ECLI:NL:RBOBR:2024:3359

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
01/316003-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere ramkraken en diefstallen met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vijf ramkraken en drie bedrijfsinbraken, evenals de diefstal van een scooter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en gedeeltelijk afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2023, voornamelijk in de gemeente 's-Hertogenbosch, meerdere diefstallen heeft gepleegd door middel van braak en in vereniging met anderen. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de panden door gebruik te maken van een auto en heeft daarbij aanzienlijke schade veroorzaakt. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op camerabeelden, herkenningen door verbalisanten en DNA-analyses. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn betrokkenheid ontkend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de bewijsvoering voldoende is om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en het hoge recidiverisico. De opgelegde straf is in lijn met de oriëntatiepunten voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.316003.23 en 01.327057.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01.227892.22
Datum uitspraak: 16 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juli 2024.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 10 april 2024 en 29 mei 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.316003.23

Ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch
tabakswaar (tabak, aanstekers en vloeitjes), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] te [adres 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 15 oktober 2023 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer verpakkingen sigaretten en/of shag, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] (aan [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Ten aanzien van feit 3:
hij op of omstreeks 12 november 2023 te Oss
sigaretten, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] (aan [adres 3] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Ten aanzien van feit 4:
hij op of omstreeks 17 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
sigaretten, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] (te [adres 4] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Ten aanzien van feit 5:
hij op of omstreeks 19 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer blikjes Red Bull, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] (te [adres 5] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Ten aanzien van feit 6:
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch
sigaretten en/of shag, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] (te [adres 4] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Ten aanzien van feit 7:
hij op of omstreeks 19 oktober 2023 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel
een of meer flesjes parfum en/of een of meer pakken scheermessen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] (gevestigd aan [adres 6] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Ten aanzien van feit 8:
hij op of omstreeks 5 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer pakjes sigaretten en/of een of meer wegwerpaanstekers, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] (gevestigd aan de [adres 5] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

1.327057.23

Ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 9 december 2023 te 's-Hertogenbosch
een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2023 te 's-Hertogenbosch,
een scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2023 te 's-Hertogenbosch
opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 9 december 2023 te 's-Hertogenbosch als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg, onder andere op de Hooge Steenweg, een motorrijtuig, (een scooter), van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd;
Ten aanzien van feit 3:
hij op of omstreeks 9 december 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een een scooter te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.227892.22 is aangebracht bij vordering van 17 april 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige strafkamer te
's-Hertogenbosch van 16 maart 2023. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op gronden als vervat in het op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
01.316003.23
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 heeft de raadsvrouw – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte deze ramkraken heeft gepleegd. Met betrekking tot de feiten 3, 4 en 5 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat. Wat betreft feit 7 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken nu een enkele herkenning op de camerabeelden onvoldoende is. Ook met betrekking tot feit 8 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Volgens de raadsvrouw is er onvoldoende bewijs om verdachte te veroordelen voor dit feit.

1.327057.23

De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van feit 1 primair vrijspraak bepleit omdat niemand heeft gezien dat verdachte de scooter daadwerkelijk aan het stelen was. Voor wat betreft het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsvrouw zich eveneens aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.

