ECLI:NL:RBOBR:2024:3888

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
01-252533-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot grooming van drie minderjarige meisjes via TikTok met ontuchtige bedoelingen

Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot grooming van drie minderjarige meisjes. De verdachte, geboren in 1991, had via TikTok contact gezocht met de slachtoffers, die op dat moment 13, 14 en 15 jaar oud waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hen ontuchtige handelingen had voorgesteld en dat hij daarbij een duidelijk ontuchtig oogmerk had. De zaak kwam aan het licht nadat de verdachte op 26 september 2023 melding maakte van intimidatie door jongens, waarna de politie ontdekte dat hij contact had gezocht met minderjarige meisjes.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via TikTok expliciete berichten had gestuurd naar de slachtoffers, waarin hij hen vroeg om met hem af te spreken en hen seksueel getinte voorstellen deed. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich niet bewust was van de ernst van zijn daden, maar de rechtbank oordeelde dat hij wel degelijk een ontuchtig oogmerk had. De rechtbank achtte de poging tot grooming bewezen en legde een taakstraf van 100 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een meldplicht bij de reclassering.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis, en de noodzaak om hem te begeleiden in zijn behandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de bescherming van minderjarigen tegen seksuele misdragingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 01.120990.23 Parketnummer: 01.252533. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.252533.23
Parketnummer vordering: 01.120990.23
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 september 2023 tot en met 24 september 2023 te Helmond en/of te Valkenswaard en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst,
aan een of meer personen, te weten
- [slachtoffer 1] , geboren op [2009] , en/of
- een persoon met TikTok accountnaam “ [accountnaam van slachtoffer 2] ” en/of
- een persoon met TikTok accountnaam “ [accountnaam van slachtoffer 3] ”,
die telkens de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt of zich voordeed als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt,
een ontmoeting voor te stellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging te vervaardigen, waarbij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt was betrokken, en daarbij enige handeling te ondernemen tot het verwezenlijken van die ontmoeting,
die [slachtoffer 1] en/of “ [accountnaam van slachtoffer 2] ” en/of “ [accountnaam van slachtoffer 3] ” via TikTok te volgen en/of te benaderen en/of berichtjes te sturen en/of te vragen om hun telefoonnummer aan hem te geven en/of die [slachtoffer 1] en/of “ [accountnaam van slachtoffer 2] ” en/of “ [accountnaam van slachtoffer 3] ” telkens te vragen of zij met hem wilde(n) afspreken en/of daarbij een plaats te noemen waar ze konden afspreken en/of te zeggen - zakelijk weergegeven - dat ze mooi waren en/of lekker waren en/of dat ze model konden worden via hem en/of dat hij ze wilde fotograferen en/of dat hij ze wilde verwennen en/of knuffelen en/of met ze in de bossen wilde wandelen en/of dat ze zijn slet kon(den) worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01.120990.23 is aangebracht bij vordering van 21 november 2023. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant (locatie Eindhoven) van 21 augustus 2023. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
(bijlage 1)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
Op 26 september 2023, omstreeks 16:35 uur, werd door verdachte gemeld dat hij het tankstation gelegen aan de [adres 2] te Valkenswaard binnen was gevlucht,
omdat hij werd geïntimideerd door een aantal jongens. Ter plaatse vernam de politie
van een van die jongens dat deze via TikTok door die man was benaderd en dat die man
met hem wilde afspreken nadat die jongen had gezegd dat hij een 16-jarig meisje was.
De politie vernam verder dat de bewuste man meerdere meisje op school had benaderd en
met hen wilde afspreken in het bos achter de scholengemeenschap [naam scholengemeenschap] .
Verdachte werd door de politie aangesproken en gaf daarbij aan dat hij daar inderdaad was
voor een afspraak met een meisje van 16 jaar oud en dat hij wel vaker via TikTok contact
had met minderjarige meisjes.
Verdachte wordt na verder onderzoek beschuldigd van poging tot grooming van
drie 16-minners, het zogenaamde digitaal kinderlokken. Verdachte heeft niet betwist dat hij de betreffende communicatie met hen heeft gevoerd.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op gronden als verwoord in haar schriftelijk requisitoir tot een integrale bewezenverklaring gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft een integrale vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van een ontuchtig oogmerk bij het maken van de afspraken.
