ECLI:NL:RBOBR:2024:4321

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
C/01/398660 / HA ZA 23-728
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van schenkingsovereenkomsten en onverschuldigde betalingen in het kader van een beschermingsbewind

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de bewindvoerster van [rechthebbende] vorderingen ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft de vraag of er sprake is van onverschuldigde betalingen en of schenkingsovereenkomsten vernietigd moeten worden op grond van misbruik van omstandigheden. De bewindvoerster stelt dat [rechthebbende], een oudere vrouw, onder invloed van haar kwetsbare geestelijke toestand aanzienlijke bedragen en kostbare auto’s heeft geschonken aan de gedaagden, die relatief jonger zijn en met wie zij een relatie heeft opgebouwd na het overlijden van haar echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewindvoerster onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagden misbruik hebben gemaakt van de omstandigheden van [rechthebbende]. De rechtbank oordeelt dat de overboekingen van in totaal € 43.042,32 niet als onverschuldigde betalingen kunnen worden gekwalificeerd, omdat deze deels als vergoeding voor diensten zijn gedaan. De vorderingen tot vernietiging van de schenkingsovereenkomsten worden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de gedaagden niet wisten of behoorden te begrijpen dat [rechthebbende] in een abnormale geestestoestand verkeerde op het moment van de schenkingen. De rechtbank wijst de vorderingen van de bewindvoerster af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/398660 / HA ZA 23-728
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[eiseres] ,
h.o.d.n. [bedrijfsnaam eiseres] ,
in hoedanigheid van bewindvoerster in het beschermingsbewind van
[rechthebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] (gemeente [gemeente] ),
eisende partij,
hierna te noemen: de bewindvoerster,
advocaat: mr. P.L.M.F. Roosendaal,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen ook te noemen: gedaagden,
advocaat: mr. J.P. van Mulken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 13,
- de akte overlegging producties 14 tot en met 18 van de bewindvoerster,
- de conclusie van antwoord met de producties 1 tot en met 15,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties 16 tot en met 18 van gedaagden,
- de akte overlegging producties 19 tot en met 29 van de bewindvoerster,
- de mondelinge behandeling van 20 juni 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [rechthebbende] (hierna: ‘ [rechthebbende] ’ en ook ‘ [rechthebbende] ’), is geboren op [geboortedatum 1] 1954. Zij en haar echtgenoot, [A] , hadden een tankstation en handelden in auto’s. [A] is op [overlijdensdatum] 2021 overleden.
2.2.
In januari 2022 zijn [gedaagde 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1992, en [gedaagde 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1993, met [rechthebbende] in contact gekomen via de heer [B] (hierna: [B] ), een wederzijdse kennis.
2.3.
Op 31 maart 2022 is een bedrag van € 3.400,00 overgeboekt van een bankrekening van [rechthebbende] naar een bankrekening van [gedaagde 1] .
2.4.
Op 12 april 2022 heeft notaris mr. [notaris] een akte opgemaakt van de leningsovereenkomst waarbij [rechthebbende] een bedrag van € 250.000,00 heeft geleend aan [B] . [B] heeft dit bedrag op 30 januari 2022 van [rechthebbende] te leen ontvangen.
2.5.
Op 3 mei 2022 is een bedrag van € 10.000,00 overgeboekt van een bankrekening van [rechthebbende] naar een bankrekening van [gedaagde 1] .
2.6.
Op 4 mei 2022 heeft [rechthebbende] bij [C] in [plaats] een tweedehands [auto 1] met kenteken [kenteken 1] gekocht voor een bedrag van € 116.145,00 (hierna: de [auto 1] ) en een tweedehands [auto 2] met kenteken [kenteken 2] (hierna: de [auto 2] ) voor een bedrag van € 142.000,00 (€ 74.000,00 plus een ingeruilde [merk auto] ter waarde van € 68.000,00). Beide auto’s zijn op naam gesteld van [rechthebbende] .
2.7.
De politie kreeg op 18 mei 2022 een melding van een verdachte situatie in [plaats] in die zin dat een oudere vrouw producten zou kopen voor een jongere man. De politie is ter plaatse gegaan en trof bij een tankstation [rechthebbende] en [gedaagde 2] aan. In het proces-verbaal van bevindingen van 3 augustus 2022 is onder meer vermeld:
“ [rechthebbende] kwam verward, naïef en verstrooid op ons over.”
2.8.
Op 23 mei 2022 hebben [gedaagde 1] en [rechthebbende] (middels [D] B.V.) bij akte, verleden door notaris mr. [notaris] , de vennootschap [E] B.V. opgericht. In artikel 2.2 onder a van de akte staat vermeld dat het doel van de vennootschap is het in- en verkopen van nieuwe en gebruikte auto's, het onderhouden en repareren van auto's en het huren en verhuren van auto's.
2.9.
Op 30 mei 2022 om 14:55 uur is de [auto 2] op naam van [gedaagde 1] gesteld.
2.10.
Op 1 juni 2022 om 01:24 uur is de [auto 1] op naam van [gedaagde 2] gesteld.
2.11.
Op 3 juni 2022 is een bedrag van € 10.000,00 overgeboekt van een bankrekening van [rechthebbende] naar een bankrekening van [gedaagde 1] .
2.12.
[gedaagde 2] heeft op 3 juni 2022 een WhatsAppbericht naar [rechthebbende] gestuurd met de volgende inhoud:
“Ik weet dat hij niet thuis is. Had eerder gedacht dat hij thuis was bij jou in jouw moeilijke periode, maar het feesten is toch belangrijker. Ik wil niet geassocieerd worden met dat soort volk, die mijn goede naam en eer aantast en daarnaast kwaadspreekt over me. (…) Dat terzijde; volgens mij was [gedaagde 1] de persoon die jou iedere keer zegt geen geld te hebben en geen loon te hebben, maar intussen 40.000 euro ontvangen heeft van je. En dan te horen dat hij niet voor het geld is met je. In het begin had ik je hier al op geattendeerd lieve [rechthebbende] . Uit de kern van mijn hart hoop ik dat je bewust bent met wie je aan tafel zit in één huis want ik gun jou dit niet, en al helemaal niet na alles wat jij meegemaakt hebt en misbruik wordt gemaakt van jou kwetsbaarheid en emotionele toestand.”
2.13.
Op 6 juni 2022 is [rechthebbende] door middel van een rechterlijke machtiging opgenomen in een GGZ-instelling.
2.14.
Op 18 juni 2022 is een bedrag van € 1.000,00 overgeboekt van een bankrekening van [rechthebbende] naar een bankrekening van [gedaagde 1] .
2.15.
Op 25 juni 2022 is een bedrag van € 18.392,32 overgeboekt van een bankrekening van [rechthebbende] naar een bankrekening van [gedaagde 1] .
2.16.
Op 11 juli 2022 is een bedrag van € 250,00 overgeboekt van een bankrekening van [rechthebbende] naar een bankrekening van [gedaagde 1] .
2.17.
[rechthebbende] is op 20 juli 2022 onder bewind gesteld.
2.18.
Op 3 oktober 2022, nadat [rechthebbende] was ontslagen uit de kliniek waar zij was opgenomen, heeft haar bewindvoerder contact opgenomen met het politiebureau. [rechthebbende] is die dag, vergezeld door de heren [F] en [G] , naar het politiebureau in [plaats] gegaan. In het proces-verbaal van bevindingen van het gesprek met [rechthebbende] is onder meer opgenomen:
“Nadat ik haar nogmaals had verteld waarom wij met haar alleen wilde spreken en dat de haar vergezellende mannen eventueel als getuige gehoord konden worden hoorde ik dat zij zei dat er geen strafbaar feit was gepleegd. Alles was in overleg en met goedvinden gebeurd. (…) Sinds maart 2022 had zij een bedrijf opgericht samen met [gedaagde 1] (…) Zij vertelde dat ze bijna niet meer kon lopen en dat haar omgeving zich zorgen om haar maakte. Zij heeft toen deze [gedaagde 1] bij haar in huis had genomen. (…) Wij spraken nog kort over het door haar en [gedaagde 1] opgerichte bedrijf waarbij zij zei dat ze het leuk vond om weer wat in auto's te handelen. Haar man had ook altijd in de autohandel gezeten. Inmiddels had zij een aantal auto’s gekocht, maar die stonden nog niet op de zaak. Alle voertuigen stonden op haar naam en de BV was nog leeg. [gedaagde 1] had echter de kentekenbewijzen en de autosleutels en die wilde zij graag terug hebben. (…) De auto's stonden allemaal op de [adres] te [plaats] bij een perceel dat zij ook had gekocht. (…) Wij vertelden haar dat wij via de wijkagent van het politieteam te [plaats] zouden trachten een bemiddeling tot stand te brengen om de autosleutels en kentekenbewijzen van de auto's die op haar naam stonden terug te krijgen.”
2.19.
