ECLI:NL:HR:2012:BW9247

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01005
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake kinderalimentatie in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie en de toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De man, die sinds 8 december 2009 onder de schuldsaneringsregeling valt, had in eerste instantie geen alimentatieplicht opgelegd gekregen door de rechtbank. De vrouw had echter beroep ingesteld tegen deze beslissing, wat leidde tot een vernietiging van de beschikking door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof bepaalde dat de man met ingang van 21 oktober 2010 een bedrag van € 136,-- per kind per maand aan de vrouw moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee kinderen.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof bij de vaststelling van de alimentatieverplichting niet correct had gehandeld. De Hoge Raad verwees naar zijn eerdere uitspraak van 14 november 2008, waarin werd gesteld dat een alimentatieplichtige die onder de WSNP valt, in principe niet over draagkracht beschikt om onderhoudsbijdragen te betalen, tenzij de rechter-commissaris het vrij te laten bedrag op een hoger bedrag heeft vastgesteld. Het hof had zich niet gebaseerd op de vaststelling van de rechter-commissaris, maar op een verwachting van de bewindvoerder, wat leidde tot een onjuiste rechtsopvatting.

De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt de prioriteit van kinderalimentatie boven andere onderhoudsverplichtingen, zelfs in het kader van een schuldsaneringsregeling, en bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de draagkracht van de alimentatieplichtige.

Uitspraak

21 september 2012
Eerste Kamer
12/01005
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 93787/FA RK 09-635 van de rechtbank Roermond van 06 oktober 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.079.705/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 november 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van het hof.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn gehuwd in 2003. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren, het eerste op [geboortedatum] 2005 en het tweede op [geboortedatum] 2007.
(ii) Ten aanzien van de man is sinds 8 december 2009 de schuldsaneringsregeling van toepassing.
(iii) Bij beschikking van 6 oktober 2010 heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 21 oktober 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2 De rechtbank heeft bij de hiervoor genoemde beschikking het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot het betalen van kinderalimentatie afgewezen. Het hof heeft die beschikking voor zover betrekking hebbende op de kinderalimentatie vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 21 oktober 2010 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de vrouw een bedrag zal voldoen van € 136,-- per kind per maand. Het hof heeft daartoe, samengevat, het volgende overwogen.
Met ingang van maart 2009 is art. 1:400 lid 1 BW gewijzigd en is onder meer bepaald dat kinderalimentatie voorrang heeft boven andere onderhoudsbijdragen. Naar aanleiding van deze wetswijziging zijn ook de Trema-normen aangescherpt teneinde te bereiken dat een onderhoudsplichtige een groter deel van zijn draagkracht ter beschikking stelt aan de kinderen voor wie hij onderhoudsplichtig is. Gezien deze aanscherping moet aan een bijdrage ten behoeve van de verzorging en opvoeding van een minderjarig kind een hoge prioriteit worden toegekend.
Een dergelijke bijdrage dient in beginsel te prevaleren boven de afdracht die in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen dient te worden verricht aan de boedel. Het rapport van de Werkgroep Rekenmethode van Recofa biedt voor dit oordeel voldoende ruimte, nu in dit rapport is bepaald dat het vrij te laten bedrag "vooralsnog" wordt gecorrigeerd in verband met te betalen alimentatie indien geen nihilstelling kan worden verkregen. Bijzondere omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden dat in deze zaak geen voorrang moet worden gegeven aan de kinderalimentatie, zijn niet gebleken. Uit de brief van 29 augustus 2011 van de bewindvoerder van de man valt op te maken dat de rechter-commissaris bereid zal zijn om, indien een alimentatieveroordeling volgt, daarmee rekening te houden tot een bedrag van € 136,-- per kind per maand en dat met terugwerkende kracht een herberekening zal kunnen plaatsvinden van het vrij te laten bedrag, waarbij rekening wordt gehouden met deze alimentatieverplichting. (rov. 3.13.1)
Het voorgaande is in lijn met het door de Hoge Raad in zijn beschikking van 14 november 2008 geformuleerde uitgangspunt. (rov. 3.13.2)
3.3 Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen deze overwegingen van het hof.
Bij de beoordeling van het middel wordt vooropgesteld dat de Hoge Raad in zijn beschikking van 14 november 2008, LJN BD7589, NJ 2009/52, kort gezegd, heeft overwogen (rov. 3.3.2) dat, gelet op onder meer art. 295 lid 2 Fw, ervan moet worden uitgegaan dat een alimentatieplichtige ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is, niet over draagkracht beschikt om onderhoudsbijdragen te betalen, en dat dit anders kan zijn indien de rechter-commissaris het vrij te laten bedrag op de voet van art. 295 lid 3 Fw op een hoger bedrag heeft bepaald. Het hof is in zijn hiervoor weergegeven rov. 3.13.1 bij de vaststelling van de alimentatieverplichting van de man niet uitgegaan van hetgeen de rechter-commissaris omtrent het vrij te laten bedrag heeft bepaald, maar van de in de brief van 29 augustus 2011 van de bewindvoerder vermelde verwachting dat de rechter-commissaris, indien een alimentatieveroordeling zal volgen, daarmee rekening zal houden. Het oordeel van het hof geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 november 2011;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 september 2012.