1.316003.23

Op 13 en 15 oktober 2023 vonden er binnen de gemeente ’s-Hertogenbosch twee ramkraken plaats bij respectievelijk een supermarkt en een tankstation. Op camerabeelden was te zien dat er in beide gevallen een Nissan Micra was gebruikt om de toegangsdeuren van de bedrijfspanden te forceren. De verschillende kentekens van de Nissan waren daarbij zichtbaar op de beelden. Naar aanleiding hiervan werd door de Teamrecherche ’s-Hertogenbosch onderzoek Korando gestart. In de weken daarna vonden er nog meerdere ramkraken en bedrijfsdiefstallen plaats.
Algemene overwegingen.
De herkenning door verbalisant [verbalisant 1] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in onderzoek Korando een zogenaamd brug-proces-verbaal opgesteld, waarbij zij diverse inbraken en ramkraken bij met name tankstations waarvan beeldmateriaal was aan elkaar heeft gekoppeld aan de hand van overeenkomsten tussen de daders en de modus operandi die bij de strafbare feiten werd gebruikt. Later, enkele maanden daarna, was verbalisant [verbalisant 1] belast met het horen van verdachte naar aanleiding van de serie ramkraken. Direct toen zij de verdachte de verhoorruimte binnen zag komen, herkende zij hem als de door haar in het brug-proces-verbaal geïdentificeerde verdachte 1. Zij herkende met andere woorden verdachte [verdachte] als verdachte 1. Deze verbalisant heeft een overzicht gemaakt van de beelden van de ramkraken waarop zij verdachte had herkend en zij beschreef waaraan ze de verdachte in kwestie herkende.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze herkenningen door verbalisant [verbalisant 1] . Niet alleen is hiervan een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, maar bovendien is verdachte herkend vóór de uitslagen van het DNA-onderzoek zoals hierna nog verder uitgebreid wordt besproken. Deze herkenningen hebben dus niet alleen onafhankelijk van de DNA-resultaten plaatsgevonden, een aantal daarvan (feiten 3, 4 en 5) zijn later ook door voornoemde DNA-resultaten bevestigd. Daarbij komt nog dat de andere verbalisant, [verbalisant 2] die verdachte heeft verhoord, sterke overeenkomsten heeft waargenomen tussen het voorhanden zijnde beeldmateriaal van de ramkraken op 13 oktober 2023 en 12 november 2023 en verdachte. De rechtbank acht de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] betrouwbaar en daarom te gebruiken voor het bewijs.
Geen verklaring van verdachte.
De verdachte heeft zich tijdens de verhoren voornamelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich enerzijds niets kon herinneren met betrekking tot de ten laste gelegde feiten en dat hij anderzijds zeker wist dat hij niet betrokken was bij deze feiten. Wat betreft het aangetroffen DNA-materiaal heeft de verdachte opgemerkt dat dit op de plaatsen delict neergelegd kan zijn door iemand met wie hij ruzie had. Verdachte heeft deze redenering verder geen handen en voeten gegeven, waardoor het niet verifieerbaar is. Gelet daarop en gelet op de herkenningen van verdachte door verschillende verbalisanten, gaat de rechtbank voorbij aan dit overigens hoogst onaannemelijke scenario.
Overwegingen ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Bij zowel feit 1 als feit 2 werd de pui geramd door een Nissan Micra. Verbalisant [verbalisant 2] stelde na het uitkijken van de camerabeelden van beide feiten vast dat het waarschijnlijk dezelfde Nissan Micra betrof. Bij het tweede feit, de ramkraak bij [slachtoffer 2] , had de Nissan het [kenteken 1] . Deze kentekenplaten bleken kort daarvoor gestolen te zijn door iemand in een Nissan Micra. Bij het eerste feit, de ramkraak bij [slachtoffer 1] , had de Nissan Micra het [kenteken 2] . Vlak voor dit eerste feit was er een Nissan Micra met dit kenteken gestolen in ’s-Hertogenbosch. Aan de hand van de door de eigenaar van de Nissan Micra overgelegde foto’s herkende verbalisant [verbalisant 2] de op voornoemde camerabeelden waargenomen Nissan Micra aan dezelfde kleur, maar ook aan dezelfde wieldoppen. Verbalisanten zijn meteen na die eerste ramkraak naar de plek gegaan waar deze Nissan had gestaan voordat hij gestolen werd en zij zagen naast die plek een Suzuki Alto staan met [kenteken 3] , met daarin inbrekerswerktuig. Negen dagen later werd de Nissan Micra die betrokken was geweest bij de beide ramkraken, in beslag genomen. De dienstdoende verbalisanten vonden bij de inbeslagname op de Prinses Margrietstraat in Den Bosch, in de buurt van die Nissan meerdere sleutels op de grond, waaronder een sleutel van een Suzuki. De verbalisanten zochten daarop in hun systemen de bijzonderheden rondom de Nissan op en zagen dat er negen dagen eerder een Suzuki Alto naast de plek van de gestolen Nissan had gestaan en dat er inbrekerswerktuig in die Suzuki had gelegen. Ook zagen zij dat verdachte ruim twee maanden daarvoor was gecontroleerd als bestuurder van deze Suzuki. Van verdachte zelf was op dat moment geen adres bekend en de verbalisanten besloten naar het adres van zijn vader te rijden. Aan de voorzijde van de woning van de vader van verdachte troffen zij toen een Suzuki Alto aan met het [kenteken 3] . Het portier van deze Suzuki bleek te kunnen worden geopend met de naast de gestolen Nissan aangetroffen autosleutel.
Verdachte heeft ter terechtzitting met betrekking tot deze bijzondere bevindingen verklaard dat hij de Suzuki Alto in kwestie enkele maanden eerder gehuurd had voor ongeveer één week en dat hij toen gecontroleerd is door de politie. Dat de auto daarna aangetroffen werd bij de woning van zijn vader kwam volgens verdachte doordat het verhuurbedrijf van de auto in dezelfde straat gevestigd was. De rechtbank acht deze eerst ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte rondom de (ver)huur van de auto ongeloofwaardig nu de auto op naam van een privépersoon stond. Bovendien neemt zijn verklaring niet weg, juist integendeel, de verdachte omstandigheid dat de autosleutel van een door hem gebruikte auto, op de plaats delict is gevonden van de diefstal van de auto (Nissan Micra) die is gebruikt bij twee ramkraken.
