ECLI:NL:RBOBR:2024:3062
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning; beoordeling vergelijkingsmethode en motiveringsgebreken
Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak betreffende de waardering van een woning onder de Wet WOZ. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning, had beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Land van Cuijk, die de waarde van de woning per 1 januari 2021 had vastgesteld op € 513.000. Eiser betwistte deze waarde en voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de gedateerde voorzieningen van de woning en de ligging van vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door het aanleveren van een taxatierapport en vergelijkingsobjecten die voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar zijn stelling dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, had kunnen onderbouwen. Eiser's argumenten over de waarde en de motivering van de uitspraak op bezwaar werden door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eventuele motiveringsgebreken in beroep konden worden hersteld. De uitspraak werd mondeling gedaan en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.