ECLI:NL:RBOBR:2024:3370

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
01/260212-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen door verdachte met breekijzer in Rosmalen en 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal vernielingen in de nacht van 5 op 6 oktober 2023 in Rosmalen en 's-Hertogenbosch. De verdachte heeft met een koevoet/breekijzer ruiten van auto’s en andere eigendommen vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan 100 aangiftes zijn gedaan van vernielingen, waarbij de verdachte op camerabeelden is herkend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 272 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de feiten gehonoreerd. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en in sommige gevallen toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen breekijzer gelast, aangezien dit voorwerp is gebruikt bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.260212.23
Datum uitspraak: 17 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
vertrokken, onbekend waarheen.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 januari 2024, 11 april 2024 en 3 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

1.De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 januari 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 juli 2024 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort weergegeven:
vernieling van een raam en/of paneel van [slachtoffer 1] op 5 oktober 2023 in Rosmalen;
vernieling van één of meer deuren van [slachtoffer 2] op 6 oktober 2023 in Rosmalen;
vernieling van displayschermen en/of een of meer pinautomaten van [slachtoffer 3] op 6 oktober 2023 in ’s-Hertogenbosch;
vernieling van een of meer (benzine)pompen van [slachtoffer 4] op 6 oktober 2023 in ’s-Hertogenbosch;
vernieling van een (voor)ruit van de woning van [slachtoffer 5] op 6 oktober 2023 in ’s-Hertogenbosch;
vernieling van auto’s en/of voertuigen en/of (auto)ruiten en/of diverse andere goederen op of omstreeks 5 en 6 oktober 2023 in (diverse wijken/straten in) Rosmalen en/of ’s-Hertogenbosch.
De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

2.De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs.