Op
6 oktober 2022heeft [rechthebbende] aangifte gedaan. In het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is onder meer vermeld:
“Het ging toen op enig moment niet zo goed met mij. Ik kon slecht lopen en ik zag slecht. Ik heb namelijk iets aan mijn heup en de brillenglazen die ik had waren verkeerd opgemeten. Ik heb toen iemand in huis genomen die op mij kon letten en een beetje verzorging voor mij deed. Zo deed hij bijvoorbeeld mijn schoenen aan. (…) Die persoon die bij mij in huis kwam was [gedaagde 1] . Van juni tot en met september heb ik drie maanden bij de GGZ gezeten. (…) Voordat ik opgenomen werd en [gedaagde 1] wat zorg voor mij deed, had ik een alarmknop om mijn nek hangen. Als ik die activeerde kreeg [gedaagde 1] bericht zodat hij wist dat hij naar mij toe moest komen voor hulp. (…) Ik was opgenomen bij de GGZ in [plaats] . Ik heb toen één keer telefonisch contact met
[gedaagde 1] gehad. Ik mocht daar geen bezoek ontvangen. Volgens mij had ik [gedaagde 1] gebeld. (…) Nadat ik was opgenomen en tot op nu heb ik geen contact meer gehad met die [gedaagde 2] . (…) [gedaagde 2] heeft ook een auto van mij. Dat is een [auto 1] . Het kenteken daarvan is [kenteken 1] . Dat is een [kleur 1] kleur. Ik weet niet meer precies wanneer ik die [auto 1] gekocht heb. Ik dacht in maart of zo. [gedaagde 2] wilde die auto graag hebben, ik heb hem gekocht, maar hij kreeg de financiering niet rond. Die auto kostte 100.000 euro. Die auto is gekocht bij [C] te [plaats] . Ik heb die auto betaald, dat is ook via de bank gegaan, en heb die auto aan [gedaagde 2] meegegeven. Die auto staat volgens mij op zijn naam maar dat weet ik niet zeker. Hij staat in ieder geval niet meer op mijn naam. Ik had de papieren van die auto bij mij thuis liggen maar die hebben ze in de tussentijd meegenomen. Hij zou de financiering doen en dan zou ik het hele bedrag krijgen. Ik heb geen geld van hem gekregen. Hij heeft ook geen delen betaald en heb in het geheel geen geld voor die auto ontvangen. Ik heb geen toestemming gegeven om die auto van mijn naam op zijn naam te zetten. (…) Naast deze auto ben ik nog een auto kwijt. Dat is ook een [auto 2] . Het kenteken van deze [auto 2] is [kenteken 2] . Dit is een [auto 2] in de kleur [kleur 2] . Ik had deze auto gekocht als voorraadauto omdat ik een autobedrijf was begonnen. (…) Het pand aan de [adres] is een woning en een bedrijfspand in een. Er wonen daar geen mensen. Alle auto's die ik op mijn naam had gekocht voor de handel heb ik daar gestald. Vanuit de handelsvoorraad is [gedaagde 1] met de hiervoor genoemde [auto 2] gaan rijden. (…) Die [auto 2] staat niet meer op mijn naam. Toen ik bij de GGZ is deze van mijn naam af gegaan. Ik weet niet op wiens naam hij nu staat maar hij heeft wel even op naam van [gedaagde 1] gestaan. Wellicht weet [G] dat wel. De aankoop is door mij gedaan maar daar was [gedaagde 1] wel bij. Wij voerden bij [C] samen het gesprek met de verkoper. Ik heb volgens mij ongeveer 75.000 euro voor die auto betaald. Ik heb [gedaagde 1] geen toestemming gegeven om de auto op zijn naam te zetten. Het is 's nachts gebeurd en dat kun je ook zien. (…) Zoals ik eerder vertelde heb ik het pand aan de [adres] in mijn bezit. Daar staan ongeveer 15 auto's die ik had gekocht om als voorraad voor de zaak te nemen. Ik heb de sleutels en de kentekenbewijzen van die auto's niet in mijn bezit. Deze heeft [gedaagde 1] . (…) Ik heb zelf geen contact opgenomen met [gedaagde 1] om die kentekenbewijzen en autosleutels terug te krijgen.”
2.20.
Justitie heeft de [auto 2] en de [auto 1] op 14 oktober 2022 in beslag genomen.
2.21.
[rechthebbende]heeft op 9 november 2022 naar [gedaagde 2] geappt
: “Hoe is het? Ik zou het fijn vinden dat je samen Met [gedaagde 1] , even bij te praten! Er is zo veel gebeurd waar ik niks van wist! En helemaal geen contact mocht hebben met jullie !”
2.22.
[rechthebbende]heeft op 28 november 2022 nog een verklaring afgelegd op het politiebureau. In het proces-verbaal van verhoor daarvan is onder meer het volgende vermeld (V = vraag verbalisant; A = antwoord aangeefster):
“A: Ik heb [gedaagde 1] en [gedaagde 2] allebei een auto cadeau gedaan en die hebben zij op hun eigen naam over geschreven. Die stonden eerst op mijn naam, maar zij hebben die auto's van mij gekregen en zij mochten die van mij op hun eigen naam zetten. Ik gun die jongens de hele wereld.
V. U weet wat de waarde is van die auto's?
A: Ja hoor de ene een ton en de andere 75.000 euro. Als de dealer zegt dat er een auto is
ingeruild kan ik u verklaren dat dat niet het geval is.
V: Waarom zette u de auto's niet meteen op hun naam dan?
A: [gedaagde 2] wilde een financiering en later zou die dan op zijn naam worden gezet worden. Die
jongens waren zo gelukkig dus ik heb ze die auto's gegeven.
V. Wat voor afspraken maakte u over de financiering met [gedaagde 2] ?
A: Hij zou 60.000 euro kunnen krijgen, maar toen heb ik gezegd dat het niet hoefde omdat
ik hem ook de hele wereld gun. (…)
V: U hebt eerder verklaard, dat [gedaagde 1] mogelijk in het bezit was van uw Digidcode. Bedoelt
u daarmee de 5 cijferige code om in de Digid app te komen ?
A: Ja. [gedaagde 1] regelde alles. Hij had ook mijn bankpas. Ik zag niet goed en kon niet goed
lopen dus ook de boodschappen moest hij doen. Die jongen was een half jaar bij mij in
huis. Hij is goudeerlijk. Hij vindt het verschrikkelijk wat er met mij gebeurt.
V: Bedoelt u de opname bij de GGZ?
A: Ja. (…)
V: Kende [gedaagde 1] de inlogcode van uw telefoon en/of Ipad ?
A: Ja, die kende hij ook.
V: De nieuwe tenaamstellingscode's zijn door [gedaagde 1] aangevraagd, hoe kan dat als die
papieren bij u in de map zaten?
A: Dat mocht hij gewoon van mij. Ze mochten gewoon mijn DigiD gebruiken op mijn
telefoon. Hij mocht mijn rijbewijs en bankpas ook gewoon gebruiken. Hij had die gewoon in
zijn bezit.
V: Hoe zit het met de verzekeringen van die auto's?
A: Ik heb ze aangemeld bij de verzekering. Ze waren verzekerd.
V: Waarom is de [auto 2] van [gedaagde 1] op naam gezet van [B] ?
A: In verband met zijn uitkering.
V: Met gebruikmaking van uw identiteit (Digid) zijn bij de RDW beide kentekens van de
[auto 1] en [auto 2] overgeschreven op naam van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
U hebt eerder verklaard, dat dit is gebeurd zonder uw toestemming. Doet u hierbij ook
aangifte van misbruik van uw identiteit om deze overschrijving te doen ?
A: Nee dat doe ik niet want ik heb overal toestemming voor gegeven.”
2.23.
Op 24 november 2022 heeft de politie
[B]verhoord. In het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is onder meer vermeld:

V= vraag verbalisant; A= antwoord getuige
A: Toen [A] is overleden kwam [rechthebbende] mij opzoeken in de winkel. (…) Op enig moment kwam zij bij mij in de winkel en vroeg mij hulp. Ze was eenzaam. De laatste jaren was hun huwelijk niet echt goed meer. (…) [rechthebbende] had het erg zwaar. Ze vroeg of ze bij mij langs kon komen. Ik zei dat dat goed was en zo is het begonnen. Ze zat bijna dagelijks bij ons. Bij ons is het gezellig. Ik vond het ook wel prima. (…) Toen zei ze dat ze niet meer alleen thuis durfde te zijn. (…) Ze zei dat ze gevolgd werd en dat was ook zo, [F] volgde haar, [F] was jaloers. (…) Ik denk dat [rechthebbende] de gezelligheid bij mij zag en dat ook wilde. [rechthebbende] heeft ook geen kinderen. Bij [rechthebbende] thuis kwam ook niemand, dat wilde [A] niet. Ze hadden geen vrienden, alleen maar de zaak. (…)
V: Wat doet [gedaagde 1] concreet voor [rechthebbende] ?
A: Koken, de hut bijhouden, vermaken, chauffeuren overal mee naar toe waar zij heen wil
V: En financieel?
A: Zij vertrouwt [gedaagde 1] 100% en dat komt ook door mij, ik heb haar gezegd dat hij 100% te vertrouwen is. Dat komt door zijn geloof. Hij zal echt niets wegnemen. [rechthebbende] introduceerde hem bij de "rijke" van [plaats] als het ware. Die jongen kwam in een heel nieuwe wereld Ook kocht ze kleren voor hem, maar laat dat lekker, ze wilde dat zelf graag.
V En [gedaagde 2] ?
A: [gedaagde 2] ging [gedaagde 1] wel eens gezelschap houden in [plaats] bij [rechthebbende] . Ik ging ook vaker mee. dan was het gezellig. Ik nam de gezelligheid dan mee door andere bewoners mee te nemen. (…)
V: Wat kun je vertellen over de [auto 2] met kenteken [auto 2]
A: Is dat de [kleur 3] ? Die staat op mijn naam. Die is van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] had met [rechthebbende] een B.V. Die jongens hadden het er al vaker over dat [rechthebbende] hen een auto cadeau wilde doen. Ik zei tegen [rechthebbende] dat dat niet hoefde. [rechthebbende] wilde dat. Ik zei haar nog goed na te denken. (…) Ik voelde dat ik mij er niet mee mocht bemoeien. Ik ben toen mee naar de garage gegaan met [rechthebbende] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Ik zei weer dat ze beter haar schoonzus kon helpen, maar zij wilde perse auto's kopen voor de jongens.
