ECLI:NL:GHSHE:2022:160

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
20-000274-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot dodelijk verkeersongeval met rolstoelgebruiker

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, bestuurder van een Volkswagen Golf, was betrokken bij een dodelijk verkeersongeval op 10 juni 2020 in Vlissingen, waarbij een rolstoelgebruiker, [slachtoffer 1], om het leven kwam. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van doodslag, maar veroordeeld voor het medeplegen van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, met een gevangenisstraf van vier jaar en een rijontzegging van vijf jaar. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf, inclusief een gevangenisstraf van vijf jaar.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid tussen de 147 km/u en 168 km/u reed, terwijl de maximumsnelheid op de Burgemeester van Woelderenlaan 50 km/u was. De verdachte volgde een andere auto op korte afstand en heeft deze met hoge snelheid ingehaald. Tijdens het ongeval stak [slachtoffer 1] de weg over, waarna de verdachte haar raakte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, maar niet aan doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1].

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden en het feit dat de verdachte berouw toonde en zich had ingezet voor verkeersveiligheid.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000274-21
Uitspraak : 25 januari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 28 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-189094-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens] ,
thans verblijvende in [detentie-adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde doodslag en veroordeeld ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximum snelheid in ernstige mate heeft overschreden. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 2, het rijden onder invloed van cannabis.
Aan de verdachte is een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, de verdachte zal vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde en ter zake het onder 1 primair ten laste gelegde (medeplegen van doodslag) zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van voorarrest met de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet van de juiste feiten en omstandigheden is uitgegaan en heeft verweer gevoerd met betrekking tot de onder feit 1 primair ten laste gelegde doodslag en met betrekking tot de mate van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals subsidiair ten laste gelegd onder feit 1. Naar de mening van de verdediging is geen sprake geweest van roekeloosheid. Voor wat betreft feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2020 in de gemeente Vlissingen, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Golf, gekentekend [kentekennummer] tezamen en in vereniging met een onbekend gebleven medeverdachte, eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto merk Golf, kenteken onbekend), althans alleen, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en) de Burgemeester van Woelderenlaan en/of op een of meer andere voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet, in strijd met het gestelde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of
- ( daarbij) gereden met een snelheid van ongeveer 166 km/u, althans met een snelheid van ongeveer 153 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem/hen aldaar geldende maximum snelheid en/of
- ( daarbij) meermalen en/of voor langere tijd op (zeer) korte afstand achter en/of naast elkaar gereden, en/of
- ( daarbij) elkaar (meermalen) met hoge snelheid ingehaald, althans getracht in te halen, in elk geval gedurende enige tijd met nagenoeg gelijke snelheid naast en/of achter elkaar over die Burgemeester van Woelderenlaan gereden, en/of
- ( daarbij) zijn aandacht voortdurend gericht op het door die ander (voornoemde onbekend gebleven medeverdachte) bestuurde motorrijtuig, althans onvoldoende op het voor hem/hen gelegen gedeelte van die weg(en) en/of het overige verkeer gelet en/of is blijven letten, waardoor, althans mede waardoor verdachte het door hem bestuurde voertuig niet, althans in onvoldoende mate, onder controle heeft gehad, en/of
(vervolgens) in een slip is geraakt, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een andere verkeersdeelnemer, te weten [slachtoffer 1] , en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een andere verkeersdeelnemer, te weten [slachtoffer 2] ,
en aldus zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor die [slachtoffer 1] , die zich in een rolstoel op de weg bevond, werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2020 in de gemeente Vlissingen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Golf, gekentekend [kentekennummer] ) tezamen en in vereniging met een onbekend gebleven medeverdachte, eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto merk Golf, kenteken onbekend), althans alleen, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en) de Burgemeester van Woelderenlaan en/of op een of meer andere voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] werd gedood,
door roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam, in strijd met het gestelde in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft deelgenomen aan een straatrace, althans een snelheidswedstrijd, althans een wedstrijd, en/of - (daarbij) gereden met een snelheid van ongeveer 166 km/u, althans met een snelheid van ongeveer 153 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem/hen aldaar geldende maximum snelheid en/of
- ( daarbij) meermalen en/of voor langere tijd op (zeer) korte afstand achter en/of naast elkaar gereden, en/of
- ( daarbij) elkaar (meermalen) met hoge snelheid ingehaald, althans getracht in te halen, in elk geval gedurende enige tijd met nagenoeg gelijke snelheid naast en/of achter elkaar over die Burgemeester van Woelderenlaan gereden, en/of
- ( daarbij) zijn aandacht voortdurend gericht op het door die ander (voornoemde onbekend gebleven medeverdachte) bestuurde motorrijtuig, althans onvoldoende op het voor hem/hen gelegen gedeelte van die weg(en) en/of het overige verkeer gelet en/of is blijven letten, waardoor, althans mede waardoor verdachte het door hem bestuurde voertuig niet, althans in onvoldoende mate, onder controle heeft gehad, en/of
(vervolgens) in een slip is geraakt, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een andere verkeersdeelnemer, te weten [slachtoffer 1] , en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een andere verkeersdeelnemer, te weten [slachtoffer 2] , en aldus zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor die [slachtoffer 1] , die zich in een rolstoel op de weg bevond, werd gedood, zulks terwijl hij, verdachte, toen hij daar dat motorrijtuig (personenauto) bestuurde, na zodanig gebruik van cannabis dat hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet en/of zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij de bij de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en/of doordat hij zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of doordat hij geen voorrang heeft verleend en/of doordat hij gevaarlijk heeft ingehaald;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2020 in de gemeente Vlissingen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Golf, gekentekend [kentekennummer] , dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van cannabis, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Feit 2
Met de verdediging en de advocaat-generaal en overeenkomstig de rechtbank is het hof van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen kan worden nu uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte onder een zodanige invloed van een stof – in dit geval cannabis – verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. De enkele in het dossier opgenomen indicatieve THC-test cannabis is daartoe onvoldoende. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 2.
