Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsvraag.
- Om 03.52.05 uur vertrekt verdachte in zijn witte Mercedes vanaf de parkeerplaats bij de [bedrijf 2] te Oss, vlak nadat de medeverdachte in zijn grijze Mercedes is vertrokken.
- Om 03.53.04 uur (na correctie atoomtijd) is de medeverdachte in zijn grijze Mercedes te zien op camerabeelden van [bedrijf 3] aan de [adres 1] te Oss. Dit is twee kruispunten voor het kruispunt waar het fatale ongeval plaatsvond.
- Om 03.53.13 uur (na correctie atoomtijd) is verdachte in zijn witte Mercedes te zien op de camerabeelden van [bedrijf 3] te Oss. Het voertuig rijdt met een hogere snelheid dan het eerste voertuig (
- De witte Mercedes van verdachte rijdt op dat kruispunt door het rood licht.
- Om 03.54.29 uur passeert de witte Mercedes van verdachte het [bedrijf 4] aan de Graafsebaan te Oss. Verdachte rijdt daarbij op de linker rijstrook.
- Om 03.54.30 uur passeert medeverdachte hetzelfde [bedrijf 4] aan de Graafsebaan te Oss. Medeverdachte rijdt daarbij eerst op het midden van de weg en vervolgens op de linker rijstrook.
- Om 03.55.21 uur activeert het voertuig van verdachte de Verkeers Regel Installatie bij de ongevalslocatie, kruising Graafsebaan-Vorstengrafdonk te Oss.
- Verdachte rijdt op de linkerrijstrook, medeverdachte rijdt schuin voor hem op de rechterbaan.
- Om 03.55.26 uur vindt de aanrijding tussen verdachte en het slachtoffer plaats.
in elk gevalsprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden en
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
De vorderingen van de benadeelde partijen, algemeen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 Wegenverkeerswet 1994
op de verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [benadeelde 1] , van een bedrag van 5.000,00 euro.
op de verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [benadeelde 2] , van een bedrag van 5.000,00 euro.