ECLI:NL:RBOBR:2024:2510

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
C/01/395073 / FA RK 23-2956
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nihilstelling van kinderalimentatie in het kader van schuldhulpverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 7 februari 2024 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie tussen een man en een vrouw die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kinderen. De man heeft verzocht om nihilstelling van de kinderalimentatie vanwege zijn financiële problemen en deelname aan een minnelijk schuldhulpverleningstraject. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende verzoekschriften en de mondelinge behandeling die op 18 januari 2024 heeft plaatsgevonden. De man stelt dat hij door een wijziging van omstandigheden niet meer in staat is de overeengekomen alimentatie te voldoen, terwijl de vrouw dit verweer betwist en stelt dat de man zijn financiële situatie zelf heeft veroorzaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man is toegelaten tot een minnelijk schuldhulpverleningstraject en dat dit traject als een WSNP-traject moet worden benaderd. De rechtbank oordeelt dat, volgens vaste rechtspraak, een onderhoudsplichtige die in een WSNP-traject zit, in beginsel geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. De rechtbank heeft de man opgedragen om de gemeente te verzoeken om een actuele berekening van het vrij te laten bedrag (VTLB) en om rekening te houden met zijn alimentatieverplichting. De man moet binnen vier weken na de beschikking zijn verzoek en de reactie van de gemeente overleggen, waarna de vrouw de gelegenheid krijgt om hierop te reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat deze informatie is verstrekt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/395073 / FA RK 23-2956
Uitspraak : 7 februari 2024
Beschikking betreffende alimentatie in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.P. den Hoed,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C. Trovatello,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de man en de vrouw.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de man, ontvangen ter griffie op 18 juli 2023;
  • het verweerschrift van de vrouw;
  • de brief met producties van mr. Den Hoed van 3 januari 2024;
  • de brief met producties van mr. Trovatello van 4 januari 2024;
  • de brief met producties van mr. Trovatello van 12 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten. Aan mevrouw [naam] , stagiaire van mr. Den Hoed, is bijzondere toestemming verleend om de mondelinge behandeling als toehoorder bij te wonen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en met elkaar samengewoond.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
  • [A] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
  • [B] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
2.3.
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [A] en [B] . [A] en [B] hebben het hoofdverblijf bij de vrouw.
2.4.
Partijen hebben op 8 november 2018 een ouderschapsplan ondertekend. Daarin zijn zij onder andere overeengekomen dat de man met ingang van de datum waarop hij de woning verlaat als alimentatie voor [A] en [B] een bedrag van € 218,00 per kind per maand aan de vrouw zal betalen.
2.5.
Voornoemd ouderschapsplan maakt deel uit van de beschikking van deze rechtbank van 28 februari 2023. Bij diezelfde beschikking is bepaald dat de man met ingang van 1 december 2018 een bedrag van € 218,00 per kind per maand moet betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A] en [B] , te vermeerderen met de wettelijke indexering vanaf 1 januari 2019.
2.6.
Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de kinderalimentatie per 1 januari 2024 afgerond € 263,00 per kind per maand.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De man verzoekt de overeenkomst over de kinderalimentatie in het ouderschapsplan van 8 november 2018, die is opgenomen in de beschikking van deze rechtbank van 28 februari 2023, aldus te wijzigen dat de door de man te betalen bijdrage met ingang van 1 juni 2022, dan wel de datum van indiening van het verzoekschrift, dan wel voor de duur van het minnelijke schuldhulpverleningstraject c.q. het wettelijke schuldsaneringstraject nader wordt bepaald op nihil, althans op een zodanige bijdrage met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal bepalen.
3.2.
De man stelt ter onderbouwing van zijn verzoek dat de overeengekomen kinderalimentatie als gevolg van een wijziging van omstandigheden niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Daartoe voert de man aan dat hij door een samenloop van omstandigheden in de financiële problemen is geraakt, waarna hij zich tot de gemeente [woonplaats] heeft gewend voor een minnelijk schuldhulpverleningstraject. Volgens de man kan in het kader van dit schuldhulpverleningstraject geen rekening worden gehouden met de door de man verschuldigde kinderalimentatie door een correctie van het vrij te laten bedrag (hierna: VTLB). De man heeft daarom geen draagkracht voor kinderalimentatie. Subsidiair, voor zover de rechtbank van oordeel is dat de draagkracht van de man moet worden vastgesteld op grond van de draagkrachttabel, leidt dit volgens de man tot een onaanvaardbare situatie omdat hij dan minder dan 95% van de voor hem geldende bijstandsnorm overhoudt.
3.3.
De vrouw voert verweer tegen de verzochte nihilstelling. Zij betwist dat de enkele toelating van de man tot een minnelijk schuldhulpverleningstraject op zichzelf nihilstelling van de kinderalimentatie rechtvaardigt. De man heeft volgens de vrouw niet onderbouwd dat bij de berekening van het VTLB geen rekening is of kan worden gehouden met zijn onderhoudsverplichting. Het beroep van de man op de aanvaardbaarheidstoets dient volgens de vrouw te worden gepasseerd omdat dit onvoldoende onderbouwd is. Bovendien stelt de vrouw dat de schuldenpositie waarin de man verkeert aan hem kan worden verweten omdat deze is ontstaan door eigen keuzes van de man.