Met betrekking tot het eerste feit is verdachte ook door twee afzonderlijke verbalisanten herkend. Verbalisant [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisant 2] hadden beiden de beeldopnames van de ramkraak gezien en herkenden verdachte vervolgens tijdens de verhoren. Ook herkende verbalisant [verbalisant 1] verdachte als één van de twee daders op de camerabeelden van het tweede feit. Zij gaf hierbij aan dat ze verdachte niet alleen herkende aan zijn gezicht, maar ook aan zijn houding en postuur.
Naast de link van verdachte met de Nissan Micra en de herkenningen door de verbalisanten, werd bij beide feiten dezelfde modus operandi gehanteerd. In beide gevallen werd de toegangsdeur uit de pui gereden met een Nissan Micra, had de verdachte een witte zak bij zich en werden er sigaretten buitgemaakt. Daarbij komt dat beide ramkraken in een tijdsbestek van drie dagen hebben plaatsgevonden op relatief korte afstand van elkaar. Gezien bovenstaande bewijsmiddelen en overwegingen komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Overwegingen ten aanzien van feit 7.
Vier dagen na de ramkraak bij [slachtoffer 2] vond er op 19 oktober 2023 opnieuw een ramkraak plaats, namelijk bij de [slachtoffer 6] in Kerkdriel. Ook hier werd de toegangsdeur open geramd met een auto. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat deze auto een dag eerder gestolen was in ’s-Hertogenbosch. Bij deze ramkraak waren blijkens de camerabeelden twee personen betrokken. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte wederom herkend als degene die zij tijdens het verhoor had gezien. Bovendien heeft zij verklaard dat dit dezelfde persoon was als bij de ramkraken bij [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2). Daarnaast komt de modus operandi bij deze ramkraak overeen met de ramkraken die daarvoor plaatsvonden. Ook hier vond de ramkraak plaats met een kleine, kort daarvoor gestolen auto en nam degene die door de verbalisant wordt herkend als verdachte een grote zak mee naar binnen. Bovendien vond dit feit plaats kort na de voorgaande ramkraken en ook op relatief korte afstand daarvan. De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat het ook verdachte is geweest die feit 7 heeft gepleegd.
Overwegingen ten aanzien van feit 3.
Op 12 november 2023 vond er een inbraakplaats bij [slachtoffer 8] te Oss. Ditmaal werd het glas in de toegangsdeur van het tankstation ingegooid met een stoeptegel en werd er door die persoon rookwaar gestolen. Bij het uitkijken van de beelden werd geconstateerd dat de dader iets verloor op het moment dat hij het hek bij het tankstation over klom. Ter plaatse trof de verbalisant een zwart-oranje werkhandschoen aan. Deze handschoen werd aan de binnenzijde bemonsterd en onderzocht op de aanwezigheid van DNA. Uit deze bemonstering is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-profiel. Bovendien herkende [wijkagent] , die in het verleden intensief contact had met verdachte, verdachte op de camerabeelden bij het tankstation. Deze herkenningen vonden plaats nog voordat het resultaat van het DNA-onderzoek bekend was. Daarnaast herkenden zowel verbalisant [verbalisant 1] als verbalisant [verbalisant 2] verdachte tijdens het verhoor als degene die op camerabeelden van het feit te zien was. Op basis van de zeer sterke bewijskracht in het TMFI-rapport en de herkenningen van drie verbalisanten, concludeert de rechtbank dat het verdachte is die op de beelden als dader van de inbraak te zien is. Feit 3 kan daarmee wettig en overtuigend bewezen worden.
Overwegingen ten aanzien van de feiten 4 en 6.
Ook bij [slachtoffer 4] te Rosmalen werden twee inbraken met een stoeptegel gepleegd waarbij twee keer sigaretten werden gestolen. De eerste diefstal (feit 6) vond plaats op 11 november 2023, slechts één dag voor de inbraak met een stoeptegel bij [slachtoffer 8] . Op camerabeelden in en rondom het tankstation te Rosmalen was te zien dat er iets door de ruit wordt gegooid, wat later een stoeptegel bleek te zijn, en dat er pakjes sigaretten en shag worden meegenomen. De tweede keer (feit 4), op 17 november 2023 en dus nog geen week na de eerdere diefstal bij hetzelfde tankstation, vond er opnieuw een diefstal plaats. Ditmaal werd de diefstal gepleegd door twee personen. Ook hierbij werd er een stoeptegel door de ruit aan de rechter zijkant gegooid om toegang tot de winkel van het tankstation te verkrijgen. Er werden wederom pakjes sigaretten gepakt en deze werden ditmaal in een lichte zak meegenomen. De tweede keer (feit 4) werd de stoeptegel die in de winkel lag alsmede een fragment daarvan, bemonsterd en onderzocht op de aanwezigheid van DNA. Uit deze bemonsteringen zijn DNA-mengprofielen van minimaal 2 donoren verkregen, waaruit enkelvoudige DNA-hoofdprofielen konden worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met deze profielen. Bovendien herkende verbalisant [verbalisant 1] ook hier verdachte als degene die op de camerabeelden te zien was. Verbalisant [verbalisant 1] herkende verdachte eveneens als degene op de camerabeelden bij de eerste diefstal bij [slachtoffer 4] (feit 6). Bij beide feiten werd bovendien eenzelfde specifieke, eenduidige modus operandi gehanteerd. In beide gevallen, die in een tijdsbestek van een week plaatsvonden, werd namelijk een stoeptegel gebruikt die uiterlijk hetzelfde was. In beide gevallen ontbrak bij het nabijgelegen fietspad een stoeptegel en werden bovendien sigaretten gestolen. Gezien bovengenoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat de feiten 4 en 6 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Overwegingen ten aanzien van de feiten 5 en 8.