Het oordeel van de rechtbank.
bewijsbijlage
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
juridisch kader (poging tot) grooming
Voor een bewezenverklaring van een (voltooide) grooming als bedoeld in artikel 248e
van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat aan een 16-minner een ontmoeting wordt voorgesteld met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen en dat voorbereidingen zijn getroffen die gericht zijn op het verwezenlijken van die ontmoeting. Deze voorbereidingen moeten concrete vormen hebben aangenomen, maar niet is vereist
dat ieder onderdeel van de afspraak is ingevuld.
Alleen wanneer het voorstel tot de ontmoeting wordt gedaan aan een minderjarige jonger dan 16 jaar, is er sprake van grooming. Bewezen moet worden dat de verdachte wist of had moeten weten dat de minderjarige de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. Ook als de betrokken persoon 16 jaar of ouder is kan sprake zijn van een strafbare gedraging, als
vast komt te staan dat deze zich voordeed als 16-minner.
Uit bestendige jurisprudentie volgt dat poging tot grooming eveneens strafbaar is (ECLI:NL:HR:2019:1736 d.d. 12 november 2019). Van een poging tot grooming kan sprake zijn als een voorstel voor een ontmoeting met een 16-minner met het oogmerk ontuchtige handelingen te verrichten is gedaan, maar geen uitvoeringshandeling is ondernomen gericht op de verwezenlijking van die ontmoeting. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer de minderjarige niet op het voorstel is ingegaan. Het voorstel voor de ontmoeting met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen, vormt dan het begin van uitvoering van het delict grooming.
leeftijd slachtoffers en het voorstel voor een ontmoeting
De rechtbank stelt vast dat ‘ [accountnaam van slachtoffer 2] ’ en ‘ [accountnaam van slachtoffer 3] ’ in hun chats met verdachte expliciet aangeven respectievelijk 15 jaar en 14 jaar te zijn. Uit de inhoud van deze
chats, zoals uitgeschreven in de bewijsbijlage, volgt verder onmiskenbaar dat verdachte
met hen wilde afspreken en hen om gegevens vroeg (‘zullen we afspreken’, ‘is goed dan spreken we af’, ‘we spreken af, stuur je nummer’, ‘send je nummer’, ‘we kunnen ooit afspreken’, ‘dan mag jij vinden als we dat doen, stuur je adres of nummer’, ‘wat is je adres’).
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] ten tijde van haar chats met verdachte 13 jaar was. Uit de bewijsmiddelen volgt dat zij met het account [accountnaam van slachtoffer 1] communiceerde,
op enig moment (het contact met) verdachte heeft geblokkeerd en het telefoonnummer
van [persoon] aan verdachte werd doorgegeven als zijnde het hare. Hierna had verdachte telefonisch contact met [persoon] terwijl hij op dat moment dacht dat hij met [slachtoffer 1] communiceerde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op enig moment wel vermoedde dat
de persoon gekoppeld aan het account [accountnaam van slachtoffer 1] jonger dan 16 jaar was en daarom het contact verbrak en geen afspraak heeft gemaakt.
Dat verdachte degene is geweest die het contact verbrak en geen voorstel tot een ontmoeting heeft gedaan, wordt naar het oordeel van de rechtbank echter weerlegd door het samenstel van de inhoud van de chats met [accountnaam van slachtoffer 1] . en de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [persoon] , zoals uitgeschreven in de bewijsbijlage. Daaruit volgt veeleer het tegendeel. De rechtbank leidt daaruit namelijk af dat verdachte, terwijl hij dus naar eigen zeggen wel vermoedde dat hij met een 16-minner contact had, is doorgegaan met het communiceren en is blijven aansturen op een ontmoeting. Het is uiteindelijk [persoon] geweest die verdachte via het account van [slachtoffer 1] heeft laten weten dat ze niet kwam en de afspraak met verdachte waarmee ze eerder had ingestemd, annuleerde.