Ze heeft toen 2 [merk auto] gekocht en [gedaagde 2] en [gedaagde 1] cadeau gedaan.
V Volgens onze informatie is dit voertuig zonder toestemming van [rechthebbende] op 30 mei 2022 op naam gesteld van [gedaagde 1] . Wat kun jij hierover vertellen?
A: Ze heft dit 100% zeker zelf gewild. Ze heeft die auto’s de jongens geschonken. Ik kan jullie de foto’s en de filmpjes laten zien dat het zo is. Ik zal de foto’s naar je toe mailen.
V: Vervolgens zou voor dit voertuig op 30 juni 2022 een vervangende tenaamstellingscode zijn aangevraagd door [gedaagde 1] . Waarna deze op jouw naam werd overgeschreven. Wat kun je hierover verklaren?
A: Hij kon hem niet verzekeren omdat hij ooit een auto heeft gehad die was afgebrand. Hij kreeg geen verzekering. [gedaagde 1] deed alles. [gedaagde 1] maakte ook die 250.000 euro naar mij over, gewoon waar iedereen bij zat zei ze dan: maak jij die 250.000 euro over. Dat moest dan per 50.000 euro gebeuren. [gedaagde 1] is gewoon 100% te vertrouwen, dat weet [rechthebbende] ook
V: Wie heeft de [merk auto] in gebruik?
A [gedaagde 1] (…)
O: Getuige wist niet dat [rechthebbende] aangifte had gedaan van verduistering van de [merk auto] . Door ons werd hem dat medegedeeld.
A. Dit snap ik echt niet, ze zit elke dag bij ons binnen. Ik dacht dat het van [F] afkwam of van die autodealer, hoe heet hij ook alweer. Ik kan niet voorstellen dat [rechthebbende] dit heeft verklaart Ik begrijp haar schreeuw om aandacht, maar dit snap ik niet. Die auto's zijn geschonken, zo is het. Zij voelde zich er goed bij. Zij wilde die jongens vreselijk blij maken.”
2.24.
Op 29 december 2022 is
[gedaagde 1]op het politiebureau in [plaats] verhoord. In het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is onder meer vermeld:

V= Vraag verbalisanten; A= Antwoord verdachte; O = Opmerking verbalisant; R = Raadsman (…)
V: Kun jij me er alles over vertellen hoe je [rechthebbende] hebt leren kennen?
A: Uh dat kan ik, nou [rechthebbende] kwam bij [B] in de winkel. (…) Zij had ons toen uitgenodigd om bij haar te komen. Ze had [B] uitgenodigd om met mij bij haar te komen.
V: Wanneer was dit?
A: Begin dit jaar.
V: Wat was de reden dat jij ook werd uitgenodigd?
A: De reden bleek daarna te zijn dat ze zich eenzaam voelde en bang. En het was altijd goed als er mensen bij waren, bij haar?
V: Eenzaam en bang?
A: Ja ze was met haar man samen. Daar werkte ze ook mee. 50 jaar lang. Die zaten 24 uur per dag met elkaar. Dus begrijp dat wel.
V: Wat maakt haar specifiek bang?
A: Eenzaamheid geeft denk geen zelfvertrouwen. Ze woont in een groot huis, je hoort af en toe wel wat kraken. (…)
A: We kwamen in eerste instantie voor de gezelligheid. Ze verbleef ook bij [F] in [plaats] . Toen wilde ze niet meer in [plaats] wonen. Omdat ze zich in [plaats] thuis voelde, het was haar huis. Maar [F] wilde niet met haar mee. Ze vroeg of ik mee wilde naar [plaats] . Ik dacht ja is goed. Maar niet dat ik daar constant zou zijn. Maar dat gebeurde wel door haar eigen sterke wil. Ik heb ook lang op de bank geslapen daar, wel vermoeiend hoor.
V: Hoe lang heb je bij haar gewoond?
A: Tot juni ongeveer. Ze ging GGZ in en ze wilde perse dat ik in haar huis bleef om voor haar twee katjes te zorgen. En een mand later werd ik eruit gezet. (…)
V: Wat weet jij over haar psychische toestand?
A: Eerlijk gezegd ken ik haar hoe zij is. Ze is eigenlijk nooit veranderd in het doen en laten, wat dan ook. Verder ben ik ook geen psycholoog
V: Hoe deed zij dan?
A: Ze heeft een sterke eigen wil. We moesten altijd op haar wachten tot ze klaar was als we uit eten zouden gaan. Beetje dat gedrag van ik zeg het en jullie doen het. Ik snap ook wel, net je man verloren, ook goed maar op een gegeven moment moet dat ook minderen
V: Wat mankeerde zij toen ze werd opgenomen?
A: Geen idee. Ik was contactpersoon van haar in het begin. Ik ben toen 2 keer op bezoek geweest. Drie dagen erna kwam de rechter, die had een uitspraak gedaan en sindsdien werd ik buitengesloten.
V: Nu achteraf zeg maar. Heb jij enig idee wat ze psychisch mankeerde?
A: Ik weet het echt niet. Ze had een keer 112 gebeld voor zichzelf, ambulance, dat ze zich benauwd voelde. Die hebben haar gecheckt, maar was niks aan de hand geweest. Verder heb ik niets meegekregen. (…)
A: Nee dat was de eerste keer.
V: Wat kun je vertellen over de periode dat [rechthebbende] gedwongen was opgenomen bij de GGZ, je verklaart wel dat je tot een zekere hoogte financieel afhankelijk was van haar. Wat betekende dit voor jou?
A: Ja ik vond het voor haar klote. Maar ze wilde dat ik afhankelijk bleef van haar. Ze wilde niet dat ik iets anders ging doen. Dat kon of mocht niet. Ze heeft de notaris gebeld dus zodoende.
V: Waaruit bleek dat?
A: Ik moest er constant voor haar zijn, ergens anders zijn mocht niet.
V: Hoe is het gegaan in de periode toen ze opgenomen was, financieel gezien voor jou?
A: Ik had geld van haar gekregen en dat was niet gelijk op dus ik had nog wel een beetje. (…)
V: Heeft ze schenkingen naar jou gedaan?
A: Ja
V: Dat is dan uiteindelijk die 30.000 euro dat je zei.
A: Ja klopt. Met dat geld dat ze mij heeft gegeven heb ik ook dingen voor haar gekocht. Bijvoorbeeld een föhn van 300 euro. Tanken, algemene dingen. Etentjes tussendoor ook zeker.
V: Uit financieel onderzoek blijkt dat je ongeveer 40.000 euro aan schenkingen hebt ontvangen. Wat kun je hierover zeggen?
A: Ja kan, dat weet ik niet. Moet ik even kijken.
V: Waarom was dit?
A: Ja vanwege omdat ik op een gegeven moment geen uitkering kreeg, geen inkomsten bron had. Ik kon nergens heen en ik moest afhankelijk van haar zijn. Volgens mij was het een soort seintje van ik moet je tevreden houden. Ik moest sowieso iets doen. Of ik nou bij haar was of ergens anders, het maakte mij niet uit.
V: Wie heeft die schenkingen overgemaakt?
A: Zij zelf. (…)
V: Welke auto?
A: De [auto 2] .
V: Wat kostte die auto?
A: Toen 140.000 euro. Alleen we zijn bij het bedrijf geweest, zij was blijkbaar al langer op zoek naar een auto en zij kocht die auto's. Ik was erbij, zij was erbij en die medewerkers. Ik zou het geld overmaken. Ze kwam blijkbaar te kort en toen heeft ze een auto van haar erbij ingeruild. Ik zei toen van "laat maar zitten" maar zij wilde dat toen toch doen. (…)
V: Wat vind je ervan dat je die schenkingen van haar hebt gehad, auto van ongeveer 140.000 euro en 40.000 euro aan gewoon geweld[bedoeld zal zijn ‘geld’, toevoeging van de rechtbank]
.
A: Ja klopt, ik wist niet wat ik mee maakte. Heel apart, nog nooit gehad. Ik weet niet wat ik ervan moet maken. Dit is het raarste jaar dat ik ooit heb meegemaakt. (…)
V: Ze verklaarde dat ze een [auto 2] voorzien van kenteken [kenteken 2] had gekocht voor ongeveer 75.000 euro, plus een inruil van een ander voertuig, en dat jij hierin zou rijden, maar het voertuig wel op haar naam zou staan. Wat kun je hierover verklaren? (…)
A: Dat ik de auto op mijn naam moest zetten omdat de auto was geschonken aan mij. Dat heeft ook een tijdje geduurd. Ik heb het nooit zo gehad en ik wilde overal helemaal zeker van zijn. Uiteindelijk was ik dat ook want ik heb alles samen met haar gedaan.
V: Ze verklaarde dat dit kenteken net voordat ze gedwongen opgenomen werd, zonder haar
toestemming werd overgeschreven op jouw naam. Vertel eens?
A: Nee, dat kan niet. Dat heb ik namelijk samen met haar bij haar thuis gedaan.
V: Hoe is gegaan toen?
A: Zij heeft die auto specifiek voor mij gekocht. Dat heeft ze honderd miljoen keer gezegd.
Uiteindelijk wilde ze dat ik de auto op mijn naam zou zetten. Dat heb ik uit voorzorg niet gedaan omdat ik dacht "wat is dit"? Uiteindelijk bleef ze doordrammen om de auto op mijn naam te zetten en uiteindelijk hebben we dat toch gedaan. Ik heb nog nooit zo'n duur geschenk gehad, dus ik wist niet wat het betekende en betekende. Ik wist het niet
V: In het begin heb je dat uit voorzorg niet gedaan omdat je dacht "wat is dit"? Wat bedoel je daarmee?