Bewijsoverwegingen
1
Inleiding
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 10 juni 2020 opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd zoals onder feit 1 primair ten laste gelegd, dan wel of de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer 1] werd gedood, zoals onder feit 1 subsidiair ten laste gelegd, en van welke mate van schuld daarbij dient te worden uitgegaan. Het hof dient derhalve op grond van de uit het onderzoek ter terechtzitting blijkende feiten en omstandigheden vast te stellen wat bewezen kan worden geacht met betrekking tot hetgeen er is gebeurd op 10 juni 2020 alvorens een oordeel te geven hoe een en ander kan worden gekwalificeerd.
2.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, het onder feit 1 primair ten laste gelegde kan worden bewezen. De gedragingen van de verdachte vallen naar het oordeel van de advocaat-generaal aan te merken als een straatrace bedoeld in artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 (hof: hierna telkens: WVW), waarbij verdachte, samen met de onbekend gebleven medeverdachte, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er doden zouden kunnen vallen en dat gevolg ook op de koop toe heeft genomen. Als gevolg daarvan is [slachtoffer 1] overleden. De advocaat-generaal acht daarmee medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1] bewezen.
3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 1 subsidiair ten laste gelegde voor zover daarin is ten laste gelegd dat verdachte roekeloos heeft gereden. In dat verband heeft de verdediging onder meer betoogd dat verdachte niet betrokken was bij een straatrace als bedoeld in artikel 10 WVW.
4.
Vaststelling uit het dossier [1] .
Het verkeersongeval
Op 10 juni 2020 reed verdachte omstreeks 17.34 uur als bestuurder van een witte Volkswagen Golf (VW Golf) met kenteken [kentekennummer] over de Burgemeester van Woelderenlaan te Vlissingen, komende uit de richting van de Bachlaan en rijdende in de richting van de rotonde met de Sloeweg.
Ter hoogte van de Paauwenburgweg stak [slachtoffer 1] , in haar rolstoel met elektrische voorwiel ondersteuning (Handbike elektro), de Burgemeester van Woelderenlaan over richting de overzijde van de weg.
Verdachte is in botsing gekomen met de rolstoel en de inzittende daarvan. Daarna is hij in botsing gekomen met de afslaande auto (Fiat Punto) van [slachtoffer 2] , die over de Burgemeester van Woelderenlaan, uit de richting van de Sloeweg kwam en rechtsaf de Pauwenburgweg in sloeg. De witte VW Golf kwam vervolgens verderop in een groenstrook tegen een boom tot stilstand.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] is per traumahelikopter overgebracht naar het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam waar zij op zondag 14 juni 2020 is overleden aan de ten gevolge van dit verkeersongeval opgelopen verwondingen. [2]
Uit het onderzoek (beeldmateriaal en getuigenverklaringen) is gebleken dat er zich voorafgaand en ten tijde van het ongeval in de buurt van de witte VW Golf van de verdachte een tweede witte VW Golf bevond. Beide witte Volkswagens hebben bovendien voor het ongeval ook over de Burgemeester van Woelderenlaan in tegenovergestelde richting gereden.
De tweede VW Golf is na het ongeval weggereden en tot op heden niet achterhaald geworden. Evenmin is vastgesteld kunnen worden wie de bestuurder van die tweede witte VW Golf geweest is. [3]
Verkeerssituatie ter plekke en bijzonderheden
De Burgemeester van Woelderenlaan vormt globaal gezien de west-oost verbinding tussen de Bachlaan en de Sloeweg te Vlissingen en maakt op de plaats van het ongeval een lichte bocht naar rechts. De laan bestaat uit 1 rijbaan die door middel van een onderbroken as-markering was verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in tegengestelde richting.
Naast de rijbaan zijn groenstroken met daarnaast fietspaden.