4.De beoordeling

Wijziging van omstandigheden

4.1.
Op grond van artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak of overeenkomst over alimentatie bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.2.
De man stelt in dit kader dat hij door na het uiteengaan van partijen ontstane financiële problemen en de toelating tot een minnelijk schuldhulpverleningstraject niet meer in staat is de eerder overeengekomen kinderalimentatie te voldoen. De vrouw heeft deze wijziging van omstandigheden als zodanig niet betwist. De rechtbank zal de man dan ook ontvangen in zijn wijzigingsverzoek en overgaan tot een inhoudelijke beoordeling daarvan.
Schuldsanering en nihilstelling
4.3.
De rechtbank stel voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de man is toegelaten tot een minnelijk schuldhulpverleningstraject bij de gemeente [woonplaats] en dat dit minnelijk traject hetzelfde dient te worden benaderd als een WSNP-traject.
4.4.
Uit vaste rechtspraak van de van de Hoge Raad van 21 september 2012 en 14 november 2008 (ECLI:NL:HR:2012:BW9247 en LJN BD7589, NJ 2009/52) volgt dat wanneer een onderhoudsplichtige is toegelaten tot de WSNP, als uitgangspunt geldt dat hij niet over draagkracht beschikt om alimentatie te betalen. Bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat van dit uitgangspunt wordt afgeweken. Als bijzondere omstandigheid wordt onder meer aangemerkt de situatie dat in het VTLB rekening is gehouden met de alimentatieverplichting. In lijn met deze rechtspraak wordt in het Rapport alimentatienormen (thans paragraaf 4.6.4) aanbevolen om de bijdrage op nihil te stellen voor de duur van de schuldsanering als geen rekening is gehouden met de alimentatieverplichting of als een toegekende correctie op het VTLB onvoldoende is om aan de alimentatieplicht te voldoen.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door de man overgelegde stukken en ingenomen stellingen niet kan worden afgeleid dat bij de berekening van het VLTB geen rekening kan worden gehouden met een bedrag aan kinderalimentatie. De man heeft enkel een op 4 juli 2023 gemaakte voorlopige proefberekening van het VLTB overgelegd. Gelet op het tijdsverloop tussen de datum van de voorlopige proefberekening en de beoordeling van deze zaak door de rechtbank, is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk of deze voorlopige proefberekening actueel is. Verder is niet gebleken dat de man de gemeente heeft verzocht rekening te houden met zijn alimentatieverplichting, in de zin dat het VLTB wordt verhoogd met een door de gemeente vast te stellen nominaal bedrag aan kinderalimentatie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de man voorgelezen uit een niet tot het dossier behorend e-mailbericht van de gemeente van 27 september 2023, waarin de gemeente schrijft dat de huidige alimentatie niet uit het VTLB kan worden betaald en dat er geen voorstel aan schuldeisers gedaan kan worden zolang de alimentatie er is. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de gemeente niet bereid is om het VLTB te verhogen met enig bedrag aan kinderalimentatie.
4.6.
Het voorgaande vormt voor de rechtbank aanleiding om de beslissing op het verzoek aan te houden en de man op te dragen zich tot de gemeente te wenden met het verzoek om een actuele berekening van het VLTB te verschaffen, en te verzoeken rekening te houden met zijn alimentatieverplichting, in de zin dat het VLTB wordt verhoogd met een door de gemeente vast te stellen nominaal bedrag aan kinderalimentatie. De man dient binnen vier weken na de datum van deze beschikking zowel zijn verzoek aan de gemeente als de reactie daarop van de gemeente te overleggen. De rechtbank zal de vrouw vervolgens in de gelegenheid stellen om hierop te reageren, waarna de rechtbank de zaak in beginsel verder schriftelijk zal afdoen.
De beslissing
De rechtbank:
draagt de man op om de gemeente zo spoedig mogelijk verzoeken om:
  • een actuele berekening van het VLTB;
  • rekening te houden met zijn alimentatieverplichting, in de zin dat het VLTB wordt verhoogd met een door de gemeente vast te stellen nominaal bedrag aan kinderalimentatie;
bepaalt dat de man uiterlijk 6 maart 2024 zowel zijn verzoek als de reactie daarop van de gemeente dient te overleggen, waarna de vrouw tot uiterlijk 20 maart 2024 in de gelegenheid wordt gesteld om hierop te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Geerits, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 7 februari 2024.
Conc: MvdS
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.