A: Ik was in shock omdat ik nog nooit zo'n duur cadeau had gekregen. Ik heb altijd alles zelf gedaan dus ik leefde niet van dingen die andere mensen mij gaven. (…)
V: Uit de agenda in jouw telefoon is gebleken dat jij op 8 en 16 december 2022 had met de
beschrijving: Notaris levenstestament [rechthebbende] . (…) Wat vond je ervan dat ze dat kennelijk wilde doen?
A: Um.. Wat vond ik er van? Geen idee. Ik wist dat het niet zou gebeuren. Ik wist dat zij onder bewind zat en dan gaat dat niet zomaar. Ze wilde het ook niet geloven, daarom moest ik mee. De notaris zei dat ik niet binnen kwam omdat dat met het bewind besproken moest worden. Dus ik ben toen weer naar huis gelopen.
V: Wat vind je er van dat zij onder bewind staat?
A: Perfect voor haar denk ik.
V: Waarom is dat perfect voor haar?
A: Naja perfect voor haar, weet ik niet. Um.. Ik denk dat het haar een beetje stabiel houdt. En dat ze niemand meer kan kwetsen bijvoorbeeld.
V: Wat bedoel je met "Ik denk dat het haar een beetje stabiel houdt."
A. Naja er zijn meerdere mensen die wat van haar hebben gekregen. Maar de klacht loopt alleen tegen mij. Wat ze met haar geld deed interesseert me dan ook niet, maar zo kan je toch niet zijn. (…)
R: Ja ik heb nog een vraag. Heb jij van het geld dat jij van [rechthebbende] heb gekregen nog bedrijfskosten betaald over de BV bijvoorbeeld?
A: Jazeker. Een kast, meubels, de RDW kwam checken of we goedkeuring konden krijgen om vanuit daar auto's te verkopen. Dat kost bijvoorbeeld ook 800 euro. Dus ik heb daar zeker kosten over gemaakt. Boekhoudingskosten, belastingaangifte laten doen.
R: Dat betaalde jij dus ook met dat geld?
A: Ja zeker.”
2.25.
Op 29 december 2022 is
[gedaagde 2]op het politiebureau in [plaats] verhoord. In het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is onder meer vermeld:

V= vraag verbalisanten; A= antwoord verdachte; O = Opmerking verbalisant; R = Raadsman (…)
A. Eind januari begin januari leerde ik haar kennen. Het ging over de juridische vraagstukken. Ik had op dat moment een auto nodig Ik was ook met [B] bezig met een lease aanvraag voor de auto die nu ook in beslag genomen is. [rechthebbende] wist daar ook van en op een gegeven moment, zo’n lease aanvraag kan even duren. Het was gewoon even wachten. [rechthebbende] vroeg hoe het nu met de auto was. Ze belde me op een dag, volgens mij 4 mei. Wat ik aan het doen was. Ik was op school. Ze zei dat ze naar [C] , waar de auto zou staan, ging en ik moest daar ook komen. Ik dacht prima, rij daar heen. Ik kwam daar aan en [rechthebbende] vroeg daar hoe het met de lease aanvraag zaten. Ze zeiden dat er nog 1 ding geregeld moest worden. [rechthebbende] zei op dat moment dat ze de lease aanvraag af moesten zeggen en ze zei dat ze de auto aan mij wilde schenken. De eigenaren van [C] hebben op dat moment nog aan [rechthebbende] gevraagd of ze het zeker wist. Zij bevestigde hierop dat ze het zeker wist. Op dat moment werd mijn rijbewijs gevraagd om de auto op naam te zetten. Overschrijven kon online, maar verzekeren kon niet omdat alles dicht was omdat het herdenkingsdag was. Toen zei ze dat de auto op haar naam ging, zij had een tussenpersoon van de verzekering en daardoor kon de auto wel verzekerd worden. Vervolgens zijn we nog, nadat ze de auto geschonken had, ergens wat gaan eten om het te vieren. Bij van de Valk in Nuland. Een van eigenaren van [C] is meegegaan, [B] was mee en [gedaagde 1] was mee De volgende dag kreeg ik van [C] te horen dat de lease aanvraag was goedgekeurd. Ik heb [rechthebbende] over de app meerdere keren bedankt. Mijn waardering geuit. Ze zei dat ik het verdient had en dat ze het graag voor me deed. (…)
V: Hoe kwam het zo dat zij jou een auto schonk van 120.000 euro.
A: Ik heb wel wat voor haar gedaan, ze zou misschien denken dit is iets groters wat ze terug doet. Ze deed het gewoon graag. Ze heeft ook echt haar dankbaarheid geuit over de juridische zaakjes die ik voor haar deed.
V: Hoe zou jij [rechthebbende] als persoon omschrijven?
A. Lief, zorgzaam, meedenkend Dit zijn wel 3 termen die ik aan haar kan linken. Ze is ook echt ondernemend vind ik (…)
V Wat weet jij over haar psychische toestand, sinds je haar kent?
A: Toen ik haar leerde kennen heb ik niets gemerkt. Ik had ook niet het vermoeden dat ze iets zou hebben. Dat heb ik niet gemerkt nee Tot aan juni, ergens midden juni werd zij opgenomen. Ook toen had ik geen vermoeden dat ze klachten had. Ik ben niet bekend met patiëntenrecht, en heb contact opgenomen en wist ook niet wat er aan de hand was. Ik heb daar niets van opgemerkt eigenlijk. ik was het niet eens met haar opname.
V: Wat is jouw wetenschap dat zij toen werd opgenomen?
A: Nou ik ben toen ze werd opgenomen naar het GGZ geweest, daar was [F] ook bij, daar werd gepraat dat ze na oordeel van de psychiater wel iets had je. Maar wat weet ik niet.
V: Hoe lang is zij opgenomen geweest?
A: 2 maanden volgens mij, ik dacht tot september.
V: Heb je haar kunnen bezoeken?
A: In het begin kon ik haar wel bezoeken. Wandelingetje om het gebouw om te roken. Totdat de afdeling aangaf dat ze geen bezoek meer mocht ontvangen. Ze mocht nog 1 persoon ontvangen en dat was [F] , althans dat zei ze. (…)
V. [rechthebbende] heeft op 6 oktober 2022 aangifte gedaan tegen jou en [gedaagde 1] . Dat er twee
[merk auto] zonder haar toestemming zijn overgeschreven. Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat vind ik raar. Ik wil me sowieso beperken tot de [merk auto] die aan mij is geschonken. Zoals ik aangaf, het was op 4 mei dat deze was geschonken. Deze is later op mijn naam gezet. Ik vind het heel raar. Ik ben er zelfs van geschrokken toen ik het hoorde
V: Je zegt 4 mei is die auto aan jou geschonken, wanneer en hoe is die overschrijving gedaan?
A: Dat is op 1 juni geweest. En hoe dat is gegaan, ik was bij haar op bezoek. Vaak kom ik wat later op bezoek. Het loopt vaker uit tot een uur of 3. Toen is daarover besproken. Dat de auto naar mijn naam werd overgeschreven en dat heeft ze toen gedaan. Dus eigenlijk zoals ze heeft afgesproken
V Wie heeft de overschrijving gedaan?
A: [rechthebbende] .
V: Waar waren jullie toen?
A. Ik was op dat moment bij mevrouw. [B] was er ook bij.
V Dus jij [rechthebbende] en [B] waren bij haar toen dat gebeurde.
A: Ja (…)
V: [rechthebbende] verklaarde dat jij een financiering zou afsluiten voor dat voertuig en alles zou
terugbetalen. Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat lijkt me heel sterk. Want als ik een financiering zou krijgen waarom zou ik dat dan bij haar doen terwijl het ook bij de lease maatschappij kan. Dat was al in werking en bijna afgerond. Lijkt me sterk dat ze zoiets verklaart.
V: Met het overschrijven van de auto op jouw naam, wat heb jij er voor moeten doen. Om dit te realiseren?
A: Dat weet ik eigenlijk niet eens meer om eerlijk te zeggen. Toen zij via haar digid de overschrijving deed moest ze de code aan mij geven, ik moest ook via de RDW website de code opgeven. Je hebt volgens mij 2 codes nodig.”
2.26.
Op uitnodiging van de politie is [rechthebbende] op 13 maart 2023 nogmaals verhoord. In het proces-verbaal van dat verhoor is onder meer vermeld:
“V= vraag verbalisant; A= antwoord aangeefster; O = opmerking verbalisant; Adv= opmerking/vraag advocaat
A: Het gaat nu goed met mij, veel beter dan het geweest is. (…)
A: De eerste aangiftes die ik heb gedaan, waarin ik aangifte doe van verduistering, 6 oktober 2022 en 18 oktober 2022, die aangiftes daar heb ik de waarheid verteld. Daar sta ik nu nog steeds achter.
V: En de verklaring van 28 november? Ik heb u toen gesproken en heb mijn zorgen uitgesproken omdat u er onverzorgd en verward uitzag U maakte in uw verklaring toen ook een warrige indruk
A: Dat klopt. Ik heb deze verklaring ook met mijn advocaat door genomen en kon mij niet herinneren dat ik dit zo gezegd heb. Ik ben kort daarna ook weer opgenomen bij de GGZ omdat ik in de war was. Wat ik mij wel kan herinneren is dat [gedaagde 1] bij mij was en buiten stond te wachten. (…)
Adv: Heeft [gedaagde 1] jou na het verhoor nog gevraagd wat je gezegd had?
