ECLI:NL:RBOBR:2024:2513

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
C/01/399068 / FA RK 23-4895
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en omzetting van een Thaise adoptie naar een sterke adoptie in Nederland

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 1 mei 2024, wordt de erkenning van een buitenlandse adoptie uit Thailand behandeld. Verzoekers, een echtpaar met de Nederlandse nationaliteit, hebben een geadopteerde zoon en verzoeken de rechtbank om de erkenning van de Thaise adoptie en de omzetting van een zwakke adoptie naar een sterke adoptie naar Nederlands recht. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse documenten, waaronder een verzoekschrift en rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank concludeert dat de Thaise adoptiebeslissing kan worden erkend op basis van het Haags Adoptieverdrag, dat van toepassing is omdat beide landen het verdrag hebben geratificeerd. De rechtbank oordeelt dat de minderjarige, die als verlaten kind onder de hoede van het Department of Children and Youth in Thailand staat, in het belang van zijn welzijn bij de verzoekers moet blijven. De rechtbank spreekt de omzetting van de zwakke adoptie naar een sterke adoptie uit, waarbij de familierechtelijke banden met de biologische ouders worden verbroken. Tevens wordt de geslachtsnaam van de minderjarige vastgesteld en wordt de inschrijving van de geboorteakte gelast. De beschikking bevat ook bepalingen over het gezamenlijk gezag van de verzoekers over de minderjarige. De rechtbank draagt de griffier op om de beschikking te registreren en te zenden aan de relevante instanties.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/399068 / FA RK 23-4895
Uitspraak : 1 mei 2024
Beschikking over (erkenning) buitenlandse adoptie, omzetting van een zwakke adoptie in een sterke adoptie en geslachtsnaamwijziging in de zaak van:
[naam]
en
[naam]
hierna te noemen: verzoekers,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.G.J. Booij.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente Den Haag,
hierna: de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Gelet op het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [plaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 23 november 2023;
  • een brief van de raad van 14 december 2023;
  • het raadsrapport van 2 februari 2024;
  • een F9-formulier met bijlage van mr. Booij van 29 februari 2024;
  • een F9-formulier met bijlagen van mr. Booij van 30 januari 2024;
  • een brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 13 maart 2024;
1.2.
Een mondelinge behandeling is achterwege gebleven.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en verzoekster op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Zij hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Verzoekers zijn op [datum] te [plaats] met elkaar gehuwd.
2.3.
Verzoekers hebben een geadopteerde zoon, [A] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] .
2.4.
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft op 4 april 2016 (nr. B.K.A. 20153/0143) aan verzoekers toestemming verleend tot opneming ter adoptie van een tweede buitenlands kind, welke toestemming geldig was tot 5 april 2020. Bij besluit van 18 maart 2020 (nr. B.K.A. 20153/0143) heeft de Minister voor Rechtsbescherming de geldigheidsduur van de toestemming verlengd tot 19 maart 2024.
2.5.
Op [datum] is te [plaats] , [land] , geboren een kind van het mannelijk geslacht genaamd [naam] (hierna: de minderjarige), zoon van [naam] , geboortedatum onbekend (hierna: de moeder). De identiteit van de vader is niet bekend.
2.6.
De minderjarige heeft de Thaise nationaliteit.
2.7.
Uit de verklaring van het Department of Children and Youth (DCY) te Bangkok, Thailand van 10 maart 2020 (no. 0306/3120) blijkt dat de minderjarige een verlaten kind is onder de hoede van het DCY en beschikbaar is voor adoptie. Uit die verklaring blijkt ook dat het DCY de bevoegde instantie is om namens de ouders van de minderjarige toestemming te geven voor adoptie. Tot slot blijkt uit die verklaring dat The Child Adoption Board of Thailand op 20 november 2019 “pre-approval” heeft verleend voor plaatsing van de minderjarige bij verzoekers in Nederland onder supervisie van Wereldkinderen.
2.8.
Blijkens de “Registration of Adoption” (Registration no. 8/2565) is de adoptie van de minderjarige door verzoekers naar Thais recht op 1 juli 2022 geregistreerd bij de Thaise ambassade in Den Haag, onder vermelding van een “Letter of Approval” van het DCY van 11 april 2022.
2.9.
Uit de verklaring van het DCY van 30 juni 2023 blijkt dat The Child Adoption Board of Thailand de adoptie van de minderjarige door verzoekers heeft goedgekeurd en dat deze wettelijke status heeft gekregen door registratie bij de Thaise ambassade in Den Haag op 1 juli 2022.
2.10.
De minderjarige staat sinds 22 januari 2021 op het adres van verzoekers in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven.