Niet alleen [slachtoffer 4] Rosmalen werd tweemaal slachtoffer van een nachtelijke diefstal, ook bij [slachtoffer 5] in Rosmalen was het in dezelfde maand tweemaal raak, maar in dit geval niet met een stoeptegel maar met een scooter. In beide gevallen namen twee personen goederen weg uit de winkel van het pompstation. De eerste keer (feit 8), op 5 november 2023 werd er met een scooter tegen de voordeur van het tankstation gereden, waardoor deze ontzet raakte. Binnen sprong de dader over de balie, schopte hij daar de schuifdeur open en nam hij pakjes sigaretten en aanstekers mee. Verbalisant [verbalisant 1] ziet op de beelden dat de dader gelijksoortige schoenen met een opvallende reflecterende streep op de voorkant draagt als de dader van de ramkraak bij [slachtoffer 1] (feit 1). Verbalisant [verbalisant 1] heeft bovendien gezien dat de dader ten tijde van het plegen van dit feit dezelfde bodywarmer droeg als verdachte tijdens de diefstal bij [slachtoffer 8] (feit 3), die een week later plaatsvond. De tweede keer (feit 5), op 19 november 2023 ramde de dader opnieuw de deur met een scooter. Ook hier sprong de dader over de toonbank, maar in dit geval werden er slechts enkele blikjes Red Bull buitgemaakt.
De scooter die bij de tweede ramkraak (feit 5) gebruikt werd, werd achtergelaten bij de ingang van het pompstation. Ook werd er in de winkel een wit masker aangetroffen. Beide handvaten van de scooter en de band van het masker werden bemonsterd en onderzocht op de aanwezigheid van DNA. Uit de bemonsteringen van de scooterhandvaten werden DNA-mengprofielen verkregen van minimaal twee donoren, waaruit enkelvoudige DNA-hoofdprofielen konden worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met deze profielen. Uit de bemonstering van de band van het witte masker werd een DNA-mengprofiel van minimaal 4 donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. De resultaten van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie onbekende, niet verwante personen dan dat de bemonstering DNA bevat van vier onbekende, niet verwante personen. Bovendien herkende verbalisant [verbalisant 1] verdachte tijdens zijn verhoor als degene die op de camerabeelden van feit 5 te zien is. Gezien de hoge bewijskracht van de bevindingen van het DNA-onderzoek ten aanzien van feit 5en de herkenningen van verdachte op de camerabeelden door de verbalisant [verbalisant 1] , is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit 5 heeft begaan.
Schakelbewijs met betrekking tot feit 8.
Met betrekking tot feit 8 overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel verbalisant [verbalisant 1] verdachte in dit geval niet aan zijn gezicht heeft herkend op de camerabeelden, omdat de dader hierop een helm draagt, komt de rechtbank toch tot een bewezenverklaring van dit feit. De rechtbank gebruikt hierbij de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring van de andere ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten als zogenoemd schakelbewijs. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118) is het gebruik van bewijsmiddelen van andere, soortgelijke feiten als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Daarbij moet het bewijsmateriaal van die andere feiten op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertonen met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en moet het duiden op een specifiek herkenbaar patroon in het gedrag van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan sprake met betrekking tot het bewezenverklaarde feit 5.
De rechtbank stelt in dit kader het volgende vast:
 Twee weken na de eerste ramkraak (feit 8) werd er opnieuw een ramkraak gepleegd bij hetzelfde [slachtoffer 5] in Rosmalen (feit 5);
 Bij deze eerste ramkraak werd er net als bij de tweede ramkraak bij [slachtoffer 5] (feit 5) een scooter gebruikt om de deur te ontzetten;
 Beide ramkraken werden door twee personen gepleegd.
 Bij zowel het vijfde feit als het achtste feit sprong de dader over de toonbank;
 Tijdens de eerste ramkraak (feit 8) werden sigaretten buitgemaakt door de daders en bij de tweede ramkraak (feit 5) zijn delen van schoensporen aangetroffen op de schuifdeur naar het gedeelte met de sigaretten.
 Beide diefstallen duurden slechts enkele minuten en vonden plaats gedurende de nacht, tussen 02.35 uur en 03:05 uur;
 Beide diefstallen vonden plaats bij hetzelfde tankstation..
Daarbij komt dat verdachte in dezelfde maand ook bij een ander tankstation in Rosmalen (feiten 4 en 6) tot tweemaal toe rookwaar heeft gestolen.
Nu de specifieke kenmerken en de modus operandi van de ten laste gelegde feiten zoveel overeenkomsten vertonen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich ook op 5 november 2023 tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak door met een scooter op de pui van de winkel in te rijden.
De rechtbank acht verdachte samengevat schuldig aan de ramkraken en diefstallen op 13 oktober 2023 bij [slachtoffer 1] (feit 1), op 15 oktober 2023 bij [slachtoffer 2] (feit 2), op 19 oktober 2023 bij [slachtoffer 6] (feit 7), op 5 november 2023 bij [slachtoffer 5] , op 11 november 2023 bij [slachtoffer 4] (feit 6), op 12 november 2023 bij [slachtoffer 8] (feit 3), op 17 november 2023 bij [slachtoffer 4] (feit 4) en op 19 november 2023 bij [slachtoffer 5] (feit 5).