A: Nee
Adv: Ik kan mij voorstellen dat hij heel nieuwsgierig was
A: Nee, dat was niet, dat heeft hij niet gedaan
Adv: Heeft [gedaagde 1] niet voor de verklaring gezegd wat jij wel of niet mocht zeggen?
A: Niks. helemaal niet
V: In die verklaring heeft u ook heel nadrukkelijk gezegd. Ik heb geen aangifte gedaan.
A. Heb ik ook niet.
V: Er is wel aangifte gedaan.
A. Er is aangifte gedaan door [G] .
O: Advocaat legt aangeefster uit dat zij aangifte heeft gedaan op 6 oktober 2022
A: Ik heb dat niet gedaan.
Adv: Dat heb je wel. Hier staat ik wil aangifte doen omdat zij de auto's hebben weggenomen. met jouw handtekening eronder.
A: Ja dat klopt, dat wilde ik ook.”
2.27.
[H] (hierna: [H] ) is op 14 maart 2023 verhoord door de politie. In het daarvan opgemaakte proces-verbaal staat onder meer vermeld:
“Ik ken [rechthebbende] al een hele tijd. Ik ben met haar in contact gekomen via [A] , haar wijlen echtgenoot. Ik ben werkzaam geweest in de oliehandel en was in die hoedanigheid benaderd door [A] , omdat hij zijn tankstation wilde verkopen. Ik heb hem daar mee geholpen. We zijn daar toen bijna 5 jaren mee bezig geweest. In de tussentijd was [A] ook ziek geworden, hij kreeg kanker, maar hij had uiteindelijk nog wel meegekregen dat het tankstation verkocht werd, maar de daadwerkelijke transactie heeft hij niet meer meegemaakt. In die periode kwam ik wekelijks bij hen, [A] en [rechthebbende] , over de vloer, dus ook in de periode dat [A] ziek was. We hebben in die tijd een band met elkaar opgebouwd. Ook na het overlijden van [A] bleef ik bij [rechthebbende] komen en ik kom daar nu nog Ik heb veel werkzaamheden voor [A] en [rechthebbende] gedaan. Met betrekking tot de verkoop van het tankstation hadden we de afspraak dat ik pas betaald zou worden nadat het tankstation verkocht zou zijn. Na de verkoop van het tankstation kwam [rechthebbende] met het idee om mij een camper te schenken. Ik heb ook wel een factuur gestuurd voor de werkzaamheden die ik had verricht voor de verkoop van het tankstation. Die factuur is ook betaald
Wat betreft de schenking van de camper, ik heb daar ook met mijn vrouw overgesproken of we dat wel echt wilden. We hebben dat ook meerdere malen met [rechthebbende] besproken, maar zij stond er op dat ik die camper zou accepteren en ik moest er vooral van gaan genieten, omdat ik zoveel voor haar en [A] had gedaan. Uiteindelijk ben ik daarmee akkoord gegaan
Na het overlijden van [A] , kwamen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in beeld. Ik heb dat allemaal zien gebeuren, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] steeds meer invloed kregen op [rechthebbende] . Ik zag bijvoorbeeld dat [gedaagde 1] de beschikking had over de bankpas van [rechthebbende] en ook over haar pincode. Als we samen gingen lunchen ging [gedaagde 1] afrekenen met de pinpas van [rechthebbende] .
Ik zag redelijk snel na het overlijden van [A] een verandering bij [rechthebbende] . Zij werd toen bang, ze dacht bijvoorbeeld dat zij achtervolgd werd Vlak daarna kwamen die jongens bij haar binnen. Ik zag toen dat zij nog verder afgleed. Zij ging toen van alles doen, van alles kopen en ik merkte aan alles dat het niet goed ging
Op dit moment zie ik dat [rechthebbende] er wel weer boven op krabbelt. Ze heeft contact met [F] , ze heeft weer meer contact met haar zus, dus volgens mij gaat het de goede kant op. Ik merk het ook wel aan haar zelf, de oude [rechthebbende] begint weer terug te komen”
2.28.
De bewindvoerster is bij beschikking van 14 april 2023 benoemd als bewindvoerster van [rechthebbende] .
2.29.
De bewindvoerster heeft op 23 oktober 2023 beslag laten leggen op de [auto 2] en de [auto 1] .
2.30.
De bewindvoerster heeft gedaagden op 6 november 2023 gedagvaard.
2.31.
[B] heeft in zijn schriftelijke verklaring (productie 1 bij conclusie van antwoord) onder meer verklaard:

Dat klinkt vreemd, maar op een of andere manier nam [rechthebbende] wel de leiding, haar wil was wet en nee nam ze niet aan. Het begon mij wel duidelijk te worden waarom zij weinig contacten had. (…) Ik was wel verbaasd dat zij na het overlijden van [A] bij [F] verbleef. [F] was volgens [rechthebbende] een oude jeugdliefde dus in de avonden nodigde [rechthebbende] mij uit bij [F] thuis om mee te eten. [F] kon dit niet altijd waarderen Zeker niet als zij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook uitnodigde. Mede omdat [rechthebbende] een goede vriend van [F] [I] de deur had uitgewerkt Hij kwam teveel! en zij had ook al dikke ruzie met de dochter van [F] . Dit was de reden dat [rechthebbende] weer verkaste naar haar eigen woning in [plaats] . Niettemin bleef zij [F] wel uitnodigen voor bij haar thuis of uit gaan eten maar dat werd wel minder En draaide steeds vaker op fikse ruzie uit
Tot op een gegeven moment geschonken goederen van [rechthebbende] aan [F] terug gehaald werden. Waaronder een dure buiten jacuzzi. Zij gaf opdracht aan het bedrijf welke deze had geleverd [bedrijfsnaam] BV uit [plaats] . Om deze met een smoes terug te halen.
En zo ook een complete buiten sauna werd teruggehaald door hetzelfde bedrijf.
En het geplande zwembad bij [F] thuis werd geannuleerd En een bed wat ze voor [F] had gekocht wilde ze opgehaald hebben ! Maar daar bedankte ik voor.
En ook de financiering door [rechthebbende] van [F] zijn auto moest door een vriend van [F] worden overgenomen
Zakelijk inzicht heeft ze wel. [rechthebbende] had op gegeven moment 6 nieuwe campers gekocht natuurlijk voor de handel en dat was geen slechte zet, de verkoopprijs was gemiddeld
€ 100,000 Euro per stuk. En zo kan zij € 30.000 winst maken per stuk. Deze hebben normaal een lange levertijd en het seizoen stond voor de deur daar kon ze zeker goed aan
Verdienen. Een van deze campers had ze ( [J] ) nog kado gedaan. Zo royaal kan zij zijn naar anderen.
Op 9 Mei 2022 wilde zij naar [plaats] waar een neef van [rechthebbende] woonde [K] , ze kende elkaar al van heel jong (…) En daar raakte ik in gesprek met [K] ! En dat begon met en heb je nog geen ruzie met haar, waarop ik zei : hoe zo ?
Nou zei [K] ik ken haar mijn hele leven al en ze is precies als haar moeder ik zei hoe dan ?
[K] zei eerst aanhalen dan enorm claimen en niet meer loslaten en dan van de ene op de andere dag laten vallen als een baksteen! Dat claimen en vasthouden had ik inmiddels ervaren en dit zetten mij aan het denken. Zolang ik haar ken heeft zij wel een beetje van dit gedrag! Had er alleen nog nooit bij stil gestaan dat dit een patroon was en wat ik wel weet
dat zij met velen onenigheid heeft. Als voorbeeld schoonfamilie / werknemers / haar zus enz.”
2.32.
De officier van justitie heeft bij brieven van 8 november 2023 aan [gedaagde 1] en aan [gedaagde 2] meegedeeld dat besloten is hen niet verder te vervolgen, omdat er onvoldoende bewijs is van verduistering.

3.Het geschil

3.1.
De bewindvoerster vordert – samengevat:
Primair:
I [gedaagde 1] te veroordelen om aan de bewindvoerster te betalen de zonder rechtsgrond onverschuldigde betalingen ter waarde van € 43.042,32, te vermeerderen met de wettelijke rente,
II de op 30 mei 2022 tot stand gekomen koopovereenkomst met [gedaagde 1] betreffende de [auto 2] met kenteken [kenteken 2] te vernietigen,
III de op 1 juni 2022 tot stand gekomen koopovereenkomst met [gedaagde 2] betreffende de [auto 1] met kenteken [kenteken 1] te vernietigen,
Subsidiair:
IV de in maart, mei en juni 2022 gesloten mondelinge schenkingsovereenkomsten blijkende uit overboekingen ter waarde van € 43.042,32 van [rechthebbende] aan [gedaagde 1] vanwege misbruik van omstandigheden te vernietigen en [gedaagde 1] te gelasten het bedrag
€ 43.042,32 aan de bewindvoerster terug te betalen,
V de op 30 mei 2022 gesloten mondelinge schenkingsovereenkomst betreffende de [auto 2] met kenteken [kenteken 2] tussen [rechthebbende] en [gedaagde 1] vanwege misbruik van omstandigheden te vernietigen,
VI de op 1 juni 2022 gesloten mondelinge schenkingsovereenkomst betreffende de [auto 1] met kenteken [kenteken 1] tussen [rechthebbende] en [gedaagde 2] vanwege misbruik van omstandigheden te vernietigen,
Primair en subsidiair:
VII te bepalen dat [rechthebbende] eigenaresse is gebleven van de [auto 2] met kenteken
[kenteken 2] en de [auto 1] met kenteken [kenteken 1] , en te bepalen dat gedaagden binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis het kenteken moeten overschrijven op naam van [rechthebbende] , met bepaling dat gedaagden een dwangsom verbeuren als zij daarmee in gebreke blijven,
VIII gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De bedragen van in totaal € 43.042,32
onverschuldigd betaald (vordering I)
4.1.