3.1
Inleiding.
In de nacht van 5 op 6 oktober 2023 heeft een groot aantal vernielingen plaatsgevonden in Rosmalen en 's-Hertogenbosch. Er is ruim 100 keer aangifte gedaan van verschillende vernielingen. Verdachte zou die nacht door Rosmalen en ’s-Hertogenbosch zijn gefietst, waarbij hij onderweg met name tientallen autoruiten, maar ook tankstations en geldautomaten zou hebben vernield. Ook bij enkele bedrijfspanden zijn vernielingen aangericht.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden als verwoord in zijn schriftelijke pleitnota bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en deels van feit 6. Ten aanzien van feiten 2, 3, 4, 5 en 6 (vijfde gedachtestreepje en nummers 8, 20, 21, 22, 44 en 61) heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank.
Hieronder wordt allereerst een aantal algemene opmerkingen over het bewijs gemaakt. Daarna worden de feiten besproken die de rechtbank wel bewezen acht, gevolgd door een bespreking van de feiten waarvan verdachte door de rechtbank zal worden vrijgesproken.
3.4.1.
Algemene opmerkingen over het bewijs
Uit de resultaten van het opsporingsonderzoek kan in algemene zin en in grote lijnen een
modus operanditen aanzien van een groot deel van de feiten worden gedestilleerd. Bij de politie zijn meer dan 100 aangiftes binnengekomen van vernieling. Kenmerkend is dat het grotendeels gaat om vernielingen van autoruiten en displays en pin-/betaalautomaten van hetzij tankstations, hetzij geldautomaten. Deze vernielingen hebben plaatsgevonden in de nacht van 5 op 6 oktober 2023 in bepaalde wijken van Rosmalen en ’s-Hertogenbosch. Op diverse camerabeelden van de vernielingen is steeds dezelfde man met lichtkleurige/grijze trui of vest en slippers met brede band te zien, fietsend op een ov- of donkere fiets en met een langwerpig voorwerp in zijn hand dat ook wel wordt omschreven als een koevoet/breekijzer. De feiten vertonen aldus duidelijke overeenkomsten.
Bij een aantal van de onder feit 6 opgesomde vernielingen zal de rechtbank in haar bewijsvoering gebruikmaken van schakelbewijs. Schakelbewijs betreft een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Ook de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld mogen betrokken worden bij de vraag of sprake is van een overeenkomende
modus operandi.
3.4.2.
Wel bewezen zaken
Met uitzondering van de in paragraaf 3.4.3. genoemde zaken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten 2, 3, 4, 5 en 6. Dat volgt uit de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de bewijsmiddelen. Voor de overzichtelijkheid en de leesbaarheid zijn die door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen uitgewerkt in bijlage II bij dit vonnis. De bewijsmiddelen gelden als in dit vonnis ingevoegd.
De rechtbank overweegt in het bijzonder nog het volgende (mede in het licht van het door de verdediging gevoerde pleidooi).
Feiten , 2, 3, 4 en 5
De rechtbank acht de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangiftes, camerabeelden en ambtshalve herkenningen. Dit betreffen allemaal vernielingen die zijn begaan in dezelfde specifieke context volgens dezelfde werkwijze in een tijdsbestek van enkele uren. Uit de inhoud van het procesdossier is de rechtbank gebleken dat verdachte bij deze vernielingen telkens nagenoeg hetzelfde gedragspatroon heeft gevolgd. De rechtbank stelt daarover het volgende vast:
  • alle vernielingen zijn in dezelfde nacht (5 op 6 oktober 2023) gepleegd in Rosmalen en ‘s-Hertogenbosch;
  • bij de vernielingen is gebruik gemaakt van een breekijzer/koevoet;
  • uit camerabeelden blijkt dat verdachte tijdens, maar in elk geval voorafgaand en na de vernielingen op een (ov- of donkere) fiets zat.
Daarbij komt nog dat op de voorhanden zijnde camerabeelden, aan de hand waarvan verdachte is herkend, te zien is dat verdachte ten tijde van de vernielingen steeds dezelfde kleding droeg, te weten (onder andere) een lichtkleurige/grijze trui of vest en witte slippers met een brede band.
Feit 6
Gelet op de specifieke context waarbinnen de feiten zijn begaan en het repeterende gedragspatroon van verdachte, acht de rechtbank het geoorloofd om in deze zaak gebruik te maken van schakelbewijs. Zoals hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de onder feiten 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten als zelfstandig wettig en overtuigend bewezen. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bij de onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten en het onder 6 aan verdachte tenlastegelegde feiten, sprake van een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, dat herkenbaar aanwezig is in de voor de te bewijzen feiten aanwezige bewijsmiddelen. Ook hier gaat het telkens om vernielingen, maar dan van tientallen ruiten van geparkeerde auto’s. De vernielingen hebben alle plaatsgevonden in dezelfde nacht, in vijf wijken van Rosmalen en ‘s-Hertogenbosch. Per wijk (de Rompert, Graafsepoort, de Muntel/Vliert, Klokkediep en Schubertsingel) gaat het telkens om auto’s die staan geparkeerd in dezelfde straten, dan wel in de nabije omgeving van die straten. Bij de wijk De Rompert betreft het bovendien vernielingen bij twee tankstations en een geldautomaat. Bij de wijken Graafsepoort en De Muntel/Vliert gaat het eveneens om een vernieling bij een tankstation. De
modus operandiis steeds het inslaan van een autoruit, dan wel van een display, met een koevoet/breekijzer vanaf een fiets. Per wijk zijn steeds op zijn minst voor wat betreft één feit camerabeelden voorhanden waarop de betreffende handelwijze te zien is door een persoon met een overeenkomstig signalement als verdachte. Bij De Rompert betreft dit de vernielingen met nummers 7, 8, 34, 43 en 44. Bovendien is er voor wat betreft nummer 21 en 22 een verklaring van een getuige die dit heeft waargenomen. Bij de Graafsepoort betreft dit vernieling nummer 54. Daarnaast is er bij nummer 52 een verklaring van een getuige die een schim zag wegfietsen. Bij De Muntel/Vliert is dat nummer 61, bij Klokkendiep nummer 69. Ten slotte zijn voor wat betreft de Schubertsingel camerabeelden van de vernieling bij [slachtoffer 3] (feit 3), die in de directe nabije omgeving van De Schubertsingel is gelegen, voorhanden.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de gevolgde
