ECLI:NL:RBOBR:2024:4587
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure over de WOZ-waarde van een woning met betrekking tot parkeergelegenheid en liggingseisen
Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de waardering van een woning voor de Wet WOZ. Eiser, eigenaar van een hoekwoning, had beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Land van Cuijk, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 370.000. Eiser was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij op correcte wijze was opgeroepen. De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld en direct uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde, onder andere door te verwijzen naar een taxatie die was uitgevoerd door taxateur P. Niehuis. Eiser had betoogd dat er geen parkeergelegenheid op het erf was en dat de ligging van de woning negatieve invloed had op de waarde door stank- en verkeersoverlast. De rechtbank verwierp deze argumenten, onderbouwd door foto’s en de taxatie, en concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde correct had vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat de WOZ-waarde elk belastingjaar opnieuw wordt vastgesteld, waardoor eerdere verlagingen niet relevant zijn voor het huidige belastingjaar.
De rechter heeft partijen geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift van het proces-verbaal werd aan de partijen verzonden.