1.327057.23

Overwegingen ten aanzien van feit 1.
Aangever [slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn scooter te 's-Hertogenbosch. Hij had zijn scooter op 9 december 2023 rond 16.00 uur op slot gezet. Rond 23.40 uur werden twee verbalisanten er door een voorbijganger op geattendeerd dat er mogelijk een scooter werd vernield. De verbalisanten gingen daarop naar de plek die de voorbijganger had aangewezen. Ter plaatse zagen zij een man op een scooter springen en wegrijden. De verbalisanten riepen extra collega’s op en de achtervolging werd ingezet. Tijdens deze achtervolging herkende verbalisant [verbalisant 3] degene op de scooter duidelijk als verdachte. Op een gegeven moment besloot verdachte de scooter om te gooien en in de gracht te springen. Hierna werd verdachte aangehouden. De verbalisanten zagen dat de scooter aan de voorzijde enkele stukjes van zijn kap miste en dat de kabels die naar het slot liepen kapot waren. Hierop fietsten de verbalisanten terug naar de plaats waar verdachte op de scooter sprong. Daar lagen stukjes plastic op de grond die vermoedelijk waren afgebroken en afkomstig waren van de weggenomen bromfiets. Op het bureau bleek dat de scooter waarop verdachte reed zojuist was gestolen. Op 10 december 2023 omstreeks 00.30 uur werd aangever [slachtoffer 7] gebeld door de politie dat ze zijn scooter hadden aangetroffen en dat deze gestolen was. Toen aangever daarna ging kijken op de plek waar hij zijn scooter eerder had gestald, zag hij dat zijn scooter er niet meer stond.
Nu verdachte zo kort na de melding van de voorbijganger op diezelfde plek op een gestolen scooter wegreed en verdachte geen verklaring heeft gegeven over hoe hij aan die scooter kwam, is de rechtbank van oordeel dat het ervoor gehouden moet worden dat verdachte die gestolen heeft en daarmee de onder feit 1 primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Overwegingen ten aanzien van feit 2.
Nadat verdachte op 9 december 2023 was aangehouden, werd er een rijbewijscontrole in de systemen gedaan door een verbalisant. Hieruit bleek dat de overgifte van het rijbewijs van verdachte in oktober 2023 was gevorderd. De rechtbank acht dit feit op grond van de in het dossier vervatte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen ten aanzien van feit 3.
Tijdens het transport naar het cellencomplex roken de verbalisanten een sterke alcohollucht bij verdachte. Tevens zagen zij dat de pupillen van verdachte flink verwijd waren. Daarnaast was het bij de verbalisanten ambtshalve bekend dat verdachte een harddrugsgebruiker was.. De verbalisanten hadden de verdenking dat verdachte onder invloed van alcohol en drugs op de scooter had gereden en overlegden met de dienstdoende hulpofficier van justitie. De hulpofficier van justitie overlegde vervolgens met officier van justitie Van Keulen en zij beval op haar beurt dat er bloed bij verdachte afgenomen moest worden. Toen daarvoor een forensisch verpleegkundige ter plaatse was, heeft hoofdagent [verbalisant 3] aan verdachte medegedeeld dat de officier bevolen had dat hij mee moest werken aan een bloedproef. Verdachte gaf aan dat hij niet mee ging werken en [verbalisant 3] legde daarna driemaal uit wat de consequenties daarvan waren voor verdachte. Verdachte weigerde echter telkens. Nu er een verdenking bestond dat verdachte onder invloed van alcohol en drugs had gereden, het bevel tot medewerking aan het bloedonderzoek juist gegeven is en verdachte meerdere malen heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek, terwijl hij meermaals gehoord had wat de consequenties van een weigering waren, komt de rechtbank tot het oordeel dat ook het derde ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
01.316003.23
Ten aanzien van feit 1:
op 13 oktober 2023 te 's-Hertogenbosch tabakswaar (tabak, aanstekers en vloeitjes), die aan [slachtoffer 1] te [adres 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2:
op 15 oktober 2023 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander, verpakkingen sigaretten en shag, die aan [slachtoffer 2] (aan [adres 2] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 3:
op 12 november 2023 te Oss sigaretten, die aan [slachtoffer 3] (aan [adres 3] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 4:
op 17 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander, sigaretten, die aan [slachtoffer 4] (te [adres 4] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 5:
op 19 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander, blikjes Red Bull, die aan [slachtoffer 5] (te [adres 5] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 6:
op 11 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch sigaretten en shag, die aan [slachtoffer 4] (te [adres 4] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 7:
op 19 oktober 2023 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel flesjes parfum en een of meer pakken scheermessen, die aan [slachtoffer 6] (gevestigd aan [adres 6] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 8:
op 5 november 2023 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander, pakjes sigaretten en een of meer wegwerpaanstekers, die aan [slachtoffer 5] (gevestigd aan de [adres 5] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