oogmerk op ontuchtige handelingen
Naar het oordeel van de rechtbank volgt het oogmerk van verdachte op ontuchtige handelingen bij alle drie de slachtoffers ondubbelzinnig uit het algehele samenstel van:
(1) de inhoud van de chats (‘verwend moet schat’, ‘verwend worden past in die plaats’, ‘zullen we afspreken, dan kan ik je verwennen’, ‘jij bent lekker’, ‘zou je ooit porn model willen worden’, ‘zou je pornmodel willen worden’, ’je kan mijn slet worden’ ‘en jij wordt porn’, ‘‘kunnen we in de bossen wandelen, anders heeft iedereen last’, ‘ben je opgewonden’, ‘en jij wordt porn’, ‘je kont doet het ook’, ‘je staat sexy op je video’, ‘jij bent lekker en ik zou je willen knuffelen’,)
en
(2) zijn verklaring bij de politie in dat verband (‘ik zou wel willen zien wat er zou gebeuren’, ‘ik dacht zul je zien dat meiden van 13 of 14 jaar daar wel in trappen, ik wilde dat uittesten, ik heb niemand ontmoet maar hoopte wel iemand te ontmoeten’, ‘gewoon om te kijken hoe het ging, als ze er geen zin in hadden dan wachten tot ze 18 zijn’, ‘ik heb daar wel over gefantaseerd, als ik ze zou ontmoeten dan zou ik kijken of ik mijn gezond verstand kan gebruiken’, ‘(ik) heb het seksuele eruit gelaten zodat je niet verdacht kan zijn,’ ‘ik
dacht we zien wel’).
Uit de inhoud van de chats in combinatie met verdachtes verklaring daaromtrent tegenover de politie volgt naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs dat verdachte uitsluitend een ontuchtig oogmerk had. . Dit past ook bij de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij
op TikTok werd getriggerd door foto’s van pikant geklede meisjes.
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat aan de term ‘verwennen’
enkel een vriendschappelijke betekenis moet worden toegekend, acht de rechtbank in
het licht van het voorgaande niet geloofwaardig.
Het verweer van de raadsman dat bij verdachte een ontuchtig oogmerk ontbrak, wordt gelet op het voorgaande verworpen.
conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte ten aanzien van drie 16-minners een ontmoeting met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten heeft voorgesteld. De rechtbank acht de tenlastegelegde poging tot grooming dan ook bewezen zoals hierna uitgeschreven.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 19 september 2023 tot en met 24 september 2023 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst,
aan personen, te weten:
- [slachtoffer 1] , geboren op [2009] en
- een persoon met TikTok accountnaam “ [accountnaam van slachtoffer 2] ” en
- een persoon met TikTok accountnaam “ [accountnaam van slachtoffer 3] ”,
die telkens de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt of zich voordeed als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt,
een ontmoeting voor te stellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging te vervaardigen, waarbij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt was betrokken, en daarbij enige handeling te ondernemen tot het verwezenlijken van die ontmoeting,
die [slachtoffer 1] en “ [accountnaam van slachtoffer 2] ” en “ [accountnaam van slachtoffer 3] ” via TikTok te volgen en/of te benaderen en/of berichtjes te sturen en/of te vragen om hun telefoonnummer aan hem te geven en/of die [slachtoffer 1] en/of “ [accountnaam van slachtoffer 2] ” en/of “ [accountnaam van slachtoffer 3] ” te vragen of zij met hem wilde(n) afspreken en/of daarbij een plaats te noemen waar ze konden afspreken en/of te zeggen - zakelijk weergegeven - dat ze mooi waren en/of lekker waren en/of dat ze model konden worden via hem en/of dat hij ze wilde fotograferen en/of dat hij ze wilde verwennen en/of knuffelen en/of met ze in de bossen wilde wandelen en/of dat ze zijn slet kon(den) worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie.(bijlage 2)
De officier van justitie heeft de navolgende strafeis geformuleerd:
-een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis;
-een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren en met
als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich geconformeerd aan de strafeis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in het nadeel van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte (destijds 32 jaar) heeft zich schuldig gemaakt aan drie pogingen tot grooming.
Hij zocht via TikTok contact met de minderjarige slachtoffers (destijds 13, 14 en 15 jaar), stuurde hen seksueel getinte chatberichten en stelde hen voor om met hem af te spreken.
Verdachte had hierbij evident ontuchtige intenties. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk laten leiden door zijn eigen seksuele fantasieën, zonder zich te bekommeren om de gevoelens en belangen van de jonge slachtoffers. De rechtbank rekent dit alles
verdachte zeer aan.
