ECLI:NL:RBOBR:2024:467
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een winkel en de bruikbaarheid van de vergelijkingsmethode
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 12 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar winkel beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 285.000, gebaseerd op een taxatierapport dat de waarde op € 419.000 schatte. Eiseres, die de winkel huurt, betwistte deze waarde en stelde dat deze te hoog was, met een eigen bepleite waarde van € 222.000. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat de vergelijkingsmethode, die is gebruikt om de waarde te onderbouwen, in dit geval bruikbaar is. De rechtbank wijst erop dat er voldoende marktgegevens beschikbaar zijn om een waardevergelijking te maken.
De rechtbank behandelt ook de late indiening van een verweerschrift door de heffingsambtenaar, maar oordeelt dat dit geen strijd met de goede procesorde oplevert, aangezien eiseres niet heeft verzocht om de stukken buiten beschouwing te laten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden, zoals de coronapandemie, en dat de waarde van de winkel op een juiste manier is vastgesteld. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskosten vergoed krijgt.