Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
[A],
[A],
Rechtbank Oost-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, gaat het om aannemerswerkzaamheden die [A] heeft uitgevoerd in opdracht van [eisers]. In de hoofdzaak vorderen [eisers] de terugbetaling van een deel van de aanneemsom, omdat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft op 18 september 2024 vonnis gewezen, waarin zij oordeelt dat [A] € 39.488,13 van de aanneemsom moet terugbetalen. Daarnaast is er een vrijwaringszaak aan de orde, waarin de vraag centraal staat of Wijmoco, een onderaannemer, [A] moet vrijwaren voor de vordering van [eisers]. De rechtbank oordeelt dat Wijmoco niet gehouden is tot vrijwaring en dat [A] nog € 33.425,00 aan Wijmoco moet betalen voor de door haar verrichte werkzaamheden. De rechtbank heeft de proceskosten van beide partijen toegewezen, waarbij [A] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [eisers] en Wijmoco. Dit vonnis is een eindvonnis en bevat een uitvoerbaar bij voorraad verklaring.