1.327057.23

Ten aanzien van feit 1:
op 9 december 2023 te ’s-Hertogenbosch een scooter, die aan [slachtoffer 7] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Ten aanzien van feit 2:
op 9 december 2023 te 's-Hertogenbosch als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd, op een weg, onder andere op de Hooge Steenweg, een motorrijtuig (een scooter), van de categorie waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd.
Ten aanzien van feit 3:
op 9 december 2023 te ’s-Hertogenbosch als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een scooter te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht geëist. Verder heeft de officier van justitie primair de directe gevangenneming van verdachte gevorderd. Subsidiair heeft hij de gevangenneming van verdachte per 7 juli 2024 gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht in het geval van een bewezenverklaring van één of meerdere feiten een gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen met daarbij eventueel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de vordering gevangenneming af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich onder andere schuldig gemaakt aan vijf ramkraken en vier diefstallen, waarvan het grootste gedeelte binnen amper een maand plaatsvond. Dergelijke diefstallen veroorzaken veel overlast en schade. Met name de ramkraken hebben grote materiële schade teweeggebracht. Uit het handelen van verdachte spreekt bovendien minachting voor anders eigendom. Hij heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Uit de verklaringen die meerdere benadeelde partijen ter terechtzitting hebben gegeven, blijkt hoe vervelend het voor hen is geweest om ’s nachts wakker gebeld te worden en vervolgens hun eigen winkel in complete chaos aan te treffen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het besturen van een scooter terwijl de overgifte van zijn rijbewijs anderhalve maand eerder al was gevorderd. Verwachte wist dat hij geen motorvoertuigen mocht besturen, maar is toch weer op de scooter gestapt, die hij nota bene gestolen had. Ook heeft verdachte de medewerking aan een bloedonderzoek geweigerd. Hiermee heeft hij de controle op de naleving van de voorschriften die de verkeersveiligheid dienen gefrustreerd.
Persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaren meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensmisdrijven. Bovendien loopt in een van deze veroordelingen de proeftijd nog. Ook in de periode daarvoor is verdachte blijkens het 16 pagina’s lange strafblad meerdere malen veroordeeld voor het plegen van (vermogens)misdrijven. De rechtbank heeft eveneens het reclasseringsadvies van 24 juni 2024 in aanmerking genomen. Blijkens dat advies wordt het recidiverisico ingeschat als hoog.
De op te leggen straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor één ramkraak is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De rechtbank beschouwt hierbij de twee ramkraken die gepleegd zijn met een scooter, mede gezien de materiële schade, net iets minder strafwaardig dan de drie ramkraken die gepleegd zijn met behulp van een auto waarbij met grof geweld en grote schade met een gestolen auto op de pui wordt ingereden. Daarnaast geldt voor één bedrijfsinbraak, in dit geval door het gooien van een stoeptegel, in combinatie met veelvuldig recidive een oriëntatiepunt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Van veelvuldig recidive is in deze zaak zonder twijfel sprake. Verdachte is in de afgelopen 5 jaren en ook in de periode daarvoor meermalen onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten. Bovendien liep verdachte in een proeftijd. In de onderhavige zaak gaat het wederom om een grote hoeveelheid vermogensdelicten. De eerdere veroordelingen, opgelegde straffen en de proeftijd hebben verdachte daar kennelijk niet van weerhouden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van het voorarrest, overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij van oordeel is dat de straf die de rechtbank oplegt de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gevangenneming.
De rechtbank heeft de gevangenneming van verdachte bevolen per 7 juli 2024. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1).

