Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 september 2024 in de zaken tussen
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
[naam] uit [naam] , [naam]
[naam] uit [vestigingsplaats] , [naam]
Inleiding
Feiten
Het bedrijf heeft op 28 maart 2017 een natuurvergunning gekregen. Op grond van de natuurvergunning kunnen in totaal 36.500 ouderdieren van vleeskuikens in opfok, jonger dan 19 weken (vleeskuikens), worden gehouden, verdeeld over de stallen 2, 3 en 4. Verder kunnen zes paarden worden gehouden in stal 6. De vleeskuikens worden gehouden in overige huisvestingssystemen met RAV-code E 3.100 [1] ; de paarden in overige huisvestingssystemen met RAV-code K 1.100. [2]
Beoordeling door de rechtbank
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1 januari 2024, blijven de Wet natuurbescherming en de daarop gebaseerde regelgeving, zoals die golden voor 1 januari 2024, van toepassing.
- de natuurvergunning gedeeltelijk wordt ingetrokken en
- de intrekking in werking treedt op het moment dat de natuurvergunning voor de saldo-ontvanger is verleend.
“(…) ten behoeve van het project aan de [adres saldo-ontvanger], in het kader van externe saldering. De ammoniakemissie die hiermee gepaard gaat bedraagt (…) kg NH3 per jaar”.
“dit besluit is pas onherroepelijk zodra de Wet natuurbeschermingsvergunning voor het bedrijf gelegen aan de [adres] , [postcode] te [vestigingsplaats] onherroepelijk is”. In het bestreden besluit van 22 mei 2023 heeft het college dit onderdeel van het dictum laten vervallen.
Conclusie en gevolgen
22 mei 2023, voor zover het de afwijzing van het verzoek om de in de bezwaarfase gemaakte kosten te vergoeden betreft. Verder blijft dit bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de derde gedeeltelijke intrekking van de natuurvergunning van [naam] ook in stand blijft. De rechtbank zal alsnog een vergoeding toekennen voor de kosten die eiseres in bezwaar heeft gemaakt. [9] Deze vergoeding bedraagt € 624,00, omdat de gemachtigde van eiseres een bezwaarschrift heeft ingediend.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 22 mei 2023, voor zover het de afwijzing van het verzoek om de in de bezwaarfase gemaakte kosten te vergoeden betreft;
- bepaalt dat het college € 624,00 aan eiseres moet vergoeden voor de proceskosten in bezwaar;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit van 22 mei 2023;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.799,00 aan eiseres voor de proceskosten in beroep;
de uitspraak te ondertekenen.