Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
[rechthebbende] ,
1.[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2.De feiten
“ [rechthebbende] kwam verward, naïef en verstrooid op ons over.”
“Ik weet dat hij niet thuis is. Had eerder gedacht dat hij thuis was bij jou in jouw moeilijke periode, maar het feesten is toch belangrijker. Ik wil niet geassocieerd worden met dat soort volk, die mijn goede naam en eer aantast en daarnaast kwaadspreekt over me. (…) Dat terzijde; volgens mij was [gedaagde 1] de persoon die jou iedere keer zegt geen geld te hebben en geen loon te hebben, maar intussen 40.000 euro ontvangen heeft van je. En dan te horen dat hij niet voor het geld is met je. In het begin had ik je hier al op geattendeerd lieve [rechthebbende] . Uit de kern van mijn hart hoop ik dat je bewust bent met wie je aan tafel zit in één huis want ik gun jou dit niet, en al helemaal niet na alles wat jij meegemaakt hebt en misbruik wordt gemaakt van jou kwetsbaarheid en emotionele toestand.”
“Nadat ik haar nogmaals had verteld waarom wij met haar alleen wilde spreken en dat de haar vergezellende mannen eventueel als getuige gehoord konden worden hoorde ik dat zij zei dat er geen strafbaar feit was gepleegd. Alles was in overleg en met goedvinden gebeurd. (…) Sinds maart 2022 had zij een bedrijf opgericht samen met [gedaagde 1] (…) Zij vertelde dat ze bijna niet meer kon lopen en dat haar omgeving zich zorgen om haar maakte. Zij heeft toen deze [gedaagde 1] bij haar in huis had genomen. (…) Wij spraken nog kort over het door haar en [gedaagde 1] opgerichte bedrijf waarbij zij zei dat ze het leuk vond om weer wat in auto's te handelen. Haar man had ook altijd in de autohandel gezeten. Inmiddels had zij een aantal auto’s gekocht, maar die stonden nog niet op de zaak. Alle voertuigen stonden op haar naam en de BV was nog leeg. [gedaagde 1] had echter de kentekenbewijzen en de autosleutels en die wilde zij graag terug hebben. (…) De auto's stonden allemaal op de [adres] te [plaats] bij een perceel dat zij ook had gekocht. (…) Wij vertelden haar dat wij via de wijkagent van het politieteam te [plaats] zouden trachten een bemiddeling tot stand te brengen om de autosleutels en kentekenbewijzen van de auto's die op haar naam stonden terug te krijgen.”
6 oktober 2022heeft [rechthebbende] aangifte gedaan. In het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is onder meer vermeld:
“Het ging toen op enig moment niet zo goed met mij. Ik kon slecht lopen en ik zag slecht. Ik heb namelijk iets aan mijn heup en de brillenglazen die ik had waren verkeerd opgemeten. Ik heb toen iemand in huis genomen die op mij kon letten en een beetje verzorging voor mij deed. Zo deed hij bijvoorbeeld mijn schoenen aan. (…) Die persoon die bij mij in huis kwam was [gedaagde 1] . Van juni tot en met september heb ik drie maanden bij de GGZ gezeten. (…) Voordat ik opgenomen werd en [gedaagde 1] wat zorg voor mij deed, had ik een alarmknop om mijn nek hangen. Als ik die activeerde kreeg [gedaagde 1] bericht zodat hij wist dat hij naar mij toe moest komen voor hulp. (…) Ik was opgenomen bij de GGZ in [plaats] . Ik heb toen één keer telefonisch contact met
: “Hoe is het? Ik zou het fijn vinden dat je samen Met [gedaagde 1] , even bij te praten! Er is zo veel gebeurd waar ik niks van wist! En helemaal geen contact mocht hebben met jullie !”
“A: Ik heb [gedaagde 1] en [gedaagde 2] allebei een auto cadeau gedaan en die hebben zij op hun eigen naam over geschreven. Die stonden eerst op mijn naam, maar zij hebben die auto's van mij gekregen en zij mochten die van mij op hun eigen naam zetten. Ik gun die jongens de hele wereld.
[B]verhoord. In het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is onder meer vermeld:
V= vraag verbalisant; A= antwoord getuige
[gedaagde 1]op het politiebureau in [plaats] verhoord. In het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is onder meer vermeld:
V= Vraag verbalisanten; A= Antwoord verdachte; O = Opmerking verbalisant; R = Raadsman (…)
.