Kort voor- en na de T-aansluiting met de Paauwenburgweg zijn twee fiets-oversteekplaatsen gesitueerd. Deze fiets-oversteekplaatsen zijn niet aangegeven middels een verkeersbord. Na de eerste fietsoversteekplaats is een bord geplaatst ter waarschuwing voor voetgangers die samen met de fietsers over de tweede fietsoversteekplaats, de Burgemeester van Woelderenlaan oversteken.
Voor de Burgemeester van Woelderenlaan gold een maximumsnelheid van 50 km/uur voor bestuurders van personenauto’s. Vastgesteld is dat er ten tijde van het ongeval geen afwijkende verkeersmaatregelen van toepassing waren, dat er geen bijzonderheden waren met betrekking tot de onderhoud van de weg, dat het wegdek ten tijde van het ongeval droog was, dat het uitzicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of inrichting van de weg niet werd belemmerd door vaste obstakels.
Op het moment van het ongeval (tijdstip melding politie: woensdag 10 juni 2020: 17:37 uur) was het dag. Verder was het zonnig en droog weer. [4]
Uit getuigenverklaringen ( [getuige 1] [5] , [getuige 2] [6] en [getuige 3] [7] ) volgt verder dat er op het moment van het ongeval wel verkeersdeelnemers aanwezig waren maar dat sprake was van een rustige verkeerssituatie op de Burgemeester van Woelderenlaan.
Toedracht van het ongeval
Aan de hand van de sporen, schades en eindposities is vastgesteld dat deze passend waren bij het scenario dat verdachte als bestuurder van de Volkswagen met hoge snelheid moet hebben gereden over de Burgemeester van Woelderenlaan, komende uit de richting van de Bachlaan en gaande in de rijrichting van de Sloeweg. Verdachte heeft, door hard te remmen en uit te wijken, gepoogd achterlangs de overstekende rolstoel te sturen. Dit is echter niet gelukt waardoor een botsing is ontstaan met de rolstoel van [slachtoffer 1] en zij uit haar rolstoel werd geworpen. Verdachte is vervolgens op de T-aansluiting met de Paauwenburgweg op de afslaande bestuurder, [slachtoffer 2] met zijn auto gebotst. [8]
Bevindingen voor wat betreft de gereden snelheid
Aan de hand van de Event Data Recorder, die zich in de Airbag Module van de VW Golf van verdachte bevond, is vastgesteld dat deze 5 seconden voordat deze (tegen een boom) tot stilstand kwam reed met een geregistreerde snelheid van 166 km/uur, waarbij het gaspedaal 100 % werd bediend, 4,5 seconden voor het tot stilstand komen reed met een snelheid van 168 km/uur, en 4 seconden voor het tot stilstand komen reed met een snelheid van 163 km/uur waarbij het rempedaal werd bediend. Daarnaast is vastgesteld dat de VW Golf 1,5 seconden voordat deze tot stilstand kwam met een snelheid van 77 kilometer per uur, in botsing is gekomen met de rolstoel van [slachtoffer 1] waarbij het rempedaal werd bediend en het Anti Blokkeersysteem in werking was en vervolgens ongeveer 1 seconde voordat deze tot stilstand kwam met een snelheid van 49 kilometer per uur in botsing is gekomen met de auto van [slachtoffer 2] , waarbij het rempedaal werd bediend en het antiblokkeersysteem in werking was [9] .
Aan de hand van de vastgestelde remvertraging van de auto van verdachte, de afgelegde afstand over het aangetroffen bandspoor, is vastgesteld dat, de VW Golf, bij aanvang van het aangetroffen bandspoor, (regelspoor met een lengte van 75 meter) heeft gereden met een snelheid van minimaal 147 kilometer per uur en maximaal 158 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur [10] .
Verder is bij analyse van een videofragment, gemaakt vanaf perceel Burgemeester van Woelderenlaan [huisnummer] , vastgesteld dat ongeveer 274 meter gelegen voor de plaats van het ongeval er twee witte Volkswagens Golf passeerden waarbij de voorste VW Golf (
het hof begrijpt: verdachte) een indicatieve gemiddelde snelheid van 141 kilometer per uur had en de achterste VW Golf een indicatieve gemiddelde snelheid van 128 kilometer per uur [11] .
Het NFI heeft na een uitgevoerd validatie-onderzoek van hetzelfde videofragment vastgesteld dat met hogere snelheden is gereden, te weten dat de voorste VW Golf heeft gereden met een snelheid van 152 km/uur en de achterste VW Golf met een snelheid van 138 km/uur [12] .
Bevindingen voor wat betreft het dicht achter elkaar rijden
Bij de analyse van het videofragment werd vastgesteld dat de achterste VW Golf, ter hoogte van het eerst gemarkeerde meetpunt, op van de Burgemeester van Woelderenlaan, de voorste Volkswagen Golf volgde binnen 0,44 seconde, bij een minimale afstand van 15,6 meter en een maximale afstand van 17,3 meter.