modus operandiop essentiële punten grote overeenkomsten vertoont. Deze overeenkomsten zijn zodanig sterk dat de rechtbank van oordeel is dat de bewijsmiddelen die voor de afzonderlijke vernielingen zijn gebruikt elkaar ondersteunen. Zij gelden daarmee als schakelbewijs voor de vernielingen waarbij naast de aangifte geen camerabeelden en/of herkenning in het dossier voorhanden zijn.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte op de terechtzitting van 17 januari 2024 zonder voorbehoud heeft bekend dat hij alle feiten (zoals die waren opgenomen in de dagvaarding van 10 januari 2024) heeft gepleegd, met uitzondering van de vernieling bij de [slachtoffer 1] (feit 1). Het betoog van de raadsman dat aan deze bekentenis geen waarde mag worden gehecht, omdat verdachte het niet zo heeft begrepen en bedoeld maar dit vanwege zijn afwezigheid bij de inhoudelijke behandeling verder niet zelf kan toelichten, overtuigt niet. Het betreft weliswaar een globale verklaring, maar op grond van die verklaring kan wel worden vastgesteld dat verdachte op zijn minst heeft toegegeven een groot aantal van de op 10 januari 2024 tenlastegelegde vernielingen gepleegd te hebben. De rechtbank wijst er op dat de huidige dagvaarding niet wezenlijk verschilt van de dagvaarding van 10 januari; er zijn alleen drie extra vernielingen opgenomen (nrs. 69 t/m 72). Daarom merkt de rechtbank die verklaring naast het schakelbewijs als steunbewijs aan, en acht op grond daarvan de vernielingen waarvan alleen een aangifte in het dossier zit, wettig en overtuigend bewezen.
De verweren van de raadsman worden dan ook verworpen.
Conclusie bewezenverklaring
De rechtbank acht de onder 2, 3, 4, 5 en 6 feiten wettig en overtuigend bewezen, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.
3.4.3.
Vrijspraak
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van feit 1 en deels van feit 6 (derde gedachtestreepje en nummers 46 en 47).
Feit 1 ( [slachtoffer 1] )
Door [slachtoffer 1] zijn camerabeelden ter beschikking gesteld, waarop te zien is dat om 23:05:22 uur een fietser in beeld komt en omstreeks 23:05:23 is er een flits zichtbaar waarna er een rookwolk ontstaat. Om 23:12:57 uur komt een persoon uit het pand gelopen die verbalisant herkent als zijnde verdachte. Volgens verbalisant is dit dezelfde persoon als de eerdergenoemde fietser.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat de persoon die uit het pand loopt, verantwoordelijk is voor de ten laste gelegde vernieling van een raam en/of paneel. Het is immers onduidelijk hoe de schade is ontstaan. Het lijkt te gaan om een explosie, hetgeen niet past bij de hierboven door de rechtbank vastgestelde
modus operandi(vernielingen door koevoet/breekijzer). Indien de explosie is veroorzaakt door de fietser, zoals in het dossier wordt gesuggereerd, kan de rechtbank – anders dan de verbalisant – aan de hand van de camerabeelden niet onmiskenbaar vaststellen dat dit verdachte is. Dat geldt des te meer nu de door verbalisant omschreven fiets met bak voorop niet overeenkomt met de hierboven beschreven
modus operandi(ov- of donkere fiets).
Feit 6, derde gedachtestreepje ( [slachtoffer 6] )
Uit de aangifte volgt dat er bij de [slachtoffer 6] een ruit van de kas is ingeslagen en dat er schade zit aan de deur bij het kluiskantoor. Er zijn beelden beschikbaar waarop de vermoedelijke dader zichtbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van deze beelden niet komen vast te staan dat de persoon op de beelden verdachte is, aangezien de beelden heel korrelig en daarmee onduidelijk zijn. Andere bewijsmiddelen die op betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde duiden, ontbreken. De vergelijking van de ter plaatse aangetroffen schoensporen en de bij verdachte inbeslaggenomen slippers acht de rechtbank te algemeen van aard. Het gebruik van schakelbewijs kan het bewijstekort niet opvullen, aangezien het een andere
modus operandibetreft dan eerder is uiteengezet (vernielingen van met name autoruiten, tankstations en geldautomaten op de fiets).
Feit 6, nummer 46 ( [slachtoffer 7] )
De rechtbank overweegt dat er geen rechtstreeks bewijs voorhanden is, waaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij deze vernieling. Op basis van de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige] kan namelijk niet worden vastgesteld dat verdachte op de plaats delict was. Anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat dit tekort aan wettig bewijs niet met schakelbewijs is op te vullen, omdat sprake is van een andere
modus operandidan eerder is uiteengezet (vernielingen van met name autoruiten, tankstations en geldautomaten op de fiets).
In de psychologische rapportage die over verdachte is opgemaakt valt weliswaar te lezen dat verdachte tegenover de psycholoog heeft verklaard dat hij een trauma gekregen door wat er is gebeurd in de tandartsenpraktijk, doordat hij heeft vernield. Deze verklaring zal de rechtbank echter niet als bewijsmiddel gebruiken, omdat deze rapportage de functie heeft van voorlichting van rechter en openbaar ministerie over de persoonlijkheid en persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en verdachte dit heeft verklaard ter beantwoording van de vraag van de psycholoog naar zijn fysieke gesteldheid.
Feit 6, nummer 47 ( [slachtoffer 8] )
In het procesdossier bevindt zich enkel een aangifte. Daaruit volgt dat aangever op de beelden van zijn beveiligingscamera’s om 2:33 uur en 02:48 uur meerdere personen met zaklampen heeft gezien. Nu deze beschrijving niet past bij de eerder uiteengezette
modus operandi(één persoon zonder zaklamp), kan het bewijstekort naar het oordeel van de rechtbank niet opgevuld worden met schakelbewijs.

