ECLI:NL:RBOBR:2024:3455

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/01/402189 / HA ZA 24-171
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en forumkeuze in civiele procedure tussen Spaanse rechtspersonen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, vorderde de rechtspersoon Bridge Polymers SL betaling van vier facturen ter waarde van € 39.326,69 voor geleverde granulaat aan Agencia Intermediacion Residuos y Soluciones Ambientales SL. De kern van het geschil betrof de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, gezien het forumkeuzebeding dat Bridge in haar documenten had opgenomen. Bridge stelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op basis van dit beding, terwijl Agencia betwistte dat er een geldige forumkeuze was gemaakt en stelde dat de Spaanse rechter bevoegd was.

De rechtbank onderzocht de geldigheid van het forumkeuzebeding aan de hand van de Verordening Brussel I-bis. De rechtbank concludeerde dat er geen wilsovereenstemming was over het forumkeuzebeding, omdat Agencia niet schriftelijk had ingestemd met de voorwaarden die Bridge had gesteld. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was en verklaarde zich onbevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen. Bridge werd veroordeeld in de proceskosten van zowel het incident als de hoofdzaak, omdat zij nodeloos kosten had veroorzaakt door de procedure bij de verkeerde rechter aanhangig te maken.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en ondubbelzinnige afspraken over forumkeuze in internationale handelsrelaties, en dat de vormvereisten van de Verordening Brussel I-bis strikt moeten worden nageleefd. De rechtbank wees erop dat het enkele feit dat een forumkeuzebeding in documenten is opgenomen, niet voldoende is om te concluderen dat partijen daadwerkelijk een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter hebben gesloten.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/402189 / HA ZA 24-171
Vonnis in incident van 24 juli 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar Spaans recht
BRIDGE POLYMERS SL,
te Alcoy (Spanje),
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: Bridge,
advocaat: mr. A.A.M. Goossens,
tegen
de rechtspersoon naar Spaans recht
AGENCIA INTERMEDIACION RESIDUOS Y SOLUCIONES AMBIENTALES SL,
te Torrent (Spanje),
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Agencia,
advocaat: mr. A.A.M. Knol.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van Bridge,
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van Agencia,
- de conclusie van antwoord in incident van Bridge,
- de akte uitlaten producties in het incident tot onbevoegdheid van Agencia.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zou worden gewezen.

2.De beoordeling

2.1.
In de hoofdzaak vordert Bridge betaling van in hoofdsom € 39.326,69 voor granulaat dat zij in 2023 heeft verkocht en geleverd aan Agencia. Het bedrag van € 39.326,69 is het totaal van vier gefactureerde bedragen.
In het incident
2.2.
Het incident gaat over de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is te oordelen over het geschil in de hoofdzaak.
2.3.
Volgens Bridge is de Nederlandse rechter bevoegd over dit geschil te oordelen, omdat op haar orderbevestigingen, facturen en onderaan haar e-mails een forumkeuzebeding is opgenomen, waarin is gekozen voor de Nederlandse rechter. Ook zijn haar algemene voorwaarden van toepassing en is daarin een forumkeuze voor de Nederlandse rechter opgenomen, aldus Bridge.
2.4.
Agencia heeft hiertegen verweer gevoerd. Volgens haar is de Spaanse rechter bevoegd en niet de Nederlandse, onder meer omdat van een internationaal geschil geen sprake is en partijen geen forumkeuzebeding (al dan niet via de algemene voorwaarden) zijn overeengekomen.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten
2.6.
Bridge vordert betaling van vier facturen (met een totaal van € 39.326,69) voor verkochte en geleverde partijen granulaat. Het proces liep, naar de rechtbank begrijpt, als volgt:
Agencia plaatste via Whatsapp of telefonisch een bestelling bij Bridge. Deze bestelling werd in enkele gevallen voorafgegaan door een offerte van Bridge.
Bridge stuurde daarop een orderbevestiging.
Het bestelde werd verzonden.
Bridge stuurde een factuur.
2.7.
Op de orderbevestigingen en op de facturen staat het volgende:
“The attached general terms and conditions of Bridge Polymers apply to this order. […]The District Court 'Rechtbank Oost-Brabant' (the Netherlands) is the only court with jurisdiction to consider disputes concerning agreements with Bridge […].”
2.8.
In de algemene voorwaarden van Bridge is een forumkeuze voor de Nederlandse rechter opgenomen.
2.9.
Onderaan de e-mails van Bridge staat het volgende:
“Our services are subject to the General Terms & Conditions of Bridge Polymers (download). […] The District Court 'Rechtbank Oost-Brabant' (the Netherlands) is the only court with jurisdiction to consider disputes concerning agreements with Bridge […].”
Beoordelingskader
2.10.