De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij op geen enkel moment
van het geding zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en dat hij zijn strafwaardige handelen heeft afgedaan als ‘onhandig’, ‘risico-verveling’ en ‘internet nieuwsgierigheid’.
Verdachte heeft ter zitting verklaard het afkeurenswaardige van zijn gedrag wel in te zien, maar de rechtbank betwijfelt ernstig of hij hiervan werkelijk doordrongen is. Of dat laatste samenhangt met de psychische problematiek waarmee verdachte kampt (waarover hieronder meer), heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen – mede omdat verdachte heeft geweigerd informatie over zijn behandeling bij de GGZe met de reclassering te delen.
Uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 21 augustus 2023 blijkt dat hij de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. Voor het overige heeft verdachte geen voor de afdoening van deze strafzaak relevant strafblad.
Voor grooming zijn geen oriëntatiepunten voor straftoemeting voorhanden. De rechtbank ziet in de jurisprudentie dat voor een dergelijk feit veelal een combinatie van een werkstraf met een voorwaardelijk gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank zal hierbij aansluiting zoeken.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van een rapport van de reclassering ten behoeve van deze strafzaak. Hierin staat beschreven dat verdachte lijdende is aan een autismespectrumstoornis en dat hij middels een zorgmachtiging wordt behandeld bij de GGZ Oost-Brabant. In dat kader krijgt hij ook medicatie. Volgens de reclassering
zou het stoppen met medicatie en/of behandeling het risico op delictgedrag kunnen
vergroten. De reclassering acht de kans aanwezig dat verdachte buiten het kader van de zorgmachtiging met de inname van medicatie stopt. De reclassering adviseert in het licht van de zorgmachtiging en verdachtes weigerachtige houding ten aanzien van informatie-verstrekking vanuit de GGZ een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij kan zonder informatie van de GGZ geen toezicht houden. De reclassering ziet contra-indicaties
voor het opleggen van een gevangenisstraf maar geen beletsel voor het opleggen van
een taakstraf.
De rapporteur van de reclassering, mevrouw S. Schepers, heeft als deskundige ter terechtzitting gepersisteerd bij het advies.
De rechtbank zal de strafeis volgen. De rechtbank acht een taakstraf van de gevorderde duur (100 uren) passend en geboden. Daarnaast is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken op zijn plaats is om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank ziet evenals de officier van justitie en ondanks het andersluidende advies
van de reclassering en de deskundige aanleiding om aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering te koppelen. Uit hetgeen besproken is ter zitting is namelijk gebleken dat de zorgmachtiging tot november 2024
loopt, een eventuele verlenging van de machtiging met onzekerheden is omgeven en de medicatie inname door verdachte in een vrijwillige setting geen vast gegeven is, terwijl de reclassering een behandeling en de inname van medicatie als risicobeperkende factoren aanmerkt. De rechtbank wil met de meldplicht voorkomen dat verdachte buiten enig
kader valt en de mogelijkheid creëren om - indien nodig - aanvullende voorwaarden
te kunnen formuleren.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.120990.23.
De officier van justitie heeft een verlenging van de proeftijd gevorderd en de raadsman heeft zich bij dat voorstel aangesloten.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Verder is uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding thans geen tenuitvoerlegging te gelasten, doch de vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57 en 248e van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
poging tot door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt of zich voordoet als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken te vervaardigen, terwijl hij enige handeling onderneemt tot het verwezenlijken van die ontmoeting, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

-
Een taakstrafvoor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert elke
dag die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op 2 uur te verrichten arbeid.
-
Een gevangenisstrafvoor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet
schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich binnen drie dagen na de veroordeling meldt bij Reclassering
Nederland, Toezichtunit 2 Zuid, Polluxstraat 114, 5631 ES Eindhoven, telefoonnummer
088-8041504, en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen
tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo vaak en zo lang deze instelling dat
noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde
lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden
en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid,
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij
de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Heft ophet tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (01.120990.23)

Wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging.
Verlengt de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant
d.d. 21 augustus 2023, gewezen onder parketnummer 01-120990-23, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Bartels, voorzitter,
mr. W.M.T. Keukens en mr. A.W.E. de Rooij, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 29 augustus 2024.