Bij de analyse van het videofragment werd vastgesteld dat de achterste VW Golf, ter hoogte van het tweede gemarkeerde meetpunt op van de Burgemeester van Woelderenlaan, de voorste Volkswagen Golf volgde binnen 0,56 seconde, bij een minimale afstand van 19,9 meter en een maximale afstand van 22,0 meter [13] .
Meerdere getuigen ( [getuige 1] [14] , [getuige 3] [15] en [getuige 4] [16] ) hebben verklaard dat beide witte Volkswagens Golf met hoge snelheid op korte afstand van elkaar over de Burgemeester van Woelderenlaan hebben gereden.
Vermijdbaarheid
Bij de statische vermijdbaarheidsberekening werd vastgesteld dat wanneer de VW Golf van verdachte de toegestane maximum snelheid had gereden van 50 kilometer per uur en op exact hetzelfde punt - te weten de aanvang van het aangetroffen bandenspoor, (regelspoor met een lengte van 75 meter) - was aangevangen met remmen, ruim 46 meter voor de plaats van het ongeval had stilgestaan, de aanrijding met het slachtoffer [slachtoffer 1] niet had plaatsgevonden [17] .
Bij de dynamische vermijdbaarheidsberekening werd vastgesteld dat, indien de bestuurder van de VW Golf de toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur had gereden, in plaats van de berekende minimale snelheid van 147 kilometer per uur, de achterzijde van de rolstoel zich maximaal op 0,52 meter vóór de asfaltrand aan de overzijde, op de rijbaan van de Burgemeester van Woelderenlaan had bevonden en er waarschijnlijk geen aanrijding had plaats gevonden.
Bij de dynamische vermijdbaarheidsberekening werd vastgesteld dat, indien de bestuurder van de VW Golf de toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur had gereden, in plaats van de berekende maximale snelheid van 158 kilometer per uur, de achterzijde van de rolstoel zich, voorbij de asfaltrand aan de overzijde van de Burgemeester van Woelderenlaan, had bevonden en er geen aanrijding had plaats gevonden.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 10 juni 2020 tussen 17:00 uur en 17:30 uur bestuurder was van een witte personenauto, merk Volkswagen, type Golf, met het kenteken [kentekennummer] Hij reed een rondje, hij moest pas later, om 18:30 uur, een bestelling weg brengen voor de bistro van zijn vader. Hij is toen in de richting van de stoplichten aan het einde van de Badhuisstraat te Vlissingen gereden. Voor dat stoplicht stond op dat moment een andere witte Golf te wachten. Verdachte is achter die witte Golf gaan staan. Toen het stoplicht vervolgens op groen sprong en de voorste witte Golf optrok is verdachte achter die auto aangereden, rechtdoor de Burgemeester van Woelderenlaan op. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment geen bestemming had om naartoe te rijden en eigenlijk naar de Boulevard had willen gaan. Volgens verdachte werd hij aangetrokken door die andere auto omdat dit hetzelfde type was en dezelfde witte kleur had als de auto waarin hij reed. Hij had niet eerder een soortgelijke auto zien rijden. Verdachte heeft niet gezien wie zich in de auto bevond omdat de ramen ervan geblindeerd waren, wat bij dat type auto gebruikelijk is. Verdachte heeft verklaard uit impulsiviteit achter de betreffende Volkswagen Golf te zijn aangereden en deze te zijn gaan achtervolgen. Het was geen rationeel maar een irrationeel handelen, aldus verdachte. Voordat de Badhuisstraat overging in de Burgemeester van Woelderenlaan is verdachte een aantal rotondes gepasseerd. Verdachte heeft verklaard niet te weten hoe hard hij op dat moment reed maar wel dat het veel harder was dan de toegestane snelheid. De witte Golf reed hard, dus hij ook, aldus verdachte.
Verdachte wilde de Volkswagen Golf die voor hem reed bijhouden. Volgens verdachte was er daarbij geen enkele interactie met die auto, was er geen sprake van bumperkleven en heeft hij ook niet geprobeerd deze auto in te halen.
Bij de eerste rotonde op de Burgemeester van Woelderenlaan is verdachte achter de witte Golf aan rechtdoor gereden. Aangekomen bij de tweede rotonde op de Burgemeester van Woelderenlaan, is verdachte - nog steeds achter de witte Golf rijdend - gekeerd en zo in tegenovergestelde richting weer terug over de Burgemeester van Woelderenlaan in de richting van de Sloeweg gereden. Direct na het keren op die rotonde, wilde verdachte de Golf passeren om naar eigen zeggen zijn eigen weg te kunnen gaan vervolgen. Hij heeft na de rotonde een inhaalactie ingezet, waarna de andere Golf ging versnellen en hij, verdachte, dus ook zijn snelheid moest verhogen om de inhaalactie te kunnen afmaken.