De rechtbank stelt voorop dat zij haar bevoegdheid dient te beoordelen aan de hand van de Verordening Brussel I-bis [1] omdat de hoofdvordering is ingesteld na 10 januari 2015 en de zaak valt binnen het materiele toepassingsgebied van deze verordening. Anders dan Agencia heeft betoogd is de rechtbank verder van oordeel dat dit een zaak met internationale aspecten betreft. Weliswaar gaat het om Spaanse partijen die met elkaar hebben gecontracteerd zodat de zaak op het eerste gezicht een nationale (Spaanse) aangelegenheid lijkt, maar partijen zijn (mogelijk) een forumkeuzebeding overeengekomen en uit het arrest Hof van Justitie 8 februari 2024, ECLI:EU:C:2024:123 volgt dat het enkele feit dat partijen dat (mogelijk) hebben gedaan al betekent dat sprake is van een zaak met internationale aspecten.
2.11.
Volgens de in artikel 4 Verordening Brussel I-bis neergelegde hoofdregel is de rechter van de lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft, in dit geval Spanje, bevoegd. Daarnaast biedt de Verordening Brussel I-bis een aantal alternatieve bevoegdheidsgronden, waaronder een forumkeuze (artikel 25 Verordening Brussel I-bis). In de orderbevestigingen, facturen, e-mails en algemene voorwaarden van Bridge is een forumkeuzebeding opgenomen. In dit incident dient te worden beoordeeld of het forumkeuzebeding opgenomen in de orderbevestigingen, facturen, e-mails en algemene voorwaarden van Brigde betekent dat partijen een forumkeuze hebben gemaakt in de zin van artikel 25 Verordening Brussel I-bis.
2.12.
Artikel 25 Verordening Brussel I-bis bepaalt onder andere:
“1. […] De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a.
hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b.
hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c.
hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”
2.13.
Bij de vraag of partijen een forumkeuze in de zin van aan artikel 25 Verordening Brussel I-bis zijn overeengekomen moet de rechtbank nagaan of het ingeroepen forumkeuzebeding daadwerkelijk voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting moet komen. [2] In artikel 25 Verordening Brussel I-bis zijn vormvereisten opgenomen en die strekken ertoe te waarborgen dat die wilsovereenstemming inderdaad vaststaat; het bestaan van een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat aan een van de in artikel 25 Verordening Brussel I-bis beschreven vormvereisten is voldaan.
2.14.
Ook is vaste rechtspraak dat de vormvereisten van art. 25 lid 1 sub a-c Verordening Brussel I-bis strikt moeten worden uitgelegd, omdat een geldige forumkeuze zowel de algemene bevoegdheidsregel van art. 4 Verordening Brussel I-bis als de bijzondere bevoegdheidsregels van art. 7 en 8 Verordening Brussel I-bis opzij zet [3] .
2.15.
Tot slot moet het begrip ‘overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter’ uit artikel 25 Verordening Brussel I-bis volgens vaste rechtspraak verordeningsautonoom worden uitgelegd. [4] Dit betekent dat voorbij wordt gegaan aan de stellingen van partijen of naar lokaal (Spaans / Nederlands) recht partijen een forumkeuzebeding zijn overeengekomen.
Artikel 25 lid 1 sub a Verordening Brussel I-bis
2.16.
Volgens artikel 25 lid 1 sub a Verordening Brussel I-bis kan een forumkeuzebeding worden gesloten
“bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst”.
2.17.
Van een van de situaties beschreven in artikel 25 lid 1 sub a Verordening Brussel I-bis is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
2.18.
Van een schriftelijke overeenkomst is geen sprake omdat uit de feiten niet volgt dat Agencia schriftelijk akkoord is gegaan met het forumkeuzebeding. Weliswaar heeft Bridge verwezen naar een e-mail van Agencia (productie 10 dagvaarding) waaruit dit zou blijken, maar uit de tekst van die e-mail (
“Ik bevestig dat we die eerste vrachtwagen vandaag gaan laden. Wat je maar wilt, laat het me weten!”) blijkt niet dat Agencia schriftelijk akkoord is gegaan met het forumkeuzebeding.
2.19.
Van een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst is evenmin sprake. Dat partijen mondeling het forumkeuzebeding zijn overeengekomen (die later zou zijn bevestigd in de orderbevestiging / factuur) is niet gesteld en is overigens niet gebleken.
Artikel 25 lid 1 sub b Verordening Brussel I-bis
2.20.
Volgens artikel 25 lid 1 sub b Verordening Brussel I-bis kan een forumkeuzebeding worden gesloten
“in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden”.
2.21.
Van een situatie beschreven in artikel 25 lid 1 sub b Verordening Brussel I-bis is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
2.22.
