ECLI:NL:RBOBR:2024:4327
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning WIA-uitkering na intrekking beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet WIA. Verzoeker, die na 104 weken ziekte een aanvraag voor een WIA-uitkering had ingediend, kreeg aanvankelijk geen toekenning. Na een mondelinge tussenuitspraak heeft het UWV echter een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarin werd vastgesteld dat verzoeker met ingang van 26 november 2022 recht heeft op een WIA-uitkering, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Verzoeker trok zijn beroep in, maar vroeg wel om een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Het UWV heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de proceskosten van verzoeker vastgesteld.
De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand begroot op € 1.750,- en de kosten voor medische expertise op € 934,73. Uiteindelijk heeft de rechtbank het UWV veroordeeld tot een totale proceskostenvergoeding van € 2.684,73 aan verzoeker. Deze uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.