Vrij snel na het afronden van de inhaalactie heeft verdachte het latere slachtoffer mevrouw [slachtoffer 1] waargenomen, die op dat moment voorbij de haaientanden was. Verdachte zat toen al weer op zijn eigen weghelft. Verdachte is er toen vanuit gegaan dat zij haar oversteek zou afronden, is daarop vol op zijn rem gaan staan, heeft bewust naar links gestuurd om haar te ontwijken en zodoende achter haar langs te rijden, maar heeft haar desondanks aan de rechterzijde van haar rolstoel geraakt.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij bekend was met de verkeerssituatie ter plekke, dat hij wist wat de maximale snelheid was en dat hij wist van het bestaan van de oversteekplaatsen op de Burgemeester van Woelderenlaan waar [slachtoffer 1] de weg over wilde steken. Volgens verdachte was op het moment van het ongeval sprake van een rustige verkeerssituatie.
Overwegingen van het hof
Het hof stelt vast dat de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomt met de onderzoeksbevindingen, zoals neergelegd in het dossier. Daaruit blijkt de zeer hoge snelheid (tussen de 147 km/uur en 168 km/uur) die verdachte heeft gereden over een weg waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold, dat verdachte achter een andere VW Golf heeft gereden, dat er sprake was van een rustige verkeerssituatie en dat verdachte een uitwijk- en remmanoeuvre heeft uitgevoerd.
De verklaring van de verdachte dat hij niet op korte afstand achter de andere Volkswagen heeft gereden, wordt door de hiervoor genoemde getuigen weersproken die allen verklaren dat beide auto’s op korte afstand achter elkaar reden en vindt eveneens bevestiging in de bevindingen uit het videofragment, gemaakt vanaf perceel Burgemeester van Woelderenlaan [huisnummer] .
Straatrace
Voor de beoordeling van de vraag of het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen is van belang dat wordt vastgesteld of sprake is geweest van een wedstrijd (straatrace) als bedoeld in artikel 10 WVW.
Artikel 10 WVW houdt voor zover relevant daaromtrent het volgende in:

1. Het is verboden op de weg een wedstrijd met voertuigen te houden of daaraan deel te nemen.

2. Onder wedstrijd wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan elk rijden met voertuigen ter vaststelling of vergelijking van prestaties (…)..

Dit artikel beoogt te verbieden om zonder ontheffing deel te nemen aan een georganiseerde wedstrijd tussen voertuigen op de weg. Onder wedstrijd wordt verstaan elk rijden met voertuigen ter vaststelling of vergelijking van prestaties hetzij van de deelnemers, hetzij van de voertuigen, hetzij van onderdelen daarvan, hetzij van bedrijfsstoffen.
In dat kader stelt het hof vooreerst vast dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte met de onbekend gebleven bestuurder van de andere VW Golf afspraken had gemaakt over een onderling te houden straatrace/wedstrijd. Van enige organisatie is niet gebleken. Volgens verdachte is hij vanuit impulsiviteit de andere VW Golf gaan volgen toen hij deze -toevalligerwijs - trof bij de verkeerslichten.
De rechtbank heeft het bestaan van een wedstrijd (straatrace) afgeleid uit de omstandigheid dat verdachte en de bestuurder van de andere VW Golf over een lang traject, bumper aan bumper, met zeer hoge snelheid achter elkaar hebben gereden en dat na het door beiden rondrijden van een rotonde door verdachte een inhaalmanoeuvre werd ingezet. De uiterlijke verschijningsvorm van deze verkeersgedragingen levert naar het oordeel van de rechtbank een competitief rijgedrag en daarmee een straatrace op. De advocaat-generaal heeft de rechtbank in dit oordeel gevolgd.
Het hof volgt de rechtbank daarin niet. De omstandigheid dat twee auto’s over een langer traject met hoge snelheid op korte afstand achter elkaar rijden acht het hof – bij afwezigheid van andere aanwijzingen – onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een “rijden” van voertuigen ter vaststelling of vergelijking van prestaties en daarmee dus van een wedstrijd als bedoeld in artikel 10 WVW. Daarbij betrekt het hof dat afgezien van het achter elkaar aan rijden met hoge snelheid niet gebleken is dat de auto’s herhaaldelijk en of over een langer stuk naast elkaar hebben gereden, elkaar probeerden af te snijden, of elkaar meerdere keren hebben ingehaald. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat sprake is geweest van één voltooide inhaalactie door de verdachte, voorafgaand aan het verkeersongeval.
Wel acht het hof bewezen dat verdachte en de bestuurder van de andere VW Golf over een langer traject, over de Burgemeester van Woelderenlaan, eerst in de richting van de Bachlaan, en daarna weer terug over dezelfde weg richting de Sloeweg, met hoge snelheden dicht achter elkaar aanreden, waarbij verdachte zijn rijgedrag, zo blijkt uit zijn eigen verklaring, voorafgaand aan het ongeval liet beïnvloeden door het rijgedrag van de bestuurder van de andere VW Golf, omdat de verdachte tijdens zijn inhaalmanoeuvre extra is gaan versnellen omdat de andere bestuurder ging versnellen. Echter levert dit, naar het oordeel van het hof, nog niet de situatie op zoals omschreven in artikel 10 WVW.