4.De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
2
op 6 oktober 2023 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk deuren die aan [slachtoffer 2] (gevestigd aan [adres 1] ) toebehoorden heeft vernield;
3
op 6 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk displayschermen en een of meer pinautomaten die aan [slachtoffer 3] (gevestigd aan [adres 2] ) toebehoorden heeft vernield;
4
op 6 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk (benzine)pompen die aan [slachtoffer 4] , gelegen aan [adres 3] ) toebehoorden heeft vernield;
5
op 6 oktober 2023 te ’s-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)ruit (van de woning gelegen aan [adres 4] ) die aan een ander toebehoorde heeft vernield;
6
op of omstreeks 6 oktober 2023 te Rosmalen en/of ’s-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk meermalen goederen die aan een ander toebehoorden heeft vernield, te weten:
- In en/of nabij de wijk de Rompert autoruiten en displayschermen en vensters en een geldautomaat toebehorend aan de personen en/of bedrijven die in de bijlage onder A worden genoemd;
- In en/of nabij de wijk Graafsepoort autoruiten en displayschermen en benzinepompen toebehorend aan de personen en/of bedrijven die in de bijlage onder B worden genoemd;
- In en/of nabij de wijk De Muntel/Vliert autoruiten en betaalautomaten en displayschermen toebehorend aan de personen en/of bedrijven die in de bijlage onder C worden genoemd;
- Een autoruit toebehorend aan [slachtoffer 9] , aan de [adres 4] ;
- In de straat Klokkendiep autoruiten toebehorend aan de personen die in de bijlage onder D worden genoemd;
- In de straat Schubertsingel autoruiten toebehorend aan de personen die in de bijlage onder E worden genoemd.
Bijlage behorend bij de tenlastelegging onder parketnummer 01-260212-23
A. de Rompert