De bewindvoerster stelt zich primair op het standpunt dat in de periode van 31 maart 2022 tot en met 11 juli 2022 in totaal een bedrag van € 43.042,32 zonder rechtsgrond is overgemaakt van een bankrekening van [rechthebbende] naar een bankrekening van [gedaagde 1] . Zij vordert deze bedragen als onverschuldigd betaald van [gedaagde 1] terug.
4.2.
[gedaagde 1] betwist dat sprake is van onverschuldigde betaling. [rechthebbende] heeft deze bedragen naar zijn bankrekening overgemaakt als vergoeding voor de werkzaamheden die hij voor haar verrichtte. Hij verzorgde het huishouden, deed boodschappen, ging met haar mee naar afspraken, haalde vrienden en kennissen op, zorgde ervoor dat de vele auto's van [rechthebbende] onderhouden en tijdig APK gekeurd werden en deed ook betalingen voor en in opdracht van [rechthebbende] . [rechthebbende] was slechtziend en kon geen lange afstanden rijden waardoor [gedaagde 1] haar veelal rond chauffeurde. [rechthebbende] wilde graag dat [gedaagde 1] haar hielp en dat hij tot haar beschikking stond. [gedaagde 1] kon [rechthebbende] niet dagelijks van dienst zijn en daardoor zelf geen werk zoeken en werkzaamheden verrichten. Het is hierom dat [rechthebbende] aanbood hem voor zijn inspanningen te vergoeden. Niet alles wat aan [gedaagde 1] is overgeboekt is een vergoeding voor hem geweest. Het geld is gedeeltelijk ook betaald voor het verrichten van bepaalde betalingen ten behoeve van [rechthebbende] . [gedaagde 1] heeft van deze bedragen bijvoorbeeld aankopen van [rechthebbende] en facturen voor [rechthebbende] moeten betalen.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. [rechthebbende] heeft, onder meer op 6 oktober 2022 tijdens het verhoor bij de politie, gezegd dat [gedaagde 1] diensten voor haar verrichtte en dat zij hem daarom in huis heeft genomen, zodat van de juistheid van die verklaring wordt uitgegaan. De bewindvoerster heeft niet gesteld dat [gedaagde 1] die diensten onbetaald verrichtte. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat [rechthebbende] het bedrag van € 43.042,32 - in ieder geval een groot deel daarvan - aan [gedaagde 1] heeft betaald als vergoeding voor de diensten die hij voor haar verrichtte. [gedaagde 1] had namelijk geen inkomsten – zijn uitkering was stopgezet – en hij kon het zich niet permitteren om steeds beschikbaar te zijn en diensten voor [rechthebbende] te verrichten zonder dat daar een vergoeding tegenover stond. Daarnaast leidt de rechtbank af uit de WhatsAppberichten van 9 mei 2022, waarin [rechthebbende] [gedaagde 1] vraagt door haar gekochte schoenen af te rekenen, dat met het bedrag van € 43.042,32 ook verplichtingen van [rechthebbende] zijn voldaan. Daarnaast heeft [gedaagde 1] tijdens het verhoor bij de politie op 29 december 2022 verklaard dat hij van dat geld voor [rechthebbende] heeft getankt, algemene dingen als etentjes en een föhn voor [rechthebbende] heeft betaald en bedrijfskosten van de door hen opgerichte BV heeft voldaan. De bewindvoerster heeft dit alles niet, althans niet gemotiveerd, betwist.
Op de zitting heeft [gedaagde 1] bovendien gezegd dat als [rechthebbende] geld – de rechtbank begrijpt
contant geld– nodig had, zij naar hem een bedrag overmaakte, en dat hij dan geld aan haar gaf, zoals dat het geval was op 25 juni 2022 met het bedrag van € 18.392,32. Ook dit is door de bewindvoerster niet weersproken. De rechtbank neemt daarom aan dat een deel van het bedrag van € 43.042,32 ten behoeve van [rechthebbende] naar [gedaagde 1] is overgemaakt. Gelet op het voorgaande, oordeelt de rechtbank dat de bewindvoerster onvoldoende heeft onderbouwd dat het bedrag van € 43.042,32, dan wel een deel daarvan, zonder rechtsgrond naar de bankrekening van [gedaagde 1] is overgemaakt. Dat betekent dat de primaire vordering onder I wordt afgewezen.
vernietiging van schenkingsovereenkomsten (vordering IV)
4.4.
Subsidiair stelt de bewindvoerster dat de schenkingsovereenkomsten ter waarde van in totaal € 43.042,32 vernietigd moeten worden, omdat deze door misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen.
4.5.
[gedaagde 1] betwist dat het bedrag van € 43.042,32 aan hem is geschonken. Dit bedrag is naar hem overgemaakt als vergoeding voor het verrichten van diensten. [gedaagde 1] heeft met [rechthebbende] geen bepaalde vergoeding afgesproken. [rechthebbende] heeft naar eigen goeddunken vergoedingen naar hem overgemaakt. Bovendien is een deel van dit bedrag naar [gedaagde 1] overgemaakt ten behoeve van [rechthebbende] zelf.
4.6.
Als eerste moet worden beoordeeld of de overmakingen naar [gedaagde 1] van in totaal € 43.042,32, of een deel daarvan, gekwalificeerd moet(en) worden als schenkingen. Daarvoor is van belang artikel 7:175 lid 1 BW, waarin is bepaald dat schenking de overeenkomst om niet is, die ertoe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere partij, de begiftigde, verrijkt. Tegenover de verrijking van de begiftigde staat dus geen tegenprestatie.
4.7.
De rechtbank heeft hiervoor (onder 4.3) al geoordeeld dat het voldoende aannemelijk is dat een groot deel van het bedrag van € 43.042,32 naar de bankrekening van [gedaagde 1] is overgemaakt als vergoeding voor diensten en deels ook ten behoeve van gedane betalingen of van betalingen die in de toekomst nog zouden gaan plaatsvinden ten behoeve van [rechthebbende] . Omdat er een tegenprestatie is van [gedaagde 1] , die bestaat uit het op verzoek van [rechthebbende] verrichten van diensten en het doen van betalingen, is de overboeking van de hiervoor genoemde bedragen daarvoor geen schenking in de zin van artikel 7:175 lid 1 BW. Dat [gedaagde 1] het tijdens het verhoor op het politiebureau wel zo heeft genoemd, maakt dit niet anders. [gedaagde 1] is namelijk geen jurist van wie aangenomen mag worden dat hij daarmee de juridische kwalificatie van artikel 7:175 lid 1 BW voor ogen heeft gehad. Alleen als de tegenprestatie van [gedaagde 1] verwaarloosbaar laag zou zijn, zou mogelijk toch sprake kunnen zijn van een schenking. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval, gezien de aard en de hoeveelheid van de door [gedaagde 1] gestelde diensten, die door de bewindvoerster niet zijn betwist. De conclusie is dat de bewindvoerster onvoldoende heeft onderbouwd dat [rechthebbende] het bedrag van € 43.042,32 aan [gedaagde 1] heeft geschonken. Voor zover dit bedrag ten goede is gekomen aan [rechthebbende] , geldt dat [gedaagde 1] daarmee niet is verrijkt, zodat voor wat betreft dat deel ook daarom geen sprake is van een schenking. Nu er geen schenking is, is er ook geen sprake van misbruik van omstandigheden daarbij. Alleen al vanwege deze verkeerde grondslag is de vordering onder IV niet toewijsbaar.
misbruik van omstandigheden (vordering IV).
4.8.
Het is de vraag of dan de overeenkomst tussen [rechthebbende] en [gedaagde 1] over het verrichten van diensten tegen betaling van een vergoeding door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. [gedaagde 1] heeft voor het bedrag van € 43.042,32 ongeveer vier maanden diensten verricht. Dat komt neer op een netto beloning van ongeveer € 6.000,00 per maand. Dat is een hoog bedrag, maar mogelijk niet een onredelijk hoog bedrag als degene die de diensten verleent heel vaak en gedurende een lange tijd beschikbaar moet zijn, zoals kennelijk van [gedaagde 1] werd verwacht. Bovendien is een deel van het totaalbedrag een vergoeding voor ten behoeve van [rechthebbende] gedane betalingen.
Zonder een nadere toelichting die ontbreekt, valt niet in te zien dat deze overeenkomst vernietigbaar is vanwege misbruik van omstandigheden. Ook op deze grond is de vordering onder IV niet toewijsbaar.
4.9.
Dat sprake zou zijn van een gift die door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen, is niet aan deze vordering ten grondslag gelegd.
De [merk auto]
vernietiging van koopovereenkomsten (vorderingen II en III)
4.10.
Primair vordert de bewindvoerster vernietiging van de koopovereenkomst met [gedaagde 1] betreffende de [auto 2] en van de koopovereenkomst met [gedaagde 2] betreffende de [auto 1] (hierna ook samen: ‘de [merk auto] ’).
4.11.
Gedaagden betwisten dat zij met betrekking tot de [merk auto] koopovereenkomsten hebben gesloten. Zij voeren aan dat [rechthebbende] hen deze op 4 mei 2022 heeft geschonken.
4.12.