Doodslag
Ten aanzien van de vraag of de verkeersgedraging van verdachte doodslag oplevert, zoals de advocaat-generaal heeft gesteld, overweegt het hof als volgt.
Noch uit de verklaring van de verdachte, noch anderszins, blijkt dat de verdachte het oogmerk had iemand om het leven te brengen. Bij deze stand van zaken dient het hof te beoordelen of de verdachte daarop het voorwaardelijk opzet had. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die er (lichtvaardig) van is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld, en dus schuld heeft aan het ongeval, maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Aanmerkelijke kans
Verdachte heeft met een snelheid van tussen de 147 km/uur en 168 km/uur gereden op een weg waar een maximumsnelheid gold van 50 km/uur, daarbij een andere auto op korte afstand volgend. Hoewel het verkeersbeeld rustig was, waren er verkeersdeelnemers aanwezig. Verder waren er op deze weg zowel een fietsoversteekplaats als een voetgangersoversteekplaats aanwezig waarop op ieder moment fietsers dan wel voetgangers, althans kwetsbare deelnemers, konden oversteken, zij het dat deze voorrang hadden te verlenen aan het verkeer op de Burgermeester van Woelderenlaan.
Bij een snelheid als hiervoor genoemd is de kans dat bij een botsing de betreffende verkeersdeelnemer zou komen te overlijden aanmerkelijk te noemen.
Bewuste aanvaarding
De advocaat-generaal heeft betoogd dat verdachte willens en wetens voormelde aanmerkelijke kans heeft aanvaard door dusdanig hard te rijden dat verdachte zich daardoor in een situatie heeft gebracht waarin hij niet meer kon reageren op het oversteken van de kwetsbare verkeersdeelnemer, in dit geval [slachtoffer 1] .
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment dat hij waarnam dat [slachtoffer 1] overstak, hij direct is gaan remmen, bewust naar links heeft gestuurd en (daarmee) heeft geprobeerd achter haar langs te sturen om haar zodoende te ontwijken.
Voorafgaande hieraan heeft verdachte, zoals hiervoor is vastgesteld, met zeer hoge snelheid achter een andere VW Golf aan gereden en deze vlak voordat hij [slachtoffer 1] waarnam, met een zeer hoge snelheid ingehaald. Het hof is van oordeel dat daaruit volgt dat de verdachte met zijn rijgedrag onaanvaardbare risico’s op een aanrijding of botsing heeft genomen, waarbij dat risico zich ook heeft verwezenlijkt gezien de botsing met [slachtoffer 1] en de aanrijding met het voertuig van [slachtoffer 2] . Dat leidt echter niet zonder meer tot het oordeel dat hij die risico’s ook bewust heeft aanvaard.
Van belang is daarbij dat de verkeerssituatie ter plaatse, zoals dat blijkt uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , op het moment van het ongeval rustig was. Ook de verdachte heeft verklaard dat er volgens hem geen ander verkeer was en hij om die reden dacht dat het (rijden met hoge snelheid) wel kon.
Het hof acht het, gelet op voorgaande, aannemelijk dat de verdachte, zijn stuurmanskunst overschattend, erop rekende dat zijn rijgedrag wel goed zou aflopen. Gelet op die omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen worden dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op doodslag van [slachtoffer 1] , zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval.
Dat is naar het oordeel van het hof hier het geval. Doordat de verdachte de maximumsnelheid fors heeft overschreden is hij in botsing gekomen, met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Uit het uitgevoerde vermijdbaarheidsonderzoek (hof: zie hiervoor) is gebleken dat wanneer verdachte met de toegestane snelheid van 50 km/uur had gereden beide aanrijdingen niet hadden plaatsgevonden.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste, aan opzet grenzende vorm van schuld. Deze zwaarste schuldvorm is als eerste ten laste gelegd en het hof zal dan ook als eerste moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Per 1 januari 2020 is in werking getreden de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” (Stb. 2019, 413). Daarbij heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is thans in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Het hof begrijpt deze bepaling zo, dat hij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
Het hof moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
Het in artikel 5a WVW vervatte verbod is beperkt tot gedragingen in het verkeer die bestaan in het in ernstige mate schenden van “de verkeersregels”. Uit de Memorie van Toelichting op dit wetsvoorstel leidt het hof af dat het gaat om een samenstel van gedragingen. Zoals daarin wordt gesteld gaat het om het begaan van dikwijls aaneengesloten ernstige verkeersovertredingen. Het hof heeft in dit geval al vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid in aanzienlijke mate heeft overschreden. Niet alleen op het moment van het ongeval, maar ook daaraan voorafgaand, namelijk vanaf het moment dat hij de andere VW Golf bij de verkeerlichten trof en hij besloot deze “bij te houden”, heeft verdachte telkens de snelheid aanzienlijk overschreden, waarbij hij eveneens op korte afstand van zijn voorganger heeft gereden. Dit over een langer traject, zowel op de heenweg over de Burgemeester van Woelderenlaan richting Bachlaan, als na het keren bij de rotonde weer over dezelfde weg terug richting de Sloeweg. Herhaaldelijk overschrijden van de maximum snelheid en het dicht op zijn voorganger rijden levert een samenstel van gedragingen op die naar het oordeel van het hof als een samenstel aan overtredingen van verkeersregels kan worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. Dat verdachte op het moment van het ongeval niet meer achter, maar juist (net) voor zijn voorganger reed, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af. Immers, door het daaraan voorafgaande volgen van zijn voorganger, zowel qua route als qua snelheid en het gaan versnellen doordat die voorganger ging versnellen tijdens de ingezette inhaalmanoeuvre, is de verdachte uiteindelijk met de snelheid gaan rijden die ertoe heeft geleid dat het ongeval is ontstaan.
