Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
zou kunnen leiden:
immers hebben hij verdachte, en/of zijn mededaders, voornoemde geschriften per mail verstuurd naar elkaar en/of vervolgens per mail verstuurd naar een vertegenwoordiger van [bedrijf 2] ;
De formele voorvragen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De inverzekeringstelling van de verdachte heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2018. Op dat moment is de redelijke termijn aangevangen en er wordt op 12 september 2024 vonnis gewezen. Deze termijnoverschrijding houdt mede verband met het horen van een door de verdediging opgegeven onvindbare getuige. De rechtbank constateert dat de procedure al met al onwenselijk lang heeft geduurd en dat die overschrijding gecompenseerd dient te worden door de duur van de op te leggen gevangenisstraf te verminderen met 20 dagen. In plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 177 dagen voorwaardelijk zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 160 dagen waarvan 157 dagen voorwaardelijk.
Beslag.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
gevangenisstrafvoor de duur van
160 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
157 dagen voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren;
geldboeteter hoogte van € 26.149,66, subsidiair 165 dagen hechtenis;
verbeurdverklaringvan het in beslag genomen goed, te weten: 1 computer kleur zilver/zw.