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 15.207,32, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 01.316003.23.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering voor een bedrag van € 3.359,38 toe te wijzen en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel heeft de officier van justitie gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft gevraagd de vordering geheel af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende duidelijkheid rondom de eventuele uitkeringen die de verzekering in dit kader al gedaan zou kunnen hebben. Ook het omzetgemiddelde dat door de benadeelde partij gehanteerd wordt is volgens de raadsvrouw van verdachte niet voldoende representatief.
Her oordeel van de rechtbank.
Het verzoek gaat over de geleden materiële schade en is opgebouwd uit de volgende posten:
1. Noodreparatie deur € 867,94;
2. Vernieuwing automatische schuifdeur € 10.980,00;
3. Inkoopwaarde weggenomen goederen € 2.056,38;

4. Omzetderving € 1.303,00;

€ 15.207,32.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] opgevoerde post 3 en 4 voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 1 onder parketnummer 01.316003.23 en daarom voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige onderdelen van de vordering. Van de eerste twee posten is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten door de verzekering zijn vergoed, nu de gemachtigde van de benadeelde partij ter terechtzitting heeft verklaard dat de facturen via het servicecentrum zijn ingediend en dat mogelijk de verzekering de factuur heeft voldaan.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 3.359,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2).
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 18.947,54, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 01.316003.23.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering voor een bedrag van € 4.102,38 toe te wijzen en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel heeft de officier van justitie gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft gevraagd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu het onduidelijk is of er uitkeringen van de verzekering zijn geweest of nog gaan komen. Daarnaast heeft de raadsvrouw gesteld dat de kosten aan de deur, de schuifpui, het glas en de aanwezigheidsuren (posten 1, 2, 3 en 5) onvoldoende onderbouwd zijn. Tot slot heeft de raadsvrouw gewezen op de schadebeperkingsplicht van de benadeelde partij.
Her oordeel van de rechtbank.
Het verzoek gaat over de geleden materiële schade en is opgebouwd uit de volgende posten:
1. Vervanging elektronische schuifdeur € 8.915,00;
2. Herstel pui € 3.811,22;
3. Vervanging breukglas € 2.118,94;
4. Inkoopwaarde weggenomen goederen € 3.452,38;

5. Arbeidsuren € 650,00;

€ 18.947,54.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] opgevoerde post 3 en 4 voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 2 onder parketnummer 01.316003.23 en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige onderdelen van de vordering. Van de eerste drie posten is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten door de verzekering zijn vergoed, nu de gemachtigde van de benadeelde partij ter terechtzitting heeft verklaard dat de pandexploitant is verzekerd en hij niet weet of er verzekeringsuitkeringen hebben plaatsgevonden aan de pandexploitant.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 4.102,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 7).

De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 5.800,00, bestaande uit € 3.800,00 aan materiële schadevergoeding en € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van feit 7 onder parketnummer 01.316003.23.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze onvoldoende onderbouwd is en omdat een rechtspersoon geen immateriële schade kan vorderen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft eveneens gevraagd de vordering voor het overgrote deel niet-ontvankelijk te verklaren nu deze niet onderbouwd is en een rechtspersoon niet voor immateriële schadevergoeding in aanmerking komt. Wel zou de raadsvrouw toewijzing van de € 300,00 in verband met het eigen risico kunnen voorstellen.
Her oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de vordering, voorzover deze immateriële schadevergoeding betreft, afwijzen nu de benadeelde partij een rechtspersoon betreft. De rechtbank zal de benadeelde partij aangaande het materiële deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] (feit 3).
De benadeelde partij [slachtoffer 8] . heeft een schadevergoeding gevorderd van € 1.323,72, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 01.316003.23.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft deze vordering niet betwist, maar wijst wel op de schadebeperkingsplicht van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering, gezien de onderbouwing, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 4 en feit 6).