Gelet op voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal van de in artikel 5a, eerste lid, WVW, genoemde verkeersgedragingen.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op
ernstigverkeersgevaarlijk gedrag.
Naar het oordeel van het hof zijn in dit geval verkeersregels in ernstige mate geschonden. Daar waar gereden mocht worden met een snelheid van maximaal 50 km/uur heeft verdachte met een snelheid gereden van tussen de 147 km/uur en 168 km/uur. Uit onderzoek is gebleken dat 5 seconden voordat de verdachte stilstond, het gaspedaal voor 100% werd ingedrukt. Met deze (nagenoeg maximaal haalbare) snelheid, die uitzonderlijk hard voor de situatie ter plaatse moet worden genoemd, moet het voor de overige verkeersdeelnemers onmogelijk zijn geweest om nog te kunnen anticiperen op de verkeerssituatie. Het hof acht voor de vaststelling dat sprake is van een
ernstigeschending eveneens van belang dat in dit geval het complex aan gedragingen in een langer tijdsbestek voorafgaande aan het ongeval is gepleegd.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Het hof is van oordeel dat het rijden met een veel te hoge snelheid zoals waarvan in dit geval sprake is niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Het opzet volgt in dit geval ook uit de eigen verklaring van verdachte dat hij de andere auto bij wilde houden en dat daarbij de maximum toegestane snelheid fors werd overschreden. Uit de wens van verdachte de andere auto te blijven volgen (en deze vlak voor het ongeval ook in te halen) leidt het hof tevens af dat verdachte op korte afstand van die andere auto wilde (blijven) rijden. Daarmee is de opzet op de schending van de verkeersregels gegeven.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht het hof het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1] is overleden.
Dat betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW en dat deze een veroordeling op grond van dit artikel zonder meer zou rechtvaardigen als er geen ongeval zou hebben plaatsgevonden. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
Medeplegen
Hoewel verdachtes rijgedrag mede werd bepaald door het rijgedrag van de bestuurder van de andere VW Golf en dat rijgedrag van verdachte tijdens zijn inhaalmanoeuvre in wisselwerking met het rijgedrag van de bestuurder van de andere VW Golf mede bepalend is geweest voor het plaatsvinden van het ongeval, doordat hij extra is gaan versnellen, acht het hof deze omstandigheid, nu de bestuurder van de andere VW Golf niet gehoord is kunnen worden over zijn beweegredenen, niet voldoende om aan te nemen dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, zoals vereist is voor de bewezenverklaring van medeplegen.
Conclusie
Het hof acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het daarin opgenomen roekeloos rijgedrag bewezen en verwerpt het andersluidende standpunt van de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 juni 2020 in de gemeente Vlissingen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Golf, gekentekend [kentekennummer] ), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Burgemeester van Woelderenlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] werd gedood, door roekeloos, te rijden met een snelheid tussen de 147 km/u en 168 km/u en langere tijd op korte afstand achter de bestuurder van een voertuig (personenauto merk Golf, kenteken onbekend) heeft gereden en hem met hoge snelheid heeft ingehaald en (vervolgens) in aanrijding is gekomen met een andere verkeersdeelnemer, te weten [slachtoffer 1] , en (vervolgens) is gebotst tegen een andere verkeersdeelnemer, te weten [slachtoffer 2] , en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor die [slachtoffer 1] , die zich in een rolstoel op de weg bevond, werd gedood, zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij de bij de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor een periode van 5 jaren.
Het standpunt van de verdediging luidt dat het hof wordt verzocht om – bij bewezenverklaring – op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsman betoogd dat de verdachte zijn rijbewijs hard nodig heeft om te kunnen werken.
Het oordeel van het hof.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een auto roekeloos gedragen. Binnen de bebouwde kom heeft de verdachte met een snelheid van tussen de 147 km/uur en 168 km/uur gereden daar waar een maximumsnelheid van 50 kilometer gold. Hij heeft zich daarbij laten leiden door het rijgedrag van een andere bestuurder.