3.De verzoeken

3.1.
Verzoekers verzoeken de rechtbank:
I. om de buitenlandse adoptie van de minderjarige door verzoekers te erkennen dan wel de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken, alsmede, voor zover wordt aangenomen dat de uitgesproken adoptie een ‘zwak’ karakter zal hebben, om te bepalen dat de zwakke adoptie naar Thais recht wordt omgezet in een sterke adoptie naar Nederlands recht c.q. dat de adoptie naar Nederlands recht tot gevolg heeft dat de oorspronkelijke familierechtelijke banden in het land van herkomst worden verbroken;
II. om te verstaan dat de minderjarige de geslachtsnaam [B] zal hebben;
III. de inschrijving te gelasten van de geboorteakte onder eventuele aanvulling van de geboortegegevens van de minderjarige op basis van het verzoek en de aangehechte documenten, subsidiair tot vaststelling van de geboortegegevens en gelasting van de inschrijving daarvan.
3.2.
De raad heeft onderzoek gedaan en de rechtbank geadviseerd om de verzoeken toe te wijzen.

4.De beoordeling

Rechtsmacht

4.1.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 sub a Rv rechtsmacht, omdat verzoekers en de minderjarige hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
Erkenning Thaise adoptie
4.2.
Bij beantwoording van de vraag of de in de hierboven onder 2.8 genoemde “Registration of Adoption” vervatte Thaise adoptiebeslissing in Nederland erkend kan worden, moet allereerst worden nagegaan of het Verdrag inzake de bescherming van kinderen en samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 (Haags Adoptieverdrag, hierna: HAV) van toepassing is. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.3.
Voor de toepasselijkheid van het HAV is vereist dat het verdrag voor beide betrokken landen in werking was getreden op de datum van het verzoek tot verlening van beginseltoestemming (artikel 41 jo. artikel 14 HAV). Dat is hier het geval. In Nederland is het HAV op 1 oktober 1998 in werking getreden en in Thailand op 1 augustus 2004, en verzoekers hebben op 12 september 2015 verzocht om verlening van beginseltoestemming. Voor de toepasselijkheid van het HAV is daarnaast vereist dat een minderjarige, die zijn gewone verblijfplaats heeft in een verdragsluitende staat (staat van herkomst), naar een andere verdragsluitende staat (staat van opvang) is overgebracht met het oog op een adoptie die familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt in de staat van opvang of herkomst (artikel 2 HAV). Ook dat is hier het geval. Het HAV is dus van toepassing.
4.4.
In het HAV worden bepaalde eisen gesteld voordat in de staat van herkomst beslist mag worden om een kind aan de zorg van aspirant-adoptiefouders toe te vertrouwen. Die eisen houden, kort gezegd, in dat de Centrale Autoriteiten van beide betrokken staten de adoptie goedkeuren en dat tussen die Centrale Autoriteiten afstemming plaatsvindt over de vraag of de adoptie doorgang kan vinden (artikel 17 HAV). Als de adoptie conform de eisen van het HAV tot stand komt, wordt door de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst een schriftelijke verklaring afgegeven waaruit dit blijkt. Deze conformiteitsverklaring heeft tot gevolg dat de adoptie van rechtswege wordt erkend in de andere verdragsluitende staten (artikel 23 HAV).
4.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat het DCY op 13 juli 2023 voornoemde conformiteitsverklaring heeft afgegeven (“Certificate of Conformity of Intercountry Adoption, no. 0306/6181). Dat betekent dat de Thaise adoptiebeslissing van rechtswege in Nederland kan worden erkend. De rechtbank zal daarom voor recht verklaren dat de Thaise adoptiebeslissing zoals vermeld in de “Registration of Adoption” van 1 juli 2022 wordt erkend. Deze erkenning houdt op grond van het hiernavolgende enkel erkenning van een zogenaamde ‘zwakke’ adoptie in, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn biologische ouders niet worden verbroken. Daartoe overweegt de rechtbank dat op grond van Thais recht de rechten en plichten van de geadopteerde jegens zijn biologische ouders onaangetast blijven (artikel 1598/28 van het Thaise Burgerlijk en Handelswetboek). De biologische ouders verliezen het gezag over de geadopteerde, maar de geadopteerde blijft erfgenaam van zijn biologische ouders en behoudt ook zijn onderhoudsverplichtingen jegens biologische familie (artikelen 1598/28, 1620, 1629 en 1563 van het Thaise Burgerlijk en Handelswetboek).
Omzetting zwakke Thaise adoptie in een sterke Nederlandse adoptie
4.6.
Op grond van het HAV kan een zwakke adoptie worden omgezet in een adoptie die tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn ouders worden verbroken (een ‘sterke adoptie’) als:
a. het recht van de staat van opvang dit toestaat, en
b. de benodigde toestemmingen van de ouders, instellingen en autoriteiten in het land van herkomst zijn gegeven met het oog op die sterke adoptie (artikel 27 HAV).
4.7.
Naar Nederlands recht is, in gevallen die onder het toepassingsgebied van het HAV vallen, omzetting van een zwakke adoptie in een sterke adoptie mogelijk op grond van artikel 11 van de Uitvoeringswet HAV. Een verzoek tot omzetting wordt toegewezen als:
  • de adoptie in het kennelijk belang is van het kind, en
  • op de dag van de indiening van het verzoek is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 1:228, eerste lid, onder a en d, BW.
4.8.