De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 1.457,66, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van de feiten 4 en 6 onder parketnummer 01.316003.23.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de schade niet juist berekend is. Ter terechtzitting is namelijk gebleken dat de benadeelde partij de verkoopwaarde heeft gehanteerd bij het berekenen van het bedrag aan gestolen rookwaren. Nu hiervoor de inkoopwaarde gebruikt dient te worden, heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht gebruik te maken van de haar toekomende schattingsbevoegdheid. De officier van justitie schat de inkoopwaarde van de gestolen rookwaren op € 1.250,00. De officier van justitie heeft naast de toewijzing van het door de rechtbank geschatte bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekwireerd tot de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel heeft de officier van justitie gevraagd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de vordering toegewezen kan worden voor zover deze de inkoopwaarde van de rookwaren betreft. Zij vraagt de rechtbank om daarbij gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
Het oordeel van de rechtbank.
Het verzoek dat gaat over de geleden materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
1. Kapotte ruiten € 457,66;

2. Gestolen rookwaren (verkoopwaarde) € 3.191,44; +

Totaal materiële schade € 3.649,10;
Vergoed door verzekering € 2.191,44; -
Totaal niet-vergoede schade € 1.457,66.
De rechtbank acht de door de benadeelde [slachtoffer 4] opgevoerde posten in beginsel voldoende onderbouwd. Ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij bij de berekening van de waarde van de gestolen rookwaren de verkoopwaarde heeft gehanteerd. Nu slechts de inkoopwaarde van de gestolen rookwaren als rechtstreekse schade kan worden toegekend, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek om het schadebedrag te schatten. De rechtbank schat de hoogte van de schade op € 1.250,00 en is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten 4 en 6 onder parketnummer 01.316003.23 en daarom voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 8).

De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 2.291,72, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van feit 8 onder parketnummer 01.316003.23.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft gevraagd de vordering geheel niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende duidelijkheid rondom de eventuele uitkeringen die de verzekering in dit kader al zou kunnen hebben gedaan. Ook zijn de arbeidsuren onvoldoende onderbouwd, waardoor de behandeling van de vordering volgens de raadsvrouw een evenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het oordeel van de rechtbank.
Het verzoek dat gaat over de geleden materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
1. Noodvoorziening glas pui/deur € 296,70;
2. Inkoopwaarde weggenomen goederen € 1.370,02;

3. Arbeidsuren € 625,00;

€ 2.291,72.
De rechtbank acht de vordering, gezien de onderbouwing, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2023 tot de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting aangegeven dat de opgegeven kosten niet ingediend zijn bij de verzekering, omdat er met betrekking tot de inboedel een eigen risico bestaat van € 2.000,00. Daarnaast acht de rechtbank de berekening van de arbeidsuren gezien de schade die op de camerabeelden te zien is alleszins redelijk.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2023 de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .

De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 650,00, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 01.327057.23.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze onvoldoende onderbouwd is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft eveneens gevraagd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de gestelde schade niet onderbouwd is.
Het oordeel van de rechtbank.
Gezien het ontbreken van bewijsstukken, zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.22789222.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan de onderhavige strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

1.316003.23

Ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 6:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 7:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feit 8:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

1.327057.23

Ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 9, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
Ten aanzien van feit 1 tot en met 8 onder parketnummer 01.316003.23 en ten aanzien van feit 1 tot en met 3 onder parketnummer 01.327057.23:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

1.316003.23

Ten aanzien van feit 1:
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 3.359,38. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 43 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 3.359,38, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 2:
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 4.102,38. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 51 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 4.102,38, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 3:
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 8] , van een bedrag van € 1.323,72. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 23 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 8] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 8] van een bedrag van € 1.323,72, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van de feiten 4 en 6:
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 1.250,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 1.250,00, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 7:
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 6] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van feit 8:
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] , van een bedrag van € 2.291,72. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 32 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 5] , van een bedrag van € 2.291,72, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

1.327057.23

Ten aanzien van feit 1:
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Oost-Brabant van 16 maart 2023, gewezen onder parketnummer 01.227892.22, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. M. Lochs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N. Slingerland, griffier,
en is uitgesproken op 16 juli 2024.
mr. M. Lochs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.