Nadat hij deze bestuurder met zeer hoge snelheid heeft ingehaald, heeft hij waargenomen dat het latere slachtoffer doende was de weg over te steken. Anticiperend daarop heeft hij een stuurbeweging naar links gemaakt, als gevolg waarvan hij in botsing is gekomen met [slachtoffer 1] . Vervolgens is verdachte in botsing gekomen met de auto van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] is tengevolge van de botsing komen te overlijden. Verdachte heeft door zijn rijgedrag met zeer verstrekkende gevolgen een diepe wond achtergelaten bij de nabestaanden die bij het uitoefenen van het spreekrecht ter terechtzitting uiting hebben gegeven aan hun pijn en verdriet door het gemis van het slachtoffer.
Uit het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 september 2021 blijkt geen relevante recidive ter zake van wegenverkeerwetdelicten. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep berouw getoond en aangegeven dat hij onverantwoord heeft gehandeld en de klok graag zou willen terugdraaien. Ter nagedachtenis van het overleden slachtoffer heeft verdachte zich verbonden aan een stichting die zich via projecten inzet voor de verkeersveiligheid. Met [slachtoffer 2] heeft verdachte een mediationtraject afgerond.
Desondanks is het hof van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft bij de duur daarvan acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld en de gevolgen voor het/de slachtoffer(s). Het hof acht stelt vast dat uit de oriëntatiepunten niet zonder meer een passend uitgangspunt voor de straftoemeting in deze zaak is af te leiden.
Dat komt in de eerste plaats doordat de oriëntatiepunten niet zien op gevallen waarin de schuld bestaat uit roekeloosheid. De hoogste mate van verwijtbaarheid die in de oriëntatiepunten is vermeld is een “zeer hoge mate van schuld”, waarmee niet wordt bedoeld roekeloosheid, zijnde de hoogste mate van schuld.
Als uitgangspunt bij die zeer hoge mate van schuld is vermeld, bij een ongeval met dood tot gevolg, een gevangenisstraf van 8 maanden en een rijontzegging van 3 jaar. Het ligt in de rede om in zaken waarin de schuld bestaat in roekeloosheid, hogere straffen tot uitgangspunt te nemen.
Het gedrag dat tot toepassing van artikel 6 WVW kan leiden, kan vele verschillende vormen aannemen. Dat geldt in het bijzonder voor gevallen waarin de schuld bestaat in roekeloosheid. In de regel zal het daarbij gaan om een samenstel van gedragingen, wat het vergelijken van zaken bemoeilijkt. Door de hiervoor al genoemde wetswijziging is het toepassingsbereik van het roekeloosheidsbegrip bovendien uitgebreid, waardoor er eerder sprake is van roekeloos rijgedrag en meer en diverser verkeersgedrag als roekeloos kan worden aangemerkt dan voorheen het geval was. Bovendien geldt de bewezenverklaarde (voorheen) strafverhogende omstandigheid dat het feit begaan is terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de bij de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate werd overschreden, met ingang van 1 januari 2020 niet meer als strafverzwarend.
In ieder concreet geval dient aldus te worden nagegaan welke mate van ernst aan het verkeersgedrag en de gevolgen daarvan uit een oogpunt van straftoemeting moet worden toegekend. Dit alles meewegende, komt het hof tot een op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10
Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van het bewezenverklaarde en voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 25 januari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De hierna opgenomen paginanummers verwijzen telkens naar het eindproces-verbaal, onderzoek “ [onderzoeksnaam] ”, dodelijk ongeval Vlissingen 16 juni 2020, bestaande uit een drietal ordners met doorlopende paginanummering.
2.Proces-verbaal aanrijding Misdrijf, vermoedelijke toedracht (map 1, p. 2 voorgeleidingspv) en . Forensisch dossier, verkeersongevallenonderzoek/beknopte omschrijving (map 2, P. 234)
3.Proces-verbaal aanrijding Misdrijf, vermoedelijke toedracht (map. 1, p. 3 voorgeleidingspv)
4.Proces-verbaal, Forensisch Onderzoek Plaats Delict (map 2, p. 255 e.v.).
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] door rechter-commissaris op 15 december 2020
6.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] door rechter-commissaris op 14 december 2020
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] door rechter-commissaris op 14 december 2020
8.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek Plaats delict, map 2, p. 285
9.Proces-verbaal Forensische Analyse Snelheid&Impact, map 2, p. 356
10.Forensisch Dossier verkeersongevallenonderzoek, map 2, p. 244 e.v.
11.Proces-verbaal Forensisch Analyse Snelheid&Impact, map 2, p. 357 e.v.
12.Rapport NFI d.d. 8 oktober 2020, p. 25.
13.Proces-verbaal Forensisch Analyse Snelheid&Impact, map 2, p. 357
14.Zie noot 5
15.Zie noot 7
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , map 1, p. 143.
17.Proces-verbaal Forensische Analyse Snelheid&Impact, map 2, p. 355