Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
[eiser] heeft vervolgens bij brief van 21 december 2023 Oostappen gesommeerd om op basis van die uitspraak over te gaan tot het hanteren van de juiste salarisschaal bij het betalen van het aan [eiser] toekomende salaris en wel met ingang van periode 12 van het jaar 2023. Tevens heeft hij aanspraak gemaakt op nabetaling van het te weinig betaalde salaris sinds zijn indiensttreding in [datum indiensttreding] 2015.
Oostappen kan zich niet vinden in het oordeel van de commissie en heeft [eiser] niet conform de beslissing ingedeeld, het salaris van [eiser] ook niet aangepast en evenmin vorderingen ten aanzien van het verleden voldaan.
3.Het geschil
De gezondheidsklachten van [eiser] kunnen aan de hand van de overgelegde stukken niet worden vastgesteld en [eiser] heeft geen causaal verband tussen de gezondheidsklachten en de werkomstandigheden bij Oostappen aangetoond. Oostappen heeft haar zorgplicht ook niet geschonden. De overuren worden door Oostappen betwist. Het enkele feit dat sprake is van overuren is ook onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een te hoge werkdruk. [eiser] heeft nooit aan haar kenbaar gemaakt dat hij overuren maakte en/of dat hij een zeer hoge werkdruk ervaarde. Oostappen heeft hiernaar ook niet kunnen handelen en heeft de arbeidsongeschiktheid dan ook niet kunnen voorkomen. Van overtreding van de arbeidstijdenwet is ook geen sprake. Voor zover hiervan wel sprake is geweest geldt dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor de roosters en dus voor zijn eigen werktijden en dat hem veelvuldig kenbaar is gemaakt dat hij zich moest houden aan de richtlijnen hieromtrent. [eiser] heeft echter alle adviezen en instructies van Oostappen in de wind geslagen en is zijn eigen gang gegaan.
Primair wordt verzocht de eiswijziging niet toe te staan dan wel subsidiair om Oostappen na afloop van de zitting alsnog in de gelegenheid te stellen uitvoerig schriftelijk verweer te voeren tegen de eiswijziging. Wordt de eiswijziging wel toegestaan dan geldt dat van een eerlijk proces bij de (vooringenomen) geschillen-commissie geen sprake is geweest. De uitspraak van de geschillencommissie is ook niet bindend en kan dan ook niet één op één door de rechtbank worden gevolgd maar dient (opnieuw) inhoudelijk te worden beoordeeld.
[eiser] voerde enkel het beleid uit en maakte roosters en bestellingen op basis van gestandaardiseerde formulieren. Functieschaal 6 is passend omdat het daarbij gaat om uitvoerende taken gecombineerd met enige administratieve taken waarbij [eiser] veel zelf kon met weinig direct toezicht. [eiser] is per [datum indiensttreding] 2015 in dienst getreden in periodiek 0. Conform artikel 17 lid 4 cao is per 1 januari 2017 een functieperiodiek toegekend. Per 1 januari 2024 is, eveneens conform de cao, geen functieperiodiek toegekend vanwege afwezigheid bij arbeidsongeschiktheid. [eiser] zit nu in functieschaal 6 met functieperiodiek 7, waarvoor een salaris geldt van € 2.434,48. Het door [eiser] maandelijks ontvangen salaris is steeds hoger is geweest dan de functieperiodiek van functieschaal 6. [eiser] heeft dan ook geen loonvordering uit hoofde van het verkeerd te zijn ingeschaald. De vordering wat betreft de correctie van loon is pas ingesteld (gestuit) bij akte met de zittingsdatum 28 februari 2024. Alle vorderingen van vóór 28 februari 2019 (in casu de periode oktober 2015 t/m februari 2019) zijn dus verjaard.
4.De beoordeling
Volgens Oostappen heeft [eiser] nooit aan het hoofdkantoor (mevrouw [E] ) doorgegeven dat hij plusuren had. Het staat echter vast dat hij die soms maakte, dus dat niet gevraagd wordt om opgave of registratie is onverklaarbaar. Te meer nu van de andere kant aangegeven wordt dat [eiser] vaak weinig uren werkte en weinig op het park was buiten het hoogseizoen. Dat verwijt of die verklaring past niet als er geen vastlegging is op de daadwerkelijk gewerkte uren. Alleen van de algemene verklaringen van getuigen zoals wederzijds ingebracht kan deze stelling niet aangenomen worden, want juist nu volgens Oostappen de werktijden bij een baan in de horeca op een vakantiepark enorm fluctueren, was toepassing van de registratie van (compensatie)uren van belang.
De taakomschrijving op dat punt luidt als volgt.
Het is opmerkelijk dat daarover nooit opmerkingen zijn gemaakt door Oostappen.
