ECLI:NL:RBOBR:2024:3651

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/01/400603 / FA RK 24-166
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en omgang met minnelijke schuldhulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vader en de moeder over de wijziging van de kinderalimentatie. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Geuze, verzocht de rechtbank om de kinderalimentatie op nihil te stellen, met ingang van 1 februari 2023 of 7 september 2023. Hij stelde dat hij de overeenkomst tot wijziging van de kinderalimentatie in februari 2023 was aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven, omdat hij op dat moment een hoge schuldenlast had en inmiddels was toegelaten tot de schuldhulpverlening van de gemeente Eindhoven. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.S. Gerritsen, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat het verzoek moet worden afgewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juli 2024 is de situatie van beide partijen besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en de moeder de ouders zijn van twee minderjarigen. De vader heeft een substantiële schuldenlast van meer dan € 94.000,- en ontvangt een beperkt leefgeld, terwijl zijn salaris door de gemeente wordt beheerd. De rechtbank oordeelt dat de vader, ondanks zijn inkomen, geen ruimte heeft om kinderalimentatie te betalen vanwege zijn hoge schuldenlast en de voorwaarden van de schuldhulpverlening.

De rechtbank heeft besloten de kinderalimentatie met ingang van de datum van de beschikking op nihil te stellen voor de duur van de schuldsanering. Dit betekent dat de oorspronkelijke kinderalimentatie na afloop van het schuldsaneringstraject herleeft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en beide partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familierecht
Zaaknummer: C/01/400603 / FA RK 24-166
Kinderalimentatie
Beschikking van 6 augustus 2024
in de zaak van:
[vader],
wonende in [plaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Geuze,
e n
[moeder],
wonende in [plaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.S. Gerritsen.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift van de vader met bijlagen 1 tot en met 8, binnengekomen op 11 januari 2024;
het bericht namens de vader binnengekomen op 25 januari 2024, met als bijlage een aangepast verzoekschrift en uittreksels van het gezagsregister;
het verweerschrift van de moeder met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken) en met bijlagen 1 tot en met 4;
het bericht namens de vader van 11 juli 2024, met bijlagen 9 tot en met 13, en
het bericht namens de moeder van 11 juli 2024, met bijlagen 5 tot en met 8.
1.2.
Het verzoek en verweer zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 23 juli 2024. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:
de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

2.Waar gaat het over?

Wat staat vast?
2.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1], geboren op [datum];
  • [minderjarige 2], geboren op [datum].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan ingeschreven op het adres van de moeder.
2.3.
Ten tijde van de echtscheiding hebben de ouders een ouderschapsplan gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de kinderalimentatie. In februari 2023 hebben de ouders dat ouderschapsplan gewijzigd. Zij zijn daarbij overeengekomen dat de vader een bedrag van € 371,- per maand (voor beide kinderen samen) aan kinderalimentatie aan de moeder zal betalen. Na correctie voor de inflatie (geïndexeerd) is dat per 1 januari 2024 € 394,- per maand. [1]
Wat ligt voor?
2.4.
De vader wil dat de kinderalimentatie op nihil (€ 0,-) wordt gesteld, met ingang van 1 februari 2023, dan wel met ingang van 7 september 2023. Volgens hem is hij de overeenkomst tot wijziging van de kinderalimentatie in februari 2023 aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven, omdat destijds geen rekening is gehouden met de grote schuldenlast van de vader. Ook is sprake van een wijziging van omstandigheden, omdat hij inmiddels is toegelaten tot de schuldhulpverlening van de gemeente Eindhoven. Vanwege de hoge schuldenlast kan de vader geen enkel bedrag meer aan kinderalimentatie betalen.
2.5.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij wil dat de vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in het verzoek of dat het verzoek wordt afgewezen. Volgens haar is de overeenkomst over de kinderalimentatie niet aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven, omdat niet is gebleken dat de schulden niet aan de vader verweten kunnen worden of voor hem vermijdbaar zijn. Dat de vader is toegelaten tot de gemeentelijke schuldhulpverlening is volgens de moeder nog geen reden om de kinderalimentatie op nihil te stellen. In het zogenoemde vrij te laten bedrag kan namelijk rekening worden gehouden met de kinderalimentatie als de rechtbank niet overgaat tot een nihilstelling. Daardoor blijft er minder aflossingsruimte over voor de schuldeisers, maar dat acht de moeder de juiste volgorde. Ook merkt zij op dat in de draagkrachtberekening die vader heeft gemaakt, is gerekend met een lager inkomen van de vader dan zijn huidige inkomen en dat daarbij geen rekening is gehouden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Daardoor zou er volgens haar wat ruimte overblijven voor kinderalimentatie. Tot slot maakt de moeder bezwaar tegen de verzochte ingangsdatum.