De bewindvoerster stelt primair dat [rechthebbende] de [merk auto] aan gedaagden in bruikleen heeft gegeven en subsidiair dat [rechthebbende] de [merk auto] aan gedaagden heeft geschonken. De bewindvoerster heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat gedaagden de [merk auto] van [rechthebbende] hebben gekocht. Integendeel, in de dagvaarding is gesteld dat van koop geen sprake is (onder 5.1) en dat gedaagden zich de [merk auto] zonder enige rechtsgrond en daarmee onrechtmatig hebben toegeëigend (onder 2.26). Nu niet vaststaat dat [rechthebbende] met gedaagden koopovereenkomsten heeft gesloten met betrekking tot de [merk auto] , geldt hetzelfde voor misbruik van omstandigheden daarbij. De vorderingen onder II en III worden daarom afgewezen.
vernietiging van schenkingsovereenkomsten (vorderingen V, VI en VII)
4.13.
Aan haar subsidiaire vorderingen, vernietiging van de op 30 mei 2022 gesloten mondelinge schenkingsovereenkomst betreffende
de [auto 2] met [gedaagde 1]en vernietiging van de op 1 juni 2022 gesloten mondelinge schenkingsovereenkomst betreffende
de [auto 1] met [gedaagde 2]vanwege
misbruik van omstandigheden, legt de bewindvoerster het volgende ten grondslag. Na het overlijden van haar echtgenoot ontwikkelden zich bij [rechthebbende] ernstige psychische problemen. Juist op het moment dat betrokkene zich in een neerwaartse spiraal bevond, aanvang 2022, verschenen gedaagden ten tonele. Vervolgens gleed [rechthebbende] verder af, op grond waarvan familie en vrienden trachtten haar tot inzicht te laten komen. Dat lukte familie en vriendenkring niet. Inmiddels maakten ook de wijkagent en personen in de directe omgeving van [rechthebbende] zich
ernstige zorgen om het geestelijk wel en wee van [rechthebbende] , het leven dat zij inmiddels leidde, te weten geïsoleerd en bijna altijd in het bijzijn van gedaagden of anderen aan wie zij grote schenkingen had gedaan. Naast gedaagden hebben meerdere mensen op grove wijze geprofiteerd van de kwetsbaarheid van [rechthebbende] . Gedaagden hebben volgens [rechthebbende] en de bewindvoerster de betreffende voertuigen op naam gesteld zonder instemming van [rechthebbende] . Daarbij werd misbruik gemaakt van de toestand op psychisch en financieel gebied van [rechthebbende] . Gedaagden wisten, althans hadden zich zeker moeten realiseren, dat [rechthebbende] onder normale omstandigheden aan voor haar relatief vreemden geen personenauto's van deze waarde zou weggeven. [rechthebbende] betwist dat zij de [merk auto] aan gedaagden heeft geschonken. Er is geen belastingaangifte gedaan van een schenking, van enige schriftelijke afspraak is niet gebleken, evenmin van een mondelinge afspraak en er is ook geen notariële akte van schenking opgemaakt. Als geoordeeld wordt dat de [merk auto] geschonken zijn, geldt dat deze overeenkomsten vernietigbaar zijn, nu deze ex artikel 3:44 BW en artikel 7:176 BW door misbruik van omstandigheden, de verwarde geestesgesteldheid van betrokkene, tot stand zijn gekomen.
4.14.
Gedaagden voeren als verweer het volgende aan.
Het is vanwege wat gedaagden hebben gedaan en hebben betekend voor [rechthebbende] dat zij op 4 mei 2022 heeft besloten om hen ieder een [merk auto] cadeau te doen. Gedaagden hebben hier zelf niet om gevraagd en haar ook niet daartoe bewogen. De verkopers van [C] hebben haar meermaals gevraagd of ze dit wel echt wilde, maar zij stond er op. Dat de [merk auto] een cadeau waren, was op het moment van de aankoop al voor alle partijen duidelijk en kenbaar. Er is geen sprake van misbruik van omstandigheden. Sinds begin 2022 tot juni 2022 hebben gedaagden en [rechthebbende] veel tijd samen doorgebracht. Dit gebeurde op het nadrukkelijke verzoek en op de wens van [rechthebbende] . [gedaagde 1] verrichtte allerlei diensten voor [rechthebbende] en zij heeft hem zelfs verzocht om in haar woning te verblijven, zodat hij in zekere zin volledig tot haar beschikking zou staan. Zij bouwde ook een goede band op met [gedaagde 2] , met wie zij ook vaak lange persoonlijke gesprekken voerde. [gedaagde 2] hielp [rechthebbende] met verschillende juridische vraagstukken en ook zij zijn vaker samen gaan eten of naar andere evenementen gegaan. Gedaagden hebben [rechthebbende] leren kennen als een vriendelijke, betrokken en ondernemende vrouw. Zij had reeds een succesvolle onderneming gerund samen met wijlen haar echtgenoot en zij zocht sinds het overlijden van haar echtgenoot steun en gezelligheid. Zij vond dit bij [B] thuis en in de omgang met gedaagden. Gedurende deze periode hebben gedaagden niets gemerkt aan [rechthebbende] . Door haar slechtziendheid kon zij zelf geen lange afstanden meer rijden, maar verder was zij opgewekt en vrolijk en hield zij van gezelligheid. Er kan dan ook niet worden gezegd dat gedaagden wisten of behoorden te weten dat er sprake zou zijn van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW op het moment waarop de [merk auto] werden aangeschaft en op het moment dat de daadwerkelijk overschrijving daarvan heeft plaatsgevonden. Gedurende deze periode is [rechthebbende] verschillende keren bij haar vaste notaris geweest. Wanneer het voor de vaste notaris van [rechthebbende] niet kenbaar is geweest dat er sprake zou zijn van dergelijke bijzondere omstandigheden, dan kan bezwaarlijk gesteld worden of verondersteld worden dat gedaagden dit wisten of hadden behoren te weten.
[rechthebbende] deed verschillende grote aankopen en ook schenkingen aan andere personen die zij dankbaar was. Zo heeft zij een camper geschonken aan de heer [H] en schafte zij een jacuzzi aan, een buitensauna en gaf ze € 20.000,00 en andere geschenken, waaronder een auto, aan [F] . Dat zij zulke schenkingen deed aan personen die zij dankbaar was, was niet ongewoon voor [rechthebbende] en zo stond zij ook bekend bij haar omgeving en bij anderen, aldus gedaagden.
Schenking?
4.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Als eerste zal worden beoordeeld of de [merk auto] aan gedaagden zijn geschonken. De bewindvoerster stelt namelijk dat sprake is van bruikleenovereenkomsten, maar zij vordert vervolgens vernietiging van schenkingsovereenkomsten. Gedaagden stellen dat er sprake is van schenkingsovereenkomsten.
4.16.
Aangenomen dat [rechthebbende] op 4 mei 2022 eigenaar is geworden van de [merk auto] , is het verweer van gedaagden dat de [merk auto] vervolgens op diezelfde dag aan hen zijn geschonken een bevrijdend verweer waarvan de stelplicht en - bij voldoende betwisting - de bewijslast op grond van artikel 150 Rv op gedaagden rust.
4.17.
Volgens artikel 7:175 lid 2 BW geldt een tot een bepaalde persoon gericht schenkingsaanbod als aangenomen, wanneer deze na ervan kennis te hebben genomen het niet meteen heeft afgewezen. [gedaagde 2] , [gedaagde 1] en [B] hebben bij de politie verklaard over de gang van zaken
op 4 mei 2022in de garage van [C] . Uit die verklaringen leidt de rechtbank af dat [rechthebbende] op die dag met betrekking tot de [merk auto] een schenkingsaanbod heeft gedaan aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] en dat zij dat aanbod niet hebben afgewezen, maar juist hebben aangenomen. De foto’s waarop [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de garage van [C] poseren naast de [merk auto] zijn wat dat betreft beeldend (productie 5 bij conclusie van antwoord).
[rechthebbende] heeft op 6 oktober 2022 bij de politie gezegd dat zij de [auto 1] die ze aan [gedaagde 2] heeft meegegeven voor hem heeft voorgefinancierd en dat het dus de bedoeling was dat hij na enige tijd die financiering zou overnemen.
Met betrekking tot de [auto 2] , waarin [gedaagde 1] reed, heeft [rechthebbende] verklaard dat die auto voor de handelsvoorraad van haar (met [gedaagde 1] recent gestarte) onderneming was.
Hier staat echter tegenover dat zij op 28 november 2022 zelf bij de politie heeft verklaard dat ze de [merk auto] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] cadeau heeft gedaan. Zij heeft daarbij gezegd dat ze ‘die jongens de hele wereld gunt’ en ‘dat zij de [merk auto] van haar op hun naam mochten zetten’. Weliswaar ging het eind 2022 niet goed met [rechthebbende] en is zij op 13 maart 2023 op deze verklaring teruggekomen, maar de verklaring van 28 november 2022 is wel de enige verklaring waarin zij concreet ingaat op de gebeurtenissen in de garage van [C] op 4 mei 2022. Bovendien heeft zij ook op 3 oktober 2022 tegen de politie gezegd dat alles in overleg en met haar goedvinden is gebeurd. En tijdens het verhoor op 13 maart 2023 heeft [rechthebbende] eerst gezegd dat zij geen aangifte heeft gedaan tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en vervolgens – na uitleg van haar advocaat – heeft zij gezegd dat het klopt dat zij aangifte wilde doen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bewindvoerster, gelet op deze wisselende verklaringen van [rechthebbende] , bezien in het licht van de meer consistente verklaringen van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [B] en de hiervoor genoemde foto’s (van gedaagden met de [merk auto] in de garage van [C] ), onvoldoende gemotiveerd betwist dat [rechthebbende] de [merk auto] aan gedaagden heeft geschonken. Gelet op dit alles had er van de bewindvoerster meer mogen worden verwacht met betrekking tot haar ontkenning, die inhield dat er geen sprake was van een schenking.
4.18.
