Uitspraak
[verzoekers], te [vestigingsplaats] , verzoekers (gemachtigde: mr. V. Wösten).
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, het college
[naam] ., uit [vestigingsplaats] , vergunninghoudster
Inleiding
- de aan derde-partij verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) (hierna: natuurvergunning) voor nieuw- en verbouw van varkensstallen aan de [adres] te [vestigingsplaats] en
- de opheffing van de opgelegde bouwstop en intrekking van de last onder dwangsom vanwege het zonder natuurvergunning realiseren van de nieuwe stal.
Bij besluit van 7 augustus 2024 heeft aan derde-partij een natuurvergunning verleend.
1.3 Verzoekers hebben bezwaar ingediend tegen de opheffing van de bouwstop en de intrekking van de last onder dwangsom. Verzoekers hebben al eerder om een voorlopige voorziening verzocht tegen dit besluit. In de uitspraak van 16 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat dit besluit is genomen hangende het beroep van de derde-partij tegen de bouwstop en moet worden gezien als een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen van rechtswege beroep is ingesteld. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 24/1666. De voorzieningenrechter heeft het eerdere verzoek om een voorlopige voorziening tegen de opheffing van de bouwstop en intrekking van de last onder dwangsom afgewezen.
1.4 De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 13 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van derde-partij, [naam] , [naam] en [naam] (voor de derde partij).
Beoordeling door de voorzieningenrechter
- De derde-partij exploiteert een varkenshouderij aan de [adres] in [vestigingsplaats] .
- In de nabijheid van het bedrijf ligt het Natura 2000-gebied ‘Kampina & Oisterwijkse vennen’. Voor het bedrijf is op 28 september 2010 een revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer en op 26 maart 2014 een natuurvergunning verleend.
- De derde-partij wil op dit perceel - kort gezegd - enkele oude stallen slopen en nieuwe stalruimtes realiseren. De derde-partij wil deze varkenshouderij gaan uitbreiden en wil daarin 4.838 vleesvarkens, 1.710 zeugen, 6 beren en 11.416 biggen (totaal 17.790 varkens) onderbrengen. Alle stallen worden aangesloten op de biologische combiluchtwassers. De derde-partij heeft een omgevingsvergunning gevraagd aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk (B&W Oisterwijk).
- Op 23 januari 2023 heeft de derde-partij voor de nieuwe plannen bij het college een aanvraag om een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb ingediend.
- Op 14 maart 2023 hebben B&W Oisterwijk een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en uitbreiden van de varkenshouderij. Hiertegen is beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West Brabant. De derde-partij heeft daarna een aanvang genomen met de bouwwerkzaamheden.
- Op 21 september 2023 hebben verzoekers het college verzocht een bouwstop op te leggen wegens handelen zonder natuurvergunning. Op 29 september 2023 heeft het college op grond van artikel 5:17 van de Wabo aan de derde-partij een bouwstop opgelegd vanwege het bouwen van een nieuwe stal zonder natuurvergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb en een last onder dwangsom opgelegd.
- Bij uitspraak van 10 november 2023 (SHE 23/2644) van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is het verzoek van de derde-partij om schorsing van dit besluit afgewezen
- Op 3 juli 2024 heeft het college besloten de bouwstop op te heffen en de last onder dwangsom in te trekken (verder: het bestreden besluit).
- Op 11 juli 2024 heeft de derde-partij het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening tegen de beslissing op bezwaar van 31 januari 2024 ingetrokken en daarbij verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Op dit verzoek heeft deze rechtbank nog niet beslist.
- Op 31 juli 2024 hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de opheffing van de bouwstop en de intrekking van de last onder dwangsom en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
- Op 5 augustus 2024 heeft het college aan de derde-partij een natuurvergunning verleend (verder: het bestreden besluit). Dit besluit is bekend gemaakt in het provinciaal blad op 7 augustus 2024.
- Bij uitspraak van 16 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter een eerder verzoek van verzoekers tegen de opheffing van de bouwstop en de intrekking van de last onder dwangsom afgewezen.
- Vergunninghoudster heeft bouwmaterialen besteld en wenst te gaan bouwen.
8. De derde-partij voert aan dat het herhaalde verzoek om een voorlopige voorziening tegen de opheffing van de bouwstop en de intrekking van de last onder dwangsom niet-ontvankelijk is.
8.1 Verzoekers zeggen hierover dat het herhaalde verzoek een voorwaardelijk karakter heeft. Als het verzoek tot schorsing van de natuurvergunning wordt toegewezen, is sprake van een nieuw feit. Dan is volgens verzoekers nog steeds sprake van een overtreding en hadden de bouwstop en de last onder dwangsom niet mogen worden opgeheven.
8.2. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het verzoek tot schorsing van de intrekking van de bouwstop en last onder dwangsom niet-ontvankelijk te verklaren. Een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening is in beginsel ontvankelijk. De voorzieningenrechter kan een herhaald verzoek zonder nadere motivering afwijzen met verwijzing naar de eerdere uitspraak. Dat zou de voorzieningenrechter in dit geval doen als geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verzoekers hebben zich dit ook gerealiseerd. Zij vragen de voorzieningenrechter om eerst het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de natuurvergunning te beoordelen. Als dat wordt toegewezen, zien verzoekers dat als een nieuw feit bij de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de opheffing van de bouwstop en intrekking van de last onder dwangsom. De voorzieningenrechter zal daarom eerst ingaan op de natuurvergunning.
Voor zowel de nieuw te bouwen stal als voor de bestaande stallen zijn nieuwe biologische combiluchtwassers vergund. Het college stelt dat de nieuwe emissiebronnen toelaatbaar zijn omdat eerder vergunde emissiebronnen per saldo zullen afnemen ten opzichte van de toename van de nieuwe emissiebronnen (intern salderen). Bij deze redenering gaat het college ervan uit dat de combiluchtwassers een ammoniakemissie-reductie opleveren van 85%.
9.1 De voorzieningenrechter stelt voorop dat zeker moet zijn dat de beoogde ammoniakreductie wordt gehaald. Als daarover geen zekerheid bestaat, had de natuurvergunning niet mogen worden verleend.
Conclusie en gevolgen
Wat verder door de derde-partij is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter schorst de natuurvergunning met ingang van 20 september 2024 tot de bekendmaking van de uitspraak op het beroep. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de schorsing, zoals de derde-partij vraagt, te beperken tot de gebruiksfase. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het project een geheel vormt. Zowel de bouwfase als de gebruiksfase maken deel uit van het project. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat ook de bouwfase niet dan wel moeilijk om te keren gevolgen heeft. De voorzieningenrechter wijst daarbij op wat zij onder 7 heeft overwogen.
11. De schorsing van de natuurvergunning brengt met zich dat de derde-partij nog steeds artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb overtreedt door bouwwerkzaamheden te verrichten zonder over een geldige natuurvergunning te beschikken. Gelet op het oordeel dat het beroep tegen de natuurvergunning een redelijke kans van slagen heeft, kan niet staande worden gehouden dat sprake is van concreet zicht op legalisatie. Dat betekent dat ook het beroep tegen de opheffing van de bouwstop en de intrekking van de last onder dwangsom een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter schorst daarom het besluit van 3 juli 2024, waarbij de bouwstop is opgeheven en de last onder dwangsom is ingetrokken. Dat betekent dat de bouwstop en de last onder dwangsom herleven. De derde-partij moet de bouwwerkzaamheden staken. Ook deze schorsing treedt met ingang van 20 september 2024 in werking en duurt tot de bekendmaking van de uitspraak op het beroep.