ECLI:NL:RBOBR:2024:385

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
71.300364.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorbereiden en bevorderen van drugshandel en wapenbezit

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het voorbereiden en bevorderen van drugshandel en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 10a van de Opiumwet, door in vereniging met anderen betrokken te zijn bij de handel in en het voorhanden hebben van verschillende soorten drugs, waaronder cocaïne, heroïne, MDMA, metamfetamine en amfetamine. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van vuurwapens en kogelpatronen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 190 dagen opgelegd, gelijk aan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast taakstraffen van in totaal 600 uren. De rechtbank heeft de procesafspraken tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie gevolgd en heeft geoordeeld dat de straffen recht doen aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft vrijwillig ingestemd met de gemaakte afspraken en was zich bewust van de rechtsgevolgen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [71.300364.22]
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.300364.22
Datum uitspraak: 24 januari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [1962] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2023, 1 augustus 2023, 25 oktober 2023 en 24 januari 2024. In deze zaak is een
overeenkomst tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie vastgesteld betreffende proces- en vonnisafspraken (hierna: de overeenkomst). De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 april 2023. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 25 oktober 2023 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juli 2022 tot en met 24 januari 2023 te Tilburg en/of Geertruidenberg en/of Rotterdam en/of Vianen, gemeente Vijfheerenlanden, en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
- (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) heroïne en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) metamfetamine en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) amfetamine,

zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of metamfetamine en/of amfetamine (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of

- (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en)/vloeistof(fen) bevattende) enig(e)

(ander(e)) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)

- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen
plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen

van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of

- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- gesprekken gevoerd en/of informatie ingewonnen/gedeeld en/of overlegd over
-
- de verkrijging en/of de prijs en/of de winstmarges en/of de (af)levering en/of de wijze van
transport en/of de (internationale) handel van/in een of meer van bovengenoemde
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
-
- de verkrijging van (een) precursor(en)/grondstof(fen) en/of de aanschaf en/of
vervaardiging van (een) ketel(s) en/of (andere) hardware en/of de (wijze van) bereiding
van een of meer van die middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- (een) monster(s) van een of meer van die middelen (af)geleverd en/of (af) laten leveren en/of opgehaald en/of op laten halen en/of vervoer geregeld en/of laten regelen en/of
- een trekker (kenteken [kenteken 1] ) en/of een oplegger (kenteken [kenteken 2] ) met verborgen ruimte over laten brengen/komen naar Nederland en/of (vervolgens) gestald/geparkeerd of laten stallen/parkeren en/of laten repareren en/of het (verdere) gebruik en/of de inzet van die trekker en/of oplegger besproken en/of voorbereid of laten voorbereiden en/of geregeld of laten regelen, althans die trekker en/of oplegger (ter gebruik/inzet) voorhanden/onder handbereik gehad en/of gehouden, en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar contact gehad en/of gehouden en/of
(een) ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of geregeld en/of
(een) (aan)betaling(en) verricht en/of (een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en)
gemaakt;
(Zaakdossier 05)
2.
(vervalt)
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 juli 2022 tot en met 15 december 2022 te Tilburg en/of Geertruidenberg en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
- (op of omstreeks 20 juli 2022) een (vuur)wapen van categorie II of categorie III, te weten

een (vuur)wapen kaliber 7.65 mm, en/of

- een of meer (andere) (vuur)wapens van categorie II en/of categorie III,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en/of verhandelen van wapens een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(Zaakdossier 08)

4.

hij op of omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg, althans in Nederland,

- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk Beretta, model 9000s,
kaliber 9x19mm) (IBN-code [nummer 1] ), althans enig (vuur)wapen van categorie
III, en/of
- (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten een totale hoeveelheid van 15, althans
(een) hoeveelhe(i)d(en), kogelpatronen van het kaliber 9x19mm (IBN-code(s) [nummer 2] en/of [nummer 3] en/of [nummer 4] ) en/of
(andersoortige) munitie van categorie II1, te weten een totale hoeveelheid van 68,
althans (een) hoeveelhe(i)d(en), kogelpatronen van het kaliber .45ACP en/of van het
kaliber .40S&W (IBN-code(s) [nummer 5] en/of [nummer 6] en/of
[nummer 7] )
voorhanden heeft gehad;
(Zaakdossier 08).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De beoordeling van de overeenkomst tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie betreffende proces- en vonnisafspraken.
De rechtbank is bij de beoordeling van de overeenkomst uitgegaan van het kader dat de Hoge Raad heeft gegeven in zijn arrest van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252).
De rechtbank stelt vast dat de verdachte bij de totstandkoming van de overeenkomst werd bijgestaan door zijn raadsman en dat de verdachte kennis heeft genomen van de inhoud van die overeenkomst.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen weten dat de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging en dat de rechtbank geen partij is bij en niet is gebonden aan de gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft de procesafspraken die de verdachte en zijn raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt, doorgenomen. De in de overeenkomst vastgelegde afspraken en de consequenties daarvan zijn met de verdachte besproken. De verdachte heeft ter terechtzitting van 24 januari 2024 ten overstaan van de rechtbank nogmaals bevestigd de inhoud van de overeenkomst en de procesrechtelijke gevolgen hiervan te kennen, te begrijpen en hiermee in te stemmen.
De rechtbank constateert dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten en dat de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen geen afbreuk doet aan het aan de verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces.