De strekking van het vormvoorschrift van art. 25 lid 1 sub b Verordening Brussel I-bis kan als volgt worden omschreven:
“De strekking van dat voorschrift is dat, indien partijen regelmatig zaken met elkaar doen (waardoor sprake is van een lopende handelsbetrekking) en hun relaties steeds hebben geregeld op grond van algemene voorwaarden van de ene partij waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, die deze aan de andere partij heeft medegedeeld, deze laatste partij daardoor is gebonden, ook al heeft hij op die mededeling niet uitdrukkelijk gereageerd.” [5]
2.23.
Hieruit en uit de woorden “gebruikelijk zijn geworden” in genoemde bepaling volgt dat voor toepassing van sub b het van belang is dat partijen regelmatig zaken met elkaar hebben gedaan waardoor sprake is van een lopende handelsbetrekking. Weliswaar heeft Bridge gesteld dat hieraan is voldaan, maar dat heeft Agencia betwist en dat hieraan is voldaan volgt niet uit de feiten. Het staat tussen partijen vast dat zij eenmaal (in 2020) zaken met elkaar hebben gedaan en dat zij dat, voor de bestellingen die in deze procedure aan de orde zijn, in 2023 hebben gedaan, maar daaruit volgt nog niet dat sprake is van een situatie dat partijen ‘regelmatig zaken met elkaar doen, waardoor sprake is van een lopende handelsbetrekking’. Dat partijen meer dan eenmaal (in 2020) zaken met elkaar hebben gedaan vóór de bestellingen die in deze procedure aan de orde zijn, blijkt uit niets.
2.24.
Omdat uit de feiten niet is gebleken dat partijen regelmatig zaken met elkaar hebben gedaan (zodat sprake is van een lopende handelsbetrekking), is aan artikel 25 lid 1 sub b Verordening I-bis niet voldaan.
Artikel 25 lid 1 sub c Verordening Brussel I-bis
2.25.
Volgens artikel 25 lid 1 sub c Verordening Brussel I-bis kan een forumkeuzebeding worden gesloten
“in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen”.
2.26.
Van een situatie beschreven in artikel 25 lid 1 sub c Verordening Brussel I-bis is geen sprake, alleen al omdat niet is gebleken dat van internationale handel in die zin van dit artikel sprake is. Partijen zijn Spaans, de bestelling is in het Spaans gedaan en de levering heeft in Spanje plaatsgevonden. Dat partijen (mogelijk) zijn overeengekomen dat de Nederlandse rechter bevoegd zou zijn betekent nog niet dat hier sprake is van internationale handel.
Conclusie
2.27.
Het is niet gebleken dat het forumkeuzebeding daadwerkelijk voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen, omdat van geen van de in artikel 25 lid 1 sub a-c Verordening Brussel I-bis genoemde gevallen sprake is, noch verder is gebleken van wilsovereenstemming. Dat het forumkeuzebeding in diverse documenten (orderbevestigingen, facturen, e-mails en algemene voorwaarden) staat, betekent nog niet dat Agencia met het beding akkoord is gegaan. Artikel 25 Verordening Brussel I-bis is niet van toepassing. Dit betekent dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet kan worden ontleend aan het forumkeuzebeding. Omdat niet is gebleken dat de Nederlandse rechter ook op een andere grond bevoegd is, zal deze rechtbank zich onbevoegd verklaren. De incidentele vordering zal worden toegewezen.
2.28.
Bridge is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Agencia worden begroot op
- salaris advocaat
921,00
(1,50 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.099,00
In de hoofdzaak
2.29.
Met de onbevoegdverklaring komt een einde aan de procedure in de hoofdzaak.
2.30.
Bridge zal in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door die hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De kosten aan de zijde van Agencia in de hoofdzaak worden begroot op € 2.889,00 aan griffierecht.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.2.
veroordeelt Bridge in de proceskosten in het incident van € 1.099,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Bridge niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt Foodcase in de proceskosten in de hoofdzaak van € 2.889,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
3.4.
verklaart dit vonnis, wat betreft het bepaalde onder 3.2 en 3.3, uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1).
2.Volgens HvJ EU 14 december 1976, nr. 24/76, ECLI:EU:C:1976:177, Colzani/Rüwa, HvJ EU 14 december 1976, nr. 25/76, ECLI:EU:C:1976:178, (Segoura/Bonakdarian) en HvJ EU 20 februari 1997, nr. C-106/95, NJ 1998, 565 (MSG/Les Gravières Rhénanes).
3.O.a. HvJ EU 21 mei 2015, ECLI:EU:C:2015:334, m.nt. L. Strikwerda (El Majdoub), r.o. 25.
4.zie o.a. HvJ EU 18 november 2020, C-519/19, ECLI:EU:C:2020:933 (https://new.navigator.nl/document/id80b7b948f39b47fa99ae493d9324d6cb),
5.Conclusie van de A-G onder Hoge Raad 20 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:60, randnummer 2.9.