als op grond van artikel 4.5, derde lid, van de Omgevingswet is bepaald dat een maatwerkvoorschrift niet kan worden gesteld omdat over een onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning kan worden verbonden.