1. [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] ( [adres 5] ; 2023220239 en 2023220405)

2. [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] ( [adres 6] , 2023220206 en 2023220198)

3. [slachtoffer 14] ( [adres 7] , 2023220164)

4. [slachtoffer 15] ( [adres 8] ; 2023220989)

5. [slachtoffer 16] , ( [adres 9] ; 2023220162)

6. [slachtoffer 17] , ( [adres 10] ; 2023220043)

7. [slachtoffer 18] ( [adres 11] ; 2023220101)

8. [slachtoffer 19] ( [adres 12] ; 2023220212)

9. [slachtoffer 20] ( [adres 13] ; 2023220304)

10. [slachtoffer 21] ( [adres 14] ; 2023220159)

11. [slachtoffer 22] ( [adres 15] ; 2023220407)

12. [slachtoffer 23] ( [adres 16] ; 2023220278)

13. [slachtoffer 24] ( [adres 17] ; 2023220039)

14. [slachtoffer 25] ( [adres 17] ; 2023220098)

15. [slachtoffer 26] ( [adres 17] ; 2023220050)

16. [slachtoffer 27] ( [adres 18] ; 2023220419)

17. [slachtoffer 28] ( [adres 19] ; 2023221040)

18. [slachtoffer 29] ( [adres 17] 160; 2023220047)

19. [slachtoffer 30] en [slachtoffer 31] ( [adres 20] ; 2023220284; 2023220069)

20. [slachtoffer 32] ( [adres 21] ; 2023220984)

21. [slachtoffer 33] ( [adres 22] ; 2023220052)

22. [slachtoffer 34] ( [adres 23] ; 2023219972)

23. [slachtoffer 35] ( [adres 24] ; 2023220105)

24. [slachtoffer 36] ( [adres 24] ; 2023220060)

25. [slachtoffer 37] ( [adres 25] ; 2023220983)

26. [slachtoffer 38] ( [adres 26] ; 2023220294)

27. [slachtoffer 39] ( [adres 27] ; 2023220421 en 2023220378)

28. [slachtoffer 40] ( [adres 28] ; 2023220243)

29. [slachtoffer 41] ( [adres 29] ; 2023220988)

30. [slachtoffer 42] ( [adres 30] ; 2023220076)