De rechtbank acht de omzetting in het kennelijk belang van de minderjarige, omdat hij al geruime tijd bij verzoekers verblijft en uit de stukken blijkt dat hij een ‘verlaten kind’ is. Aan het in artikel 1:228, eerste lid, onder a BW genoemde minderjarigheidsvereiste is eveneens voldaan. Ten aanzien van het in artikel 27 HAV genoemde toestemmingsvereiste en het in artikel 1:228, eerste lid, onder d BW genoemde vereiste van niet-tegenspreken overweegt de rechtbank als volgt. In punt 6 van het hiervoor in 4.5 genoemde conformiteitscertificaat is de zin “the adoption had the effect of terminating the pre-existing legal parent-child relationship” opgenomen. De rechtbank begrijpt dat deze zin moet worden uitgelegd als een instemming van de bevoegde autoriteit met de mogelijkheid dat de zwakke adoptie naar Thais recht in de staat van opvang wordt omgezet naar een sterke adoptie. De rechtbank baseert dit oordeel op de conclusies van het Internationaal Juridisch Instituut zoals die zijn weergegeven in de beschikking van deze rechtbank van 2 november 2023 (ECLI:NL:RBOBR:2023:6113). In dit geval is de instemming gegeven door het DCY. Uit de hierboven onder 2.7 genoemde verklaring van het DCY blijkt dat de minderjarige een verlaten kind is en dat hij onder hoede van het DCY is geweest. In zo’n geval berust de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming voor de adoptie bij het DCY in plaats van bij de ouder(s) (artikel 1598/22 van het Thaise Burgerlijk en Handelswetboek). Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee de toestemming dan wel raadpleging of voorlichting van de biologische ouders van de minderjarige achterwege blijven. Aan de hierboven genoemde voorwaarden van artikel 27 onder b) HAV en artikel 1:228, eerste lid, onder d is dan ook voldaan.
4.9.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het de omzetting van de zwakke Thaise adoptie in een sterke Nederlandse adoptie zal uitspreken.
Namen
4.10.
De geslachtsnaam van een persoon zonder Nederlandse nationaliteit wordt bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft (artikel 10:19 BW). De geslachtsnaam van een persoon met de Nederlandse nationaliteit wordt bepaald door het Nederlandse recht (artikel 10:20 BW). Bij verandering van nationaliteit bepaalt het recht van de staat van de nieuwe nationaliteit die naam, waaronder begrepen de regels over de gevolgen van de nationaliteitsverandering voor de naam (artikel 10:22 BW).
4.11.
De minderjarige heeft op dit moment de Thaise nationaliteit. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde gaat, levert dit een grondslag op voor verkrijging van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank zal daarom Nederlands recht toepassen op het verzoek over de geslachtsnaam van de minderjarige.
4.12.
Nu de minderjarige het tweede kind is tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan, is voor de naamkeuze het achtste lid van artikel 1:5 BW van toepassing. Uit dit artikellid volgt dat de keuze die voor de naam van het eerste kind van dezelfde ouders is gedaan, beslissend is voor alle volgende kinderen. Dit betekent dat de minderjarige na de adoptie de geslachtsnaam [B] zal dragen. Verzoekers hebben ook een daartoe strekkende verklaring overgelegd.
Geboortegegevens minderjarige
4.13.
Bij de stukken bevindt zich een originele in Thailand (Local Registration Office: Ang Thong Town Municipality, Ang Thong Province) opgemaakte geboorteakte.
4.14.
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geconcludeerd dat voornoemde geboorteakte in aanmerking komt voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag nu deze is voorzien van de vereiste legalisaties en een Engelstalige vertaling.
4.15.
De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 1:25, vijfde lid, BW de inschrijving van voornoemde geboorteakte in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag gelasten. Hierbij heeft de rechtbank nog in aanmerking genomen dat de toevoeging “Master” geen onderdeel uitmaakt van de voornamen van de minderjarige, maar slechts een verwijzing naar het geslacht betreft.
Gezag
4.16.
Verzoekers zijn gehuwd. Daarom zullen zij op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan van rechtswege gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen (artikel 1:251 BW). De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2 aanhef en onder k, van het Besluit Gezagsregisters ambtshalve bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking
zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat wordt erkend de beslissing, zoals vervat in de “Registration of Adoption” van 1 juli 2022 (Registration no. 8/2565), tot adoptie naar het recht van Thailand van de minderjarige van het mannelijk geslacht: [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] , door verzoekers;
5.2.
spreekt uit de omzetting van de zwakke adoptie naar het recht van Thailand in een sterke adoptie naar Nederlands recht;
5.3.
gelast de inschrijving van de in Thailand opgemaakte geboorteakte (Identification No. [...] ) van de voornoemde minderjarige in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag, met dien verstande dat de titel “Master” geen onderdeel uitmaakt van de in te schrijven voornamen van de minderjarige;
5.4.
gelast de toevoeging van een latere vermelding van de erkenning en omzetting van de adoptie aan de geboorteakte van de minderjarige in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
5.5.
verstaat dat de geslachtsnaam van de minderjarige na de adoptie zal zijn:
[B];
5.6.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking, mits daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
5.7.
draagt de griffier op, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.R. de Meyere, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Schoot als griffier op 1 mei 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Conc: MVd(O
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!