ECLI:NL:RBOBR:2024:3063
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning; vergelijkingsmethode en indexering
Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de waardering van een woning onder de Wet WOZ. Eiser, eigenaar van een twee-onder-een-kapwoning, had beroep ingesteld tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente Land van Cuijk was vastgesteld op € 325.000 per waardepeildatum 1 januari 2021. De heffingsambtenaar had deze waarde onderbouwd met een taxatierapport en drie vergelijkingsobjecten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de toegepaste indexering en correcties op de waarde terecht waren.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt en dat de door eiser aangedragen argumenten niet voldoende waren om de vastgestelde waarde te betwisten. Eiser had geen eigen gegevens overgelegd die de indexeringsgegevens van de heffingsambtenaar konden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de waardering op een juiste wijze had uitgevoerd en dat de beroepsgrond van eiser, die betrekking had op de isolatie en de toestand van de vergelijkingsobjecten, niet op tijd was ingediend en daarom buiten beschouwing moest blijven.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen hebben het recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.