31. [slachtoffer 43] ( [adres 31] ; 2023220424)

32. [slachtoffer 44] ( [adres 32] ; 2023220269)

33. [slachtoffer 45] ( [adres 33] ; 2023220161)

34. [slachtoffer 46] ( [adres 34] ; 2023220059)

35. [slachtoffer 47] ( [adres 35] ; 2023220991)

36. [slachtoffer 48] ( [adres 36] ; 2023220058)

37. [slachtoffer 49] ( [adres 37] ; 2023220099)

38. [slachtoffer 50] ( [adres 38] ; 2023220326 en 2023220327)

39. [slachtoffer 51] ( [adres 39] ; 2023220381)

40. [slachtoffer 52] ( [adres 40] ; 2023220242)

41. [slachtoffer 53] ( [adres 41] ; 2023220293)

42. [slachtoffer 54] ( [adres 42] ; 2023222586)

43. [slachtoffer 55] ( [adres 43] ; 2023220144)

44. [slachtoffer 56] ( [adres 44] ; 2023219987/2023234633)

45. [slachtoffer 57] ( [adres 45] ; 2023220195)

B. Graafsepoort

48. [slachtoffer 58] ( [adres 46] ; 2023220272)

49. [slachtoffer 59] ( [adres 47] ; 2023220213)

50. [slachtoffer 60] ( [adres 48] ; 2023220155)

51. [slachtoffer 61] ( [adres 49] ; 2023220215)

52. [slachtoffer 62] ( [adres 50] ; 2023220391)

53. [slachtoffer 63] ( [adres 51] ; 2023220995)

54. [slachtoffer 64] ( [adres 52] ; 2023220153)

55. [slachtoffer 65] ( [adres 53] ; 2023220997)

56. [slachtoffer 66] ( [adres 54] ; 2023220390)

57. [slachtoffer 67] ( [adres 55] ; 2023220156)

58. [slachtoffer 68] ( [adres 56] ; 2023222746)

59. [slachtoffer 69] ( [adres 57] ; 2023220996)

60. [slachtoffer 70] ( [adres 58] ; 2023220998)

C. De Muntel/Vliert

61. [slachtoffer 71] ( [adres 59] ; 2023230837)

62. [slachtoffer 72] ( [adres 60] ; 2023220070)

63. [slachtoffer 73] ( [adres 61] ; 2023220287)

64. [slachtoffer 74] , ( [adres 62] ; 2023220240)

65. [slachtoffer 75] ( [adres 63] ; 2023220053)

D. Klokkediep

66. [slachtoffer 76] ( [adres 64] ; 2023220092)

67. [slachtoffer 77] ( [adres 65] ; 2023220057)

68. [slachtoffer 78] en [slachtoffer 79] ( [adres 66] ; 2023220106)

69. [slachtoffer 80] ( [adres 67] ; 2023220087)

E. Schubertsingel

70. [slachtoffer 81] ( [adres 68] ; 2023220207)

71. [slachtoffer 82] ( [adres 69] ; 2023225820)

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

7.Oplegging van straf en/of maatregel.

7.1
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor alle ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenis van 272 dagen met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
7.2
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging de duur van het reeds ondergane voorarrest niet te laten overstijgen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal vernielingen van met name auto’s door ruiten van die auto’s in te slaan met een koevoet/breekijzer. Alles heeft plaatsgevonden in dezelfde nacht, zodat sprake is geweest van een ware slooptocht. Deze feiten hebben bijzonder veel overlast en schade veroorzaakt . Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest (de rechtbank gaat uit van 272 dagen) in dit geval passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, ondanks dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 1 en enkele onder feit 6 ten laste gelegde zaken.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf van 272 dagen met aftrek van het voorarrest. Dit brengt met zich mee dat de voorlopige hechtenis van verdachte op grond van het bepaalde in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering reeds is opgeheven.

8.De vordering van de benadeelde partijen.