Oostappen wijst erop dat [eiser] hieraan gehouden kan worden omdat het zijn taak was om zijn urenregistratie te doen. Nu dat, zoals hiervoor is overwogen, ten onrechte wordt aangevoerd, zal er dus bij inschatting een berekening moeten worden gemaakt.
Als enig ‘rekenmateriaal’ uit die tijd zijn er de door [eiser] ingebrachte roosters en verklaringen van medewerkers. Aan deze verklaringen is echter moeilijk precieze waarde toe te kennen, omdat er geen concrete tijden aan gekoppeld zijn. De medewerkers verklaren min of meer dat [eiser] ‘er altijd was’ en altijd werkte als hij er was, maar dat is moeilijk letterlijk te nemen, want ook de medewerkers zelf waren er niet altijd. Hieruit is ook moeilijk een helder overzicht van tijden te herleiden. De verklaringen van medewerkers zijn dus onvoldoende om [eiser] volledig te kunnen volgen in zijn berekening van de gemaakte over-/plusuren.
Er wordt slechts in algemene termen over tijdsbesteding en aanwezigheid gesproken, terwijl bij geen van hen een permanent en volledig beeld kan zijn ontstaan.
Kortom, voor een sfeerindruk kunnen de getuigenverklaringen dus een bijdrage leveren, maar als het gaat om concrete urenbeoordelingen is dat onvoldoende. Zeker als alle getuigenverklaringen tegenover elkaar worden beoordeeld.
Van [eiser] kon in ieder geval ook worden verwacht dat hij enigszins rekening hield met het maken van minuren. Zijn stelling dat er steeds te weinig personeel was en dat daarop gestuurd werd, is niet daadwerkelijk vast te stellen.
Voorzover die verantwoordelijkheid al kan worden afgeschoven c.q. gemandateerd aan de betreffende werknemer - hoewel de taakomschrijving bezwaarlijk zo gelezen kan worden (personeel betreft logischerwijs andere werknemers) - had Oostappen daarop op zijn minst toezicht moeten houden en met enige regelmaat daarop terug moeten komen. Dit is jarenlang niet gebeurd.
Dat betekent 1632 uren in totaal waarover compensatie ad 150% conform artikel 15 van de cao berekend moet worden.
Aard van de functie Management ondersteunende functie van ondermeer administrerende en controlerende aard, gericht op uitvoerende taken van redelijk complexe aard ten aanzien van een specialistisch werkgebied.
28 februari 2019 (in casu de periode oktober 2015 t/m februari 2019) zijn volgens Oostappen dus verjaard. De kantonrechter gaat daarin niet mee.
De kantonrechter zal als stuitingsdatum hanteren de brief van 21 december 2023, waarin Oostappen door [eiser] is verzocht en gesommeerd over te gaan tot betaling van de juiste salarisschaal met ingang van december 2023 en nabetaling vanaf oktober 2015. Dit betekent dat de vordering is verjaard tot 21 december 2019.
21 december 2019. Deze berekening beslaat dus enerzijds de al verloonde periode, maar anderzijds ook de extra uren, zoals hiervoor vastgesteld.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] niet dan wel onvoldoende onderbouwd dat zijn klachten (burn-out) het gevolg zijn van het uitoefenen van zijn functie bij Oostappen. De door hem in het geding gebrachte stukken bieden daartoe onvoldoende steun. Uit het dossier van de huisarts blijkt dat [eiser] kampte met stress en vermoeidheid maar nergens wordt vermeld dat sprake is van een burn-out die door het werk zou zijn veroorzaakt. Uit het dossier blijkt dat [eiser] meerdere andersoortige medische klachten had.
een opeenstapeling van factorenwaardoor zijn belastbaarheid verder is afgenomen’.
Is aan (één van) de criteria van artikel 7:658 BW niet voldaan, dan valt de situatie buiten het bereik van artikel 7:658 BW en is een vordering op deze grondslag niet toewijsbaar.
Een (subsidiaire) vordering op grond van goed werkgeverschap en/of redelijkheid en billijkheid is evenmin toewijsbaar wanneer de werkgever niet is tekortgeschoten in de nakoming van de in artikel 7:658 BW genoemde verplichtingen en hij ook overigens niet tekortgeschoten is in zijn verplichtingen, want daardoor zou, in strijd met de strekking van artikel 7:658 BW, op Oostappen een aansprakelijkheid worden gelegd zonder dat er sprake is van een tekortkoming aan haar kant [2] .
5.De beslissing
- een loonberekening te maken en in het geding te brengen ter zake plusuren als bedoeld in rechtsoverweging 4.12 (zoals gespecificeerd onder 4.12.1 t/m 4.12.5)
- een herziene loonberekening te maken en in het geding te brengen ter zake schaalindeling in loonschaal 7 met de toegepaste periodieken als bedoeld in rechtsoverweging 4.19.