Het subsidiaire standpunt van [rechthebbende] dat de schenkingsovereenkomst met [gedaagde 1] op 30 mei 2022 zou zijn gesloten en met [gedaagde 2] op 1 juni 2022, de data waarop de [merk auto] op naam zijn gesteld van [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2] , gaat gelet op het voorgaande niet op. Op de zitting hebben gedaagden aangevoerd dat de [merk auto] op 4 mei 2022 op naam van [rechthebbende] zijn gesteld omdat zij via haar contactpersoon gemakkelijk meteen een verzekering kon regelen en dit voor hen – mede vanwege de waarde van de [merk auto] – moeilijk zou zijn. Dit is door de bewindvoerster niet betwist. De enkele tenaamstelling van een auto brengt echter niet ook het eigendom daarvan met zich mee. Naar het oordeel van de rechtbank zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 4 mei 2022 eigenaar geworden van de [auto 2] respectievelijk de [auto 1] door schenking en levering daarvan.
misbruik van omstandigheden?
4.19.
Dan wordt toegekomen aan de vraag of gedaagden door het schenkingsaanbod van [rechthebbende] aan te nemen misbruik van omstandigheden hebben gemaakt.
4.20.
In artikel 3:44 lid 4 BW is vermeld dat misbruik van omstandigheden aanwezig is, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
4.21.
Indien de schenker feiten stelt waaruit volgt dat de schenking door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen, rust bij een beroep op vernietigbaarheid de bewijslast van het tegendeel in beginsel op de begiftigde (artikel 7:176 BW). Er is geen grond bij toepassing van artikel 7:176 BW andere dan gewone eisen te stellen aan de stelplicht van de schenker. Ook wanneer ingevolge de hoofdregel van dat artikel de bewijslast ter zake van de afwezigheid van misbruik van omstandigheden op de begiftigde rust, dient de schenker voldoende gemotiveerd de feiten te stellen die het oordeel kunnen dragen dat de schenking onder invloed van misbruik van omstandigheden is gedaan, opdat de begiftigde in staat wordt gesteld het bewijs van het tegendeel te leveren. Ook de tekst van de bepaling duidt hierop (HR 02-11-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA8445).
4.22.
In dit geval gaat het erom of [rechthebbende] bewogen werd tot de schenking van de [merk auto] aan gedaagden door psychische problemen en een verwarde geestesgesteldheid én of gedaagden dit wisten of moesten begrijpen. Van belang daarbij is dat het beoordelingsmoment van het misbruik ziet op de omstandigheden ten tijde van het doen van het schenkingsaanbod aan gedaagden op 4 mei 2022. Op de zitting heeft de bewindvoerster gezegd dat [rechthebbende] een bipolaire stoornis en vasculaire dementie heeft en dat die diagnoses pas
bij, respectievelijk
na, haar opname in het GGZ op 6 juni 2022 – en dus na 4 mei 2022 – zijn gesteld. Er zijn geen medische verklaringen overgelegd waaruit blijkt dat [rechthebbende] vóór 6 juni 2022 psychische problemen had. Het is dan de vraag of gedaagden toch wisten of hadden moeten begrijpen dat de geestestoestand van [rechthebbende] niet goed was toen zij op 4 mei 2022 de [merk auto] aan hen schonk. [rechthebbende] heeft zelf tijdens de verhoren op 6 oktober 2022 en op 28 november 2022 verklaard dat mensen zich zorgen maakten om haar fysieke toestand, omdat zij slecht zag en niet goed kon lopen in verband met haar heup. Zij heeft het niet over psychische problemen. [H] heeft bij de politie verklaard dat hij redelijk snel na het overlijden van de echtgenoot van [rechthebbende] een verandering bij [rechthebbende] zag, in die zin dat zij bang werd en dacht dat zij achtervolgd werd. Volgens de verklaring van [B] werd [rechthebbende] daadwerkelijk gevolgd, namelijk door [F] . Uit de verklaringen van [gedaagde 1] en [B] volgt dat [rechthebbende] na het overlijden van haar man inderdaad bang en eenzaam was, maar niet dat dit het gevolg was van een abnormale geestestoestand van [rechthebbende] . Het is niet onbegrijpelijk dat na een lang huwelijk de langstlevende overblijvende partner bang en eenzaam is. Dit duidt op zichzelf nog niet op een abnormale geestestoestand.
[H] heeft ook verklaard dat [rechthebbende] , nadat zij, ruim drie maanden na het overlijden van haar man, gedaagden had leren kennen, van alles ging doen en van alles ging kopen. Hij verklaarde aan alles te kunnen merken dat het niet goed met haar ging. Uit de processen-verbaal van de politie blijkt dat meer mensen uit de omgeving van [rechthebbende] zich daarover zorgen maakten.
Gedaagden hebben [rechthebbende] echter pas leren kennen na het overlijden van haar man en kenden niet het verschil tussen hoe zij was daarvoor en daarna. Zij zagen in [rechthebbende] , zo blijkt uit hun verklaringen, iemand die behoefte had aan gezelschap en een sterke wil had. Gedaagden hebben tot aan de opname van [rechthebbende] geen veranderingen in het gedrag van [rechthebbende] gemerkt. Er zijn ook geen WhatsAppberichten overgelegd van vóór 4 mei 2022, waaruit blijkt dat de geestestoestand van [rechthebbende] toen al niet goed was. Pas in het proces-verbaal van 18 mei 2022 heeft een politieagent opgemerkt dat hij [rechthebbende] verward vond. Er zijn ook verschillende emotionele WhatsAppberichten van [rechthebbende] van 26 mei 2022 en later aan gedaagden: berichten met liefdesverklaringen en (afscheids)berichten waarin ze schrijft dat niemand om haar geeft (productie 29 van de bewindvoerster). De verklaringen van gedaagden dat zij geen veranderingen hebben gemerkt bij [rechthebbende] zouden erop kunnen wijzen dat [rechthebbende] ook vóór 26 mei 2022 vaak zo emotioneel was, maar de bewindvoerster heeft daarover niets concreets gesteld. Wel heeft zij gewezen op het WhatsAppbericht van [gedaagde 2] van 3 juni 2022, waarin hij [rechthebbende] waarschuwt dat [gedaagde 1] misbruik maakt van haar kwetsbaarheid en emotionele toestand om er financieel beter van te worden. [gedaagde 2] heeft dit bericht op de zitting echter genuanceerd, in die zin dat hij destijds kwaad was op [gedaagde 1] en dat deze hem later heeft verteld dat het geld dat [rechthebbende] naar hem overmaakte ook voor APK en onderhoud van de auto’s en dergelijke was. Van belang is ook dat [rechthebbende] op 12 april 2022 bij notaris mr. [notaris] is geweest in verband met de geldlening aan [B] en op 23 mei 2022 in verband met de oprichting van de BV met [gedaagde 1] en dat deze notaris in de geestestoestand van [rechthebbende] toen kennelijk geen belemmering heeft gezien om de betreffende aktes te verlijden. Het is niet uit te sluiten dat de geestestoestand van [rechthebbende] op bepaalde momenten wel en op bepaalde momenten niet goed was. Dat op 4 mei 2022 sprake was van een abnormale geestestoestand van [rechthebbende] , dat zij daardoor is bewogen tot de schenkingen en dat gedaagden dit wisten of moesten begrijpen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De bewindvoerster heeft nog gesteld dat gedaagden wisten of zich zeker hadden moeten realiseren, dat [rechthebbende] onder normale omstandigheden aan voor haar relatief vreemden geen personenauto's van deze waarde zou weggeven. De rechtbank is het met de bewindvoerster eens dat het schenken van zulke dure auto’s bijzonder is en, buiten de familiekring, niet vaak voorkomt. Dat vonden gedaagden zelf ook. [B] en de eigenaren van [C] hebben niet voor niets gevraagd of [rechthebbende] het wel zeker wist.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten deze schenkingen worden gezien tegen de achtergrond dat [rechthebbende] bemiddeld is, altijd in de autohandel heeft gezeten, juist weer een behoorlijk aantal auto’s voor de met [gedaagde 1] op te zetten handel had aangeschaft en zelf ook dure auto’s zoals een [merk auto] heeft gereden. Daarnaast heeft zij ook aan verschillende andere mensen grote cadeaus gegeven: een camper aan [H] , een sauna en een jacuzzi aan [F] en – zo heeft [gedaagde 2] op de zitting gezegd, en dit is door de bewindvoerster niet betwist – een Mini Cooper aan de dochter van een vriendin. Ook heeft zij een lening van € 250.000,00 aan [B] verstrekt, zonder daarvoor hypothecaire zekerheid te verlangen. Het is gezien al deze omstandigheden – die gedaagden kenden – niet onbegrijpelijk dat zij het aanbod van de schenkingen toch niet hebben afgewezen.
4.23.
De conclusie is dat de bewindvoerster onvoldoende heeft onderbouwd dat bij de schenkingen van de [merk auto] door [rechthebbende] aan gedaagden sprake was van misbruik van omstandigheden. Dat heeft tot gevolg dat niet wordt toegekomen aan bewijs van het tegendeel door gedaagden. Een en ander betekent dat er geen grond is voor vernietiging van de schenkingsovereenkomsten en dat [gedaagde 1] eigenaar blijft van de [auto 2] en [gedaagde 2] van de [auto 1] . De vorderingen onder V, VI en VII worden daarom afgewezen.
Proceskosten
4.24.
De bewindvoerster is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht
86,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.692,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van de bewindvoerster af,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerster, in haar hoedanigheid van bewindvoerster over het vermogen van [rechthebbende] , in de proceskosten van € 2.692,00, te betalen uit het vermogen van [rechthebbende] binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de bewindvoerster niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.