In deze zaak heeft de politierechter op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf naar vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder, op 14 februari 2022, een taakstraf van 40 uren opgelegd gekregen, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 20 dagen zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie had op 7 juni 2024 besloten om de vervangende hechtenis toe te passen, maar er was geen bewijs dat deze beslissing op de juiste wijze aan de veroordeelde was betekend. De politierechter oordeelde dat een ondertekende en gedateerde beslissing van de officier van justitie noodzakelijk is om de rechtsgeldigheid van de omzetting te waarborgen. De rechtbank stelde vast dat de ontbrekende handtekening op de omzettingsbeslissing een cruciaal gebrek vormde, waardoor de kennisgeving aan de veroordeelde onterecht was. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtsgeldige beslissing was genomen en verklaarde de veroordeelde niet-ontvankelijk in het bezwaar. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij de omzetting van straffen en de noodzaak van een verifieerbare beslissing van de officier van justitie.