ECLI:NL:RBOBR:2024:4594

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
C/01/407872 / FA RK 24-3528
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 3 september 2024 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van een medische verklaring van 30 augustus 2024, waarin werd verzocht om een machtiging tot verplichte zorg voor betrokkene, die lijdt aan een autismespectrumstoornis en psychotische kwetsbaarheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2024 zijn betrokkene en zijn advocaat, mr. J. Geuze, gehoord, evenals een GZ-psycholoog. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel voor betrokkene, maar dat het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel voortvloeit uit zijn psychische stoornis. Betrokkene heeft zorg nodig om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren, maar verzet zich tegen de voorgestelde depotmedicatie en geeft de voorkeur aan orale medicatie. De rechtbank heeft besloten om een verklaring van een onafhankelijk psychiater of klinisch psycholoog te vragen om te beoordelen of betrokkene wilsbekwaam is. De beslissing op het verzoek is aangehouden tot het verkrijgen van deze verklaring, met een verlenging van de beslistermijn tot uiterlijk 24 oktober 2024.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/407872 / FA RK 24-3528
Uitspraak : 18 september 2024

Beschikking betreffende een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

van de rechtbank Oost-Brabant naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [plaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J. Geuze.

Het procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 03 september 2024, heeft de officier van justitie verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg. Bij het verzoekschrift zijn diverse bijlagen gevoegd, waaronder de medische verklaring van 30 augustus 2024.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 september 2024, in het gerechtsgebouw te Eindhoven. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] , GZ-psychoog.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige financiële schade en maatschappelijke teloorgang. Tijdens ontregelingen treedt betrokkene terug uit contact, heeft hij drang om te reizen, doet hij grote financiële uitgaven en heeft hij grootse ideeën. In het dossier wordt als ernstig nadeel genoemd het veelvuldig bellen met hulpdiensten, waarmee de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar zou zijn. Deze vorm van ernstig nadeel is echter onvoldoende onderbouwd.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een autismespectrumstoornis en een psychotische kwetsbaarheid resulterend in recidiverende psychotische episoden.
Betrokkene heeft zorg nodig om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren.
De zorg die nodig wordt geacht is depotmedicatie. Hier maakt betrokkene gemotiveerd bezwaar tegen. Hij zou liever overgaan op orale medicatie.
De vraag is of de wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van het gebruik van medicatie gehonoreerd dienen te worden als bedoeld in artikel 2:1, zesde lid, Wvggz. De rechtbank stelt hierbij vast dat zich geen situatie voordoet als bedoeld in artikel 2:1, zesde lid, sub b, Wvggz. Hoewel in de stukken wordt genoemd dat betrokkene naar hulpdiensten heeft gebeld ten tijde van een ontregeling, is, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, niet vast komen te staan dat dit leidt tot ernstig nadeel voor een ander. De rechtbank dient te beoordelen of betrokkene wilsbekwaam is. De rechtbank stelt vast dat in de medische verklaring hierover niet gerapporteerd is. Het gevolg is dat de rechtbank het nodig vindt om een verklaring te vragen van een onafhankelijk psychiater of klinisch psycholoog waaruit blijkt of betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is (zie bijvoorbeeld HR 19 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:650, r.o. 3.3).
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de officier van justitie bevelen om
uiterlijk op 2 oktober 2024in het geding te brengen een verklaring van een onafhankelijk psychiater of klinisch psycholoog waaruit blijkt of betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is. De officier van justitie krijgt gelijktijdig met het overleggen van deze verklaring de gelegenheid om schriftelijk op deze verklaring te reageren. Mr. Geuze wordt daarna tot
uiterlijk 9 oktober 2024in de gelegenheid gesteld om zich hierover schriftelijk uit te laten. Er zal geen nadere mondelinge behandeling plaatsvinden.
De rechtbank zal in afwachting van de verklaring de beslissing op het verzoek aanhouden. Nu de rechtbank op grond van artikel 6:2 Wvggz uiterlijk op 24 september 2024 op dit verzoek moet beslissen, ziet de rechtbank aanleiding om de beslistermijn te verlengen op de voet van artikel 6:2, vierde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:1, vijfde lid, Wvggz met een termijn van drie weken, dus
uiterlijk tot 15 oktober 2024.

De beslissing

De rechtbank:
beveelt de officier van justitie om
uiterlijk 2 oktober 2024in het geding te brengen een verklaring van een onafhankelijk psychiater of klinisch psycholoog waaruit blijkt of betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat is, met gelijktijdig een afschrift aan mr. Geuze;
stelt de officier van justitie tot
uiterlijk 2 oktober 2024in de gelegenheid om zich schriftelijk over deze verklaring uit te laten, met gelijktijdig afschrift aan mr. Geuze;
stelt mr. Geuze tot
uiterlijk 9 oktober 2024in de gelegenheid om schriftelijk te reageren op de in het geding gebrachte verklaring en de toelichting van de officier van justitie, met gelijktijdig afschrift aan de officier van justitie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kooijman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024 in aanwezigheid van de griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Conc: KPe
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!