8.1
De vordering van [slachtoffer 1] (feit 1).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 675,48 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
8.2
De vordering van [slachtoffer 4] (feit 4)
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.906,84 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat in de vordering een machtiging of een uittreksel van de Kamer van Koophandel (hierna: kvk-uittreksel) ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat in de vordering een machtiging ontbreekt. Daarbij komt dat onduidelijk is wie het schadeformulier heeft ingevuld en ondertekend. De offerte is niet voorzien van een datum, naam of handtekening. Een factuur ontbreekt in het geheel. De onderbouwing is derhalve ontoereikend.
Beoordeling.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Een rechtspersoon kan zich als benadeelde partij in het strafproces voegen met het doel om schadevergoeding te vorderen (artikel 51f, eerste lid Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)). Daarbij kan de benadeelde partij een ander met een volmacht machtigen namens haar op te treden in het strafproces (artikel 51c, lid 3 Sv), maar noodzakelijk is dit niet. Een dergelijke volmacht is niet vereist indien de benadeelde partij een rechtspersoon is en het voegingsformulier is ondertekend door een persoon die optreedt namens de rechtspersoon (HR 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3043, NJ 2005/45). In dat geval is nader onderzoek naar de vraag of die persoon bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen enkel aangewezen, als de verdediging de vertegenwoordigingsbevoegdheid gemotiveerd (dat wil zeggen, met voldoende concrete onderbouwing) heeft betwist.
In dit geval vermeldt het voegingsformulier dat [slachtoffer 4] wordt vertegenwoordigd door “ [gemachtigde 1] ” (veld C.3 van het voegingsformulier) en is het voegingsformulier ondertekend (veld 6.3). De verdediging heeft enkel bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het ontbreken van “een machtiging”. Omdat dit verweer niet met enig concreet bezwaar tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid is onderbouwd, gaat de rechtbank aan dat verweer voorbij.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij gestelde schade voldoende is onderbouwd met een op haar naam gestelde offerte van [bedrijf 1] Die onderbouwde stelling is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist.
De rechtbank acht de vordering daarom in haar geheel (€ 4.906,84) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.3
De vordering van [slachtoffer 9] (feit 6, 5e gedachtestreepje).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 75,- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 75,-) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.4
De vordering van [slachtoffer 12] (feit 6, nr. 2).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 333,60 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering ontoereikend is onderbouwd. Het is niet duidelijk wie de schade heeft geleden. De factuur staat niet op naam/adres van de benadeelde partij. Daarnaast staat in de aangifte een ander model auto dan op de factuur en staat op de factuur geen kenteken.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Op de bijgevoegde factuur staat immers een andere naam en een ander modeltype auto dan in de aangifte. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
8.5
De vordering van [slachtoffer 13] (feit 6, nr. 2).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 150,- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat niet duidelijk is wie de schade heeft geleden. De factuur staat op naam van iemand anders dan de benadeelde partij.
Beoordeling.
Uit het procesdossier is de rechtbank gebleken dat de op de door benadeelde partij overgelegde factuur vermelde naam, de meisjesnaam van de benadeelde partij betreft. De rechtbank gaat om die reden niet mee met het verweer van de verdediging.
De rechtbank acht de vordering daarom in haar geheel (€ 150,-) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.6
De vordering van [slachtoffer 14] (feit 6, nr. 3).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 881,- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat het toekomstige schade betreft waarvan men niet kan aannemen dat die zou intreden als de vernieling niet had plaatsgevonden. Het is immers niet zonder meer aannemelijk dat benadeelde partij de toekomstige vijf jaren geen schade zal leiden aan de auto. Daarnaast betreft het geen eigen schade, nu het schrijven waar de schade uit blijkt (p. 10 vordering) is gericht aan de heer [naam 1] .
Beoordeling.
De benadeelde partij heeft haar vordering uitgebreid toegelicht en van bewijsstukken voorzien. Daarbij heeft zij toegelicht dat de brief van Centraal Beheer is gericht aan de partner van benadeelde partij, omdat de verzekering op zijn naam staat. Tegenover de gemotiveerde onderbouwing van de schade van de benadeelde, heeft de verdediging onvoldoende concrete bezwaren ingebracht.
Nu de rechtbank schade (waaronder toekomstige schade) kan begroten, acht de vordering in haar geheel (€ 881,-) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.7
De vordering van [slachtoffer 24] (feit 6, nr. 13).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 844,93 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat in de vordering een machtiging of een kvk-uittreksel ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering ontoereikend is onderbouwd. Het schadeformulier is immers nagenoeg leeg en een machtiging ontbreekt.
Beoordeling.
De rechtbank verwijst op deze plaats naar de algemene overweging ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
In dit geval vermeldt het voegingsformulier dat [slachtoffer 24] wordt vertegenwoordigd door “ [gemachtigde 2] ” (veld C.3 van het voegingsformulier) en is het voegingsformulier ondertekend (veld 6.3) door “ [gemachtigde 2] (veld 6.1). De verdediging heeft enkel bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het ontbreken van “een machtiging”. Omdat dit verweer niet met enig concreet bezwaar tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid is onderbouwd, gaat de rechtbank aan dat verweer voorbij.
De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd en voorzien van een factuur van Autotaalglas. Die onderbouwde vordering is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist.
De rechtbank acht de vordering daarom in haar geheel (€ 844,93) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.8
De vordering van [slachtoffer 25] (feit 6, nr. 14).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 75,- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 75,-) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.9
De vordering van [slachtoffer 28] (feit 6, nr. 17).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 439,- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van bezorgkosten, omdat er rechtstreeks verband bestaat met het ten laste gelegde.
Beoordeling.
De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd en voorzien van een factuur van [bedrijf 4] . Daartegenover heeft de verdediging onvoldoende duidelijk gemaakt welk concreet bezwaar zij heeft tegen “bezorgkosten”. De overgelegde factuur bevat een post “monteren en bezorgen” met de toelichting “Tiel / Monteren / Met Monteren”. Daaruit blijkt voldoende dat daadwerkelijk bezorgkosten zijn gemaakt die in verband staan met de door verdachte toegebrachte schade.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 439,-) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.1
De vordering van [slachtoffer 29] (feit 6, nr. 18).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 75,- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 75,-) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.11
De vordering van [slachtoffer 40] (feit 6, nr. 28)
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 560,45 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat in de vordering een machtiging of een kvk-uittreksel ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat een onderbouwing, schadeformulier en machtiging ontbreekt. De bijgevoegde factuur dateert tevens van 29 november 2023, oftewel bijna twee maanden na het ten laste gelegde.
Beoordeling.
De rechtbank verwijst op deze plaats naar de algemene overweging ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
In dit geval is het voegingsformulier ondertekend (veld 6.3), waaronder een stempel is afgedrukt van [slachtoffer 40] , afdeling Schade. De verdediging heeft enkel bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het ontbreken van “een machtiging”. Omdat dit verweer niet met enig concreet bezwaar tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid is onderbouwd, gaat de rechtbank aan dat verweer voorbij.
De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd en voorzien van een factuur van [bedrijf 2] . Die onderbouwde vordering is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 560,45) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.12
De vordering van [slachtoffer 46] (feit 6, nr. 34).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 139,98 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het niet-ontvankelijk verklaren dan wel het afwijzen van de vordering van de benadeelde partij. Niet is onderbouwd dat de aanschaf van de nieuwe ruitenwissels verband houdt met een vernieling. In de factuur staat dat het ruitenwissers ‘achter’ betreft, terwijl aangever stelt dat aan de voorzijde zijn ruit is vernield. Op de factuur is alleen schade aan de voorzijde omschreven.
Beoordeling.
De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd en voorzien van een opdrachtbon van [bedrijf 2] . Op die opdrachtbon staan meerdere ruitenwissers vermeld en tevens de opmerking “korting ruitenwisser voor dubbel + achter”. De rechtbank acht het bezwaar van de verdediging tegen de door de benadeelde partij gevorderde schade onvoldoende concreet onderbouwd.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 139,98) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.13
De vordering van [slachtoffer 51] (feit 6, nr. 39).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 440,28 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 440,28) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.14
De vordering van [slachtoffer 57] (feit 6, nr. 45).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 250,- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 250,-) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.15
De vordering van [slachtoffer 8] (feit 6, nr. 47).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 75,- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gehele toewijzing gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering ontoereikend is onderbouwd. Uit slechts het bankafschrift is niet op te maken waar het betreffende bedrag voor is betaald.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
8.16
De vordering van [slachtoffer 59] (feit 6, nr. 49).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.006,84 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat in de vordering een machtiging of een kvk-uittreksel ontbreekt.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering ontoereikend is onderbouwd. Het schadeformulier alsmede het schadebedrag en de machtiging ontbreken. Op de factuur staat vermeld ‘schadeoorzaak steenslag’, hetgeen erop wijst dat de schade vermoedelijk een andere oorzaak heeft.
Beoordeling.
De rechtbank verwijst op deze plaats naar de algemene overweging ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
In dit geval is het voegingsformulier ondertekend (veld 6.3) door “ [gemachtigde 3] ” (veld 6.1), en voorzien van een factuur gesteld op naam van [slachtoffer 59] De verdediging heeft enkel bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het ontbreken van “een machtiging”. Omdat dit verweer niet met enig concreet bezwaar tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid is onderbouwd, gaat de rechtbank aan dat verweer voorbij.
De rechtbank leidt uit de door de benadeelde partij overgelegde factuur af dat zij vergoeding vordert van schade voor het bedrag zoals dat is vermeld in die factuur. De in rekening gebrachte kosten zijn in voldoende rechtstreeks verband te brengen met de vernieling. Dat op de factuur als schadeoorzaak ‘steenslag’ staat vermeld maakt dat niet anders. Die onderbouwde vordering is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel (€ 1.006,84) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
8.17
De vordering van [slachtoffer 78] (feit 6, nr. 68).
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 232,48 ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel. De materiële schade bestaat uit de volgende kostenposten:
  • € 100,- (eigen risico Toyota Auris);
  • € 64,98 (ruitenwissers);
  • € 67,50 (eigen risico Toyota Aygo).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd tot een bedrag van € 164,98, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De onderbouwing voor de overige € 67,50 is niet toereikend, omdat uit dat bericht niet kan worden afgeleid dat het eigen risico in rekening is gebracht. Bovendien verwijst de brief van [bedrijf 3] naar ‘verrekening van bovengenoemde schade’ met enkel een schadenummer en referentie [naam 2] .
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering ontoereikend is onderbouwd. Er is geen naam vermeld op de facturen/bankafschriften en uit de bijlagen blijkt niet waar de kosten op zien. Ook is niet onderbouwd dat de vervanging van ruitenwissers verband houdt met een vernieling.
Beoordeling.
De vordering van de benadeelde partij is uitgebreid toegelicht en voorzien berichten (een e-mail en een brief) van haar verzekeringstussenpersoon. Tegenover die onderbouwing en overgelegde stukken, heeft de verdediging heeft onvoldoende duidelijk gemaakt welk concreet bezwaar zij heeft tegen de door de benadeelde partij gestelde hoogte van haar schade.
De rechtbank acht de vordering daarom in haar geheel (€ 232,48) toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