3.De beoordeling

Nihilstelling van de kinderalimentatie
3.1.
De rechtbank zal de kinderalimentatie met ingang van de datum van deze beschikking op nihil (€ 0,- per maand) stellen voor de duur van de schuldsanering. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn.
De vader kan de afgesproken kinderalimentatie niet betalen
3.2.
De vader heeft als bijlage 13 een schuldenoverzicht overgelegd, waaruit blijkt dat hij voor ruim € 94.000,- aan schulden heeft. Hoewel de vader een substantieel inkomen heeft (circa € 4.000,- bruto per maand), is die schuldenlast zo hoog dat het zonder een schuldsaneringsregeling jaren zou duren voordat de vader weer schuldenvrij is. Inmiddels is de vader toegelaten tot de gemeentelijke schuldhulpverlening om van die schulden af te komen. De rechtbank realiseert zich dat een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject niet zonder meer gelijk kan worden gesteld met de Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (WNSP) en er daarom niet zonder nadere motivering van mag worden uitgegaan dat er geen draagkracht voor kinderalimentatie is. [2]
In dit geval heeft de vader echter voldoende onderbouwd dat er geen enkele ruimte voor kinderalimentatie overblijft. Dat de vader grote schulden heeft, is tussen de ouders niet in geschil. Ook staat vast dat een instelling van de gemeente het salaris van de vader beheert en de vader een beperkt leefgeld ontvangt. In dat leefgeld is wel rekening gehouden met de kosten die de vader heeft voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als zij bij hem verblijven, maar niet met een bedrag aan kinderalimentatie. Weliswaar heeft de gemeente laten weten dat het vrij te laten bedrag zal worden verhoogd met een bedrag aan kinderalimentatie als de rechtbank niet overgaat tot een nihilstelling, maar dat is dan alleen bedoeld om dan geen nieuwe schulden te laten ontstaan en te voorkomen dat de vader verder in de problemen komt. De vader heeft daarbij verklaard dat het slagen van de schuldhulpverlening in gevaar komt als met enig bedrag aan kinderalimentatie rekening wordt gehouden. Het bedrag dat van zijn inkomen overblijft na aftrek van het leefgeld en zijn vaste lasten wordt nu gereserveerd voor de aflossing op zijn schulden. Dit gereserveerde bedrag moet zo hoog mogelijk zijn om het schuldhulpverleningstraject te laten slagen. De rechtbank vindt het ook in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de kans van slagen van het traject zo hoog mogelijk zal zijn. Als het traject namelijk niet slaagt, zal de vader voorlopig nog niet schuldenvrij zijn en volgt mogelijk nog een WSNP-traject. Dat zou betekenen dat zij het nog langer zonder kinderalimentatie moeten stellen. Ook heeft de vader verklaard dat hij na afloop van het schuldhulpverleningstraject de kinderen wil compenseren voor de periode waarin zij de kinderalimentatie hebben moeten missen. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat die gelegenheid zich zo snel mogelijk voordoet. Daarom zal de rechtbank ook niet met een klein bedrag aan kinderalimentatie rekening houden, maar deze op nihil stellen.
3.3.
Dat de schulden mogelijk aan de vader te verwijten zijn zoals de moeder heeft gesteld, is in dit stadium niet meer relevant. Duidelijk is dat de vader zonder schuldhulpverlening niet binnen een redelijke termijn van deze schulden af kan komen. De schuldenlast is ook zo hoog dat, als er beslag wordt gelegd voor deze schulden, de vader jaren onder bijstandsniveau zou moeten leven en dan kan hij dus op grond van de aanvaardbaarheidstoets al niet bijdragen. Deze toets gaat uit van het bestaansminimum en staat los van de verwijtbaarheid. Ook gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van de moeder dat met een paar aanpassingen in de draagkrachtberekening van de vader ruimte zou zijn voor kinderalimentatie. Zoals hiervoor is overwogen zal de vader namelijk alle overgebleven ruimte moeten reserveren voor de aflossing op zijn schulden voor een zo groot mogelijke kans van slagen van het gemeentelijke schuldhulptraject. Een stijging van het inkomen van de vader of de aanspraak van de inkomensafhankelijke combinatiekorting zal daarom direct naar de schuldeisers gaan.
Nihilstelling per datum beschikking
3.4.
De rechtbank zal de kinderalimentatie met ingang van de datum van deze beschikking op nihil stellen. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de rechter namelijk terughoudend gebruikmaken van de mogelijkheid om kinderalimentatie met terugwerkende kracht te wijzigen. Ook weegt de rechtbank hier mee dat de termijn van achttien maanden van het schuldhulpverleningstraject pas zal gaan lopen vanaf de datum van deze beschikking. Door de alimentatie met ingang van deze datum op nihil te stellen, behoudt de moeder haar aanspraak op de achterstand in de kinderalimentatie. Zij kan zich met die achterstand wenden tot de gemeente, zodat zij als een van de schuldeisers van de vader aan het einde van het traject mogelijk voor een deel kan meedelen in het bedrag dat voor de aflossingen wordt gereserveerd.
Nihilstelling voor de duur van de schuldsanering
3.5.
De rechtbank zal de kinderalimentatie alleen voor de duur van de schuldsanering op nihil stellen. Dit betekent dat na afloop van het schuldsaneringstraject de oorspronkelijke kinderalimentatie herleeft. Het is daarbij aan de vader om de moeder op de hoogte te houden van het verloop van het traject.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.6.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat deze beslissing geldt, totdat er in een eventueel hoger beroep anders is beslist.
Proceskosten
3.7.
De vader en de moeder moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie, zoals die was vastgelegd in het addendum van het ouderschapsplan van februari 2023 en stelt deze kinderalimentatie vanaf de datum van deze beschikking op nihil (€ 0,- per maand) voor de duur van de schuldsanering;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat de vader en de moeder allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
4.4.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van rechter mr. B. Krijnen, tot stand gekomen in samenwerking met mr. J.A.M.H. de Wit, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024 door mr. K.M. Braun, rechter, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in 's-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Bijlage 1: indexering kinderalimentatie

Voetnoten

1.Bijlage 1: indexering kinderalimentatie.
2.Hoge Raad 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:340.