De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte
1.
in de periode van 10 juli 2022 tot en met 24 januari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
- hoeveelheden (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of
- hoeveelheden (van een materiaal bevattende) heroïne en/of
- hoeveelheden (van een materiaal bevattende) MDMA en/of
- hoeveelheden (van een materiaal bevattende) metamfetamine en/of
- hoeveelheden (van een materiaal bevattende) amfetamine,
zijnde cocaïne en heroïne en MDMA en metamfetamine en amfetamine (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen
plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen

van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of

- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes
mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- gesprekken gevoerd en/of informatie ingewonnen/gedeeld en/of overlegd over
-
- de verkrijging en/of de prijs en/of de winstmarges en/of de (af)levering en/of de wijze van
transport en/of de (internationale) handel van/in een of meer van bovengenoemde
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
-
- de verkrijging van (een) precursor(en)/grondstof(fen) en/of de aanschaf en/of
vervaardiging van (een) ketel(s) en/of (andere) hardware en/of de (wijze van) bereiding
van een of meer van die middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- (een) monster(s) van een of meer van die middelen (af)geleverd en/of (af) laten leveren en/of opgehaald en/of op laten halen en/of vervoer geregeld en/of laten regelen en/of
- een trekker (kenteken [kenteken 1] ) en/of een oplegger (kenteken [kenteken 2] ) met verborgen ruimte over laten brengen/komen naar Nederland en/of (vervolgens) gestald/geparkeerd of laten stallen/parkeren en/of laten repareren en/of het (verdere) gebruik en/of de inzet van die trekker en/of oplegger besproken en/of voorbereid of laten voorbereiden en/of geregeld of laten regelen, althans die trekker en/of oplegger (ter gebruik/inzet) voorhanden/onder handbereik gehad en/of gehouden, en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar contact gehad en/of gehouden en/of
(een) ontmoeting(en) gehad en/of geld ingelegd en/of geïnvesteerd en/of geregeld en/of
(een) (aan)betaling(en) verricht en/of (een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en)
gemaakt;
3.
in de periode van 8 juli 2022 tot en met 15 december 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen
- (op 20 juli 2022) een (vuur)wapen van categorie II of categorie III, te weten

een (vuur)wapen, kaliber 7.65 mm, en

- andere (vuur)wapens van categorie II of categorie III,

terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het in strijd met de wet ter beschikking stellen en verhandelen van wapens een gewoonte hebben gemaakt;

4.

op 24 januari 2023 te Tilburg

- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk Beretta, model 9000s,

kaliber 9x19mm), en

- bijbehorende en andersoortige munitie van categorie III, te weten een hoeveelheid van 83
kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, overeenkomstig de tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie gesloten overeenkomst, ten aanzien van feit 1, feit 3 en feit 4 gevorderd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 190 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en voorts per afzonderlijk feit telkens een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis (in totaal 600 uren taakstraf, te vervangen door 300 dagen hechtenis).
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht aan te sluiten bij de overeenkomst.
Het oordeel van de rechtbank.
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het in vereniging treffen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Verder is jegens de verdachte bewezen verklaard dat hij (kort gezegd) een gewoonte heeft gemaakt van het in vereniging ter beschikking stellen en verhandelen van (vuur)wapens. Daarnaast heeft hij een vuurwapen en kogelpatronen voorhanden gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op de afspraken in de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende door verdachte aanvaarde strafeis van de officier van justitie.
De rechtbank heeft de uitkomst hiervan beschouwd in het licht van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Hierbij zijn ook het wettelijke strafmaximum, de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte betrokken.
Tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie zijn in de overeenkomst ten aanzien van feit 1, feit 3 en feit 4 een strafeis van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 190 dagen met aftrek (een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest) en voor elk afzonderlijk delict telkens een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, overeengekomen. De rechtbank is van oordeel dat deze straffen recht doen aan deze zaak, waarbij zowel het belang van de verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot de straffen zoals de verdachte en het Openbaar Ministerie die in de overeenkomst hebben afgesproken.
Door de verdediging is opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bepleit. De officier van justitie heeft zich hiertegen niet verzet. Gelet op de duur van de hierna aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf is de rechtbank van oordeel dat de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet, zodat het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden moet worden opgeheven. Deze beslissing is reeds in een apart bevel geminuteerd.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

De uitspraak.

De rechtbank:
verklaart het onder feit 1, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder feit 1, feit 3 en feit 4 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich of een ander gelegenheid en/of middelen of/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
of
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en in strijd met die wet van het ter beschikking stellen en verhandelen van wapens een gewoonte maken;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straffen:
t.a.v. feit 1, feit 3, feit 4:
* een
gevangenisstrafvoor de duur van
190 dagen;
beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
ten aanzien van feit 1:
* een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
200 uren, te vervangen door
100 dagen hechtenisindien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht;
ten aanzien van feit 3:
* een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
200 uren, te vervangen door
100 dagen hechtenisindien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht;
ten aanzien van feit 4:
* een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
200 uren, te vervangen door
100 dagen hechtenisindien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Bernsen, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en mr. E. Boersma, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 24 januari 2024.