Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 september 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
[naam] uit [woonplaats] , [naam]
Inleiding
Feiten
Het bedrijf heeft op 28 maart 2017 een natuurvergunning gekregen. Met het primaire besluit van 18 juli 2022 is de natuurvergunning op verzoek van [naam] gedeeltelijk ingetrokken.
Beoordeling door de rechtbank
Aanvraag
Volgens het college is al in het besluit op bezwaar van 28 december 2022 op de aanvraag beslist. Volgens eiseres is dat niet het geval en heeft het college pas bij besluit van 19 januari 2023 op de aanvraag beslist.
Het college heeft de aanvraag om toepassing van artikel 2.4 van de Wnb in het bestreden besluit van 19 januari 2023 afgewezen. Eiseres voert terecht aan dat het college de afwijzing van de aanvraag niet heeft gemotiveerd. Het college verwijst in het bestreden besluit naar het advies van de Hoor- en adviescommissie van 6 december 2022. In dat advies is echter ook geen motivering van de afwijzing van de aanvraag opgenomen. Het bestreden besluit is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal dit besluit daarom vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
In het bestreden besluit heeft het college aangegeven geen dwangsom wegens niet tijdig beslissen verschuldigd te zijn, omdat binnen twee weken na de ingebrekestelling op de aanvraag om toepassing van artikel 2.4 van de Wnb is beslist. Het college wijst hierbij op het besluit op bezwaar van 28 december 2022. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit op dit punt onjuist is gemotiveerd, omdat op 28 december 2022 geen besluit op de aanvraag is genomen. Dat neemt naar het oordeel van de rechtbank echter niet weg dat het college geen dwangsom wegens niet tijdig beslissen verschuldigd is. Eiseres heeft het college bij brief van 10 januari 2023 in gebreke gesteld. Het college heeft binnen twee weken na de ontvangst van die ingebrekestelling een besluit op de aanvraag genomen. Gelet op het bepaalde in artikel 4:17, derde lid, van de Awb is het college daarom geen dwangsom verschuldigd.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 januari 2023;
- draagt het college op binnen twee maanden na de dag van verzending van deze uitspraak met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 875,00 aan proceskosten aan eiseres.
de uitspraak te ondertekenen.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wetgeving
Wet natuurbescherming
1. Gedeputeerde staten leggen, indien dat nodig is voor een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, aan degene die in hun provincie een handeling verricht of het voornemen daartoe heeft, een verplichting op om:
a. informatie over de handeling te verstrekken;
b. de nodige preventieve of herstelmaatregelen te treffen;
c. de handeling overeenkomstig daarbij gegeven voorschriften uit te voeren, of
d. de handeling niet uit te voeren of te staken.