[gedaagde 2]op het politiebureau in [plaats] verhoord. In het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is onder meer vermeld:
V= vraag verbalisanten; A= antwoord verdachte; O = Opmerking verbalisant; R = Raadsman (…)
“V= vraag verbalisant; A= antwoord aangeefster; O = opmerking verbalisant; Adv= opmerking/vraag advocaat
Dat klinkt vreemd, maar op een of andere manier nam [rechthebbende] wel de leiding, haar wil was wet en nee nam ze niet aan. Het begon mij wel duidelijk te worden waarom zij weinig contacten had. (…) Ik was wel verbaasd dat zij na het overlijden van [A] bij [F] verbleef. [F] was volgens [rechthebbende] een oude jeugdliefde dus in de avonden nodigde [rechthebbende] mij uit bij [F] thuis om mee te eten. [F] kon dit niet altijd waarderen Zeker niet als zij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook uitnodigde. Mede omdat [rechthebbende] een goede vriend van [F] [I] de deur had uitgewerkt Hij kwam teveel! en zij had ook al dikke ruzie met de dochter van [F] . Dit was de reden dat [rechthebbende] weer verkaste naar haar eigen woning in [plaats] . Niettemin bleef zij [F] wel uitnodigen voor bij haar thuis of uit gaan eten maar dat werd wel minder En draaide steeds vaker op fikse ruzie uit
3.Het geschil
4.De beoordeling
contant geld– nodig had, zij naar hem een bedrag overmaakte, en dat hij dan geld aan haar gaf, zoals dat het geval was op 25 juni 2022 met het bedrag van € 18.392,32. Ook dit is door de bewindvoerster niet weersproken. De rechtbank neemt daarom aan dat een deel van het bedrag van € 43.042,32 ten behoeve van [rechthebbende] naar [gedaagde 1] is overgemaakt. Gelet op het voorgaande, oordeelt de rechtbank dat de bewindvoerster onvoldoende heeft onderbouwd dat het bedrag van € 43.042,32, dan wel een deel daarvan, zonder rechtsgrond naar de bankrekening van [gedaagde 1] is overgemaakt. Dat betekent dat de primaire vordering onder I wordt afgewezen.
de [auto 2] met [gedaagde 1]en vernietiging van de op 1 juni 2022 gesloten mondelinge schenkingsovereenkomst betreffende
de [auto 1] met [gedaagde 2]vanwege
misbruik van omstandigheden, legt de bewindvoerster het volgende ten grondslag. Na het overlijden van haar echtgenoot ontwikkelden zich bij [rechthebbende] ernstige psychische problemen. Juist op het moment dat betrokkene zich in een neerwaartse spiraal bevond, aanvang 2022, verschenen gedaagden ten tonele. Vervolgens gleed [rechthebbende] verder af, op grond waarvan familie en vrienden trachtten haar tot inzicht te laten komen. Dat lukte familie en vriendenkring niet. Inmiddels maakten ook de wijkagent en personen in de directe omgeving van [rechthebbende] zich
op 4 mei 2022in de garage van [C] . Uit die verklaringen leidt de rechtbank af dat [rechthebbende] op die dag met betrekking tot de [merk auto] een schenkingsaanbod heeft gedaan aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] en dat zij dat aanbod niet hebben afgewezen, maar juist hebben aangenomen. De foto’s waarop [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de garage van [C] poseren naast de [merk auto] zijn wat dat betreft beeldend (productie 5 bij conclusie van antwoord).
bij, respectievelijk
na, haar opname in het GGZ op 6 juni 2022 – en dus na 4 mei 2022 – zijn gesteld. Er zijn geen medische verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat [rechthebbende] vóór 6 juni 2022 psychische problemen had. Het is dan de vraag of gedaagden toch wisten of hadden moeten begrijpen dat de geestestoestand van [rechthebbende] niet goed was toen zij op 4 mei 2022 de [merk auto] aan hen schonk. [rechthebbende] heeft zelf tijdens de verhoren op 6 oktober 2022 en op 28 november 2022 verklaard dat mensen zich zorgen maakten om haar fysieke toestand, omdat zij slecht zag en niet goed kon lopen in verband met haar heup. Zij heeft het niet over psychische problemen. [H] heeft bij de politie verklaard dat hij redelijk snel na het overlijden van de echtgenoot van [rechthebbende] een verandering bij [rechthebbende] zag, in die zin dat zij bang werd en dacht dat zij achtervolgd werd. Volgens de verklaring van [B] werd [rechthebbende] daadwerkelijk gevolgd, namelijk door [F] . Uit de verklaringen van [gedaagde 1] en [B] volgt dat [rechthebbende] na het overlijden van haar man inderdaad bang en eenzaam was, maar niet dat dit het gevolg was van een abnormale geestestoestand van [rechthebbende] . Het is niet onbegrijpelijk dat na een lang huwelijk de langstlevende overblijvende partner bang en eenzaam is. Dit duidt op zichzelf nog niet op een abnormale geestestoestand.