Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis gewezen in een incident tot tussenkomst in een civiele procedure. De hoofdzaak betreft een vordering van de besloten vennootschap [eiseres] B.V. tegen [gedaagde] B.V. over onbetaalde facturen die door de failliete verkeersregelaar-Nederland B.V. (VKR) aan [gedaagde] zijn gestuurd. [eiseres] stelt dat zij de vordering heeft overgenomen van de curator van VKR en vordert betaling van de facturen. [gedaagde] voert verweer en betwist de bevoegdheid van [eiseres] om de vordering in te stellen, omdat Alfa Commercial Finance B.V. een pandrecht op de vordering zou hebben.
Alfa, die in het incident als eiseres optreedt, vraagt toestemming om in de hoofdzaak tussen te komen. Zij stelt dat zij een openbaar pandrecht heeft op de vordering van [eiseres] op [gedaagde] en dat zij dit recht wil uitoefenen nu VKR failliet is verklaard. De rechtbank oordeelt dat Alfa voldoende belang heeft bij de tussenkomst, omdat de uitkomst van de hoofdzaak ook gevolgen heeft voor haar pandrecht.
De rechtbank wijst de vordering van Alfa toe en staat haar toe om in de hoofdzaak tussen te komen. Tevens compenseert de rechtbank de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 14 augustus 2024 weer op de rol komen voor het nemen van de conclusie van eis in de tussenkomst door Alfa.