9.Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen breekijzer (omschrijving: PL2100-2023219951-G2121693) vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit een voorwerp is met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen tas (omschrijving: PL2100-2023219951-G2121697) en vest (omschrijving: PL2100-2023219951-G2121698, grijs, merk: Jack and Jones) aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

10.Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 57, 60a, 350 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder feiten 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
t.a.v. feit 6:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen:
t.a.v. feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
272 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (door de rechtbank vastgesteld op 272 dagen).
Verbeurdverklaringvan het inbeslaggenomen goed, te weten:
1. STK Breekijzer (Omschrijving: PL2100-2023219951-G2121693).
Teruggavevan de inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
1. STK Tas (Omschrijving: PL2100-2023219951-G2121697);
1. STK Vest (Omschrijving: PL2100-2023219951-G2121698, grijs, merk: Jack and Jones),
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: [verdachte] (zijnde verdachte).
t.a.v. feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding en veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. feit 4:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van
4.906,84 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van 4.906,84 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 59 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadeschadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (5e gedachtestreepje):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 9] , van een bedrag van
75,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 9] , van een bedrag van 75,00 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 2):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] :
Bepaalt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding en veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. feit 6 (nr. 2):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 13] , van een bedrag van
150,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 13] , van een bedrag van 150,00 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 3 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 3):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 14] , van een bedrag van
881,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 14] , van een bedrag van 881,00 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 17 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 13):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 24] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 24] , van een bedrag van
884,93 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 24] , van een bedrag van 884,93 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 17 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 14):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 25] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 25] , van een bedrag van
75,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 25] , van een bedrag van 75,00 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 17):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 28] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 28] , van een bedrag van 439,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 28] , van een bedrag van 439,00 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 18):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 29] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 29] , van een bedrag van
75,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 29] , van een bedrag van 75,00 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 28):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 40] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 40] , van een bedrag van
560,45 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 40] , van een bedrag van 560,45 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 11 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 34):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 46] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 46] , van een bedrag van
139,98 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 46] , van een bedrag van 139,98 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 39):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 51] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 51] , van een bedrag van
440,28 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 51] , van een bedrag van 440,28 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 45):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij Kipperij 's-Hertogenbosch:
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, Kipperij 's-Hertogenbosch, van een bedrag van
250,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van Kipperij 's-Hertogenbosch, van een bedrag van 250,00 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 47):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] :
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
t.a.v. feit 6 (nr. 49):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 59] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 59] , van een bedrag van
1.006,84 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 59] , van een bedrag van 1.006,84 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 6 (nr. 68):
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 78] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 78] , van een bedrag van
232,48 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 78] , van een bedrag van 232,48 euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Bartels, voorzitter,
mr. W.M.T. Keukens en mr. M.M.J. Nuyten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier,
en is uitgesproken op 17 juli 2024.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.