ECLI:NL:RBOBR:2024:2494

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
01-305782-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van explosieven en vuurwapenonderdelen

Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van explosieven en vuurwapenonderdelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 oktober 2023 in Nuland explosieven, waaronder vier pakketten met brandbare substantie en vuurwerk, voorhanden had. Daarnaast had hij op 23 november 2023 in Helmond onderdelen van een vuurwapen en munitie in zijn bezit. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder bekennende verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De verdachte had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opgelegd gekregen voor vergelijkbare feiten, wat de rechtbank meebracht in de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de explosieven en dat zijn verklaring ongeloofwaardig was. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.305782.23
Parketnummer vordering: 01.248226.20
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1986] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 7 maart 2024 en 29 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 januari 2024. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 29 mei 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te Nuland, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere explosieven, namelijk:
-(vier) pakketten in (een) ziplock zak(ken) met daarin kokers/buizen gevuld met een brandbare substantie en/of (een gedeelte van) vuurwerk en/of (een) snoer(en)/ontstekingsmechanisme(n) (met daaraan een gloeispiraal) en/of met vuurwerk aan de buitenzijde van de/het (vier) pakket(ten) bevestigd en/of daarbij een batterijpack en/of accu, zijnde een of meerdere voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te Helmond, althans in Nederland, (een of meerdere onderdelen van) een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
-een kast en/of frame (van een pistool, van het merk Umarex, type Browning GPDA 9, kaliber 9mm) en/of
-een loop (van een pistool, van het merk Umarex, type Browning GPDA 9, kaliber 9mm) en/of
-een slede (van een pistool, van het merk Umarex, type Browning GPDA 9, kaliber 9mm) en/of
-een patroonmagazijn (van een pistool, van het merk Umarex, type Browning GPDA 9, kaliber 9mm), zijnde (een of meerdere onderdelen van) een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te Helmond, althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
-25 knalpatronen, van het kaliber 9mm P.A. Knall en/of
-2 vervaardigde kogelpatronen, van het kaliber 9mm P.A. Knall en/of
-2 knalpatronen, van het kaliber 9mm Revolver Knall en/of
-1 knalpatroon, van het kaliber 9mm P.A. Knall, voorhanden heeft gehad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.248226.20 is aangebracht bij vordering van 23 januari 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te ‘s-Hertogenbosch van 18 juli 2022.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft de explosieven voorhanden gehad. Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft de verdediging betoogd dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
A.
De rechtbank baseert haar oordeel over de vraag of de aan verdachte verweten feiten bewezen kunnen worden verklaard op de volgende bewijsmiddelen [1] :
Met betrekking tot de feiten 2 en 3:
De rechtbank zal een opgave doen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
Opgave bewijsmiddelen
1
. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 mei 2024;
2
. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer -74 (pagina 32), inhoudende de bevindingen van de verbalisant;
3.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer -81 (pagina 106), inhoudende de bevindingen van de verbalisant;
4.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023239503-53 (pagina 195), inhoudende de bevindingen van de verbalisant; en
5.
Het aanvullend proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023239503-54 (ongenummerd), inhoudende de bevindingen van de verbalisant;
Met betrekking tot feit 1:
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 mei 2024, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
In de buddyseat van mijn scooter zat een rugzak met explosieven. Ik ben met de scooter gaan rijden. Ik schrok van de politie en toen ben ik weggereden. De rugzak met explosieven hing volgens mij toen op mijn rug. Ik heb de rugzak onderweg weggegooid. De rugzak die door de politie is gevonden is van mij.
2.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023239503-48 (pagina 83), inhoudende de bevindingen van de verbalisanten, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 30 oktober 2023, om 12.44 uur ontving ik een melding van het operationeel centrum van de politie. Ik was in dienst als Teamleider explosieven veiligheid. Melding betrof dat er een mogelijk explosief was aangetroffen in Nuland ter hoogte van een zandpad achter de woning aan de [adres 2] .
Om 13.20 uur kwam ik ter plaatse. De 4 zelfgemaakte pijpbommen welke waren aangetroffen lagen in een rugzak. Deze was door de melder aan een hekwerk gehangen nadat deze eerst de rugzak had geopend.
EOD heeft bij de tweede röntgenfoto's vastgesteld dat de inhoud van de buizen gevuld
waren met een vloeistof. Het bleek een zeer brandbaar plakkerige substantie te zijn.
Alle buizen waren voorzien van twee ontstekingen mechanisme een lont en elektrische
draden om aansluiten op een 9 volts batterij.
3. Het
proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023239503-6 (pagina 203), inhoudende de bevindingen van de verbalisanten, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 30 oktober 2023 kwamen wij, verbalisanten, naar aanleiding van het aantreffen van explosieven voor forensisch onderzoek aan op de locatie Zomerdijk ter hoogte van [adres 2] Nuland.
Ter plaatse werden wij aangesproken door medewerkers van de EOD. Zij deelde ons het
navolgende mede:
- in de rugzak hadden zij vier ogenschijnlijk identieke pakketten aangetroffen ;
- de pakketten bestonden uit een doorzichtige ziplock zak met gele rand met daarin
een witkleurige koker inhoudende een onbekende wit/geelkleurige plakkerige
substantie;
- in deze koker was naast de substantie een gedeelte van een stuk vuurwerk en een wit
tweelingsnoer aanwezig met daaraan een gloeispiraal;
- de ziplock zak was met een zwarte kabelbinder rondom bij elkaar gebonden en aan de
buitenzijde van de ziplock zak was met grijze duct tape een stuk vuurwerk
bevestigd waarvan het lont zichtbaar was;
- in de rugzak hadden zij tevens een batterijpack en zwarte Accu aangetroffen;
- de EOD verklaarde dat de samenstelling als zodanig tot ontploffing gebracht had
kunnen worden;
- het pakket had ontstoken kunnen worden middels het lont van het stuk vuurwerk
waardoor het geheel zou ontploffen en de plakkerige substantie vermoedelijk tot
ontbranding was gekomen als gevolg van de vrijgekomen hitte bij de ontploffing;
- het pakket had tevens tot ontploffing gebracht kunnen worden door het aansluiten
van een batterij op de elektradraad waarbij de gloeispiraal de plakkerige
substantie zou doen ontbranden en de daarbij vrijgekomen hitte het lont van het
stuk vuurwerk zou kunnen doen aansteken met een ontploffing tot gevolg.
Na het vaststellen van de inhoud van pakket één en de overtuiging dat de overige drie
pakketten identiek waren qua opbouw op basis van röntgen opnamen werd door hen
besloten pakket vier in het geheel veilig te stellen en over te brengen naar het
Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Dit pakket werd voorzien van SIN AAPP2621NL.
4.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer -59 (pagina 167), inhoudende de bevindingen van de verbalisant, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Linksboven in beeld stond de datum 10-30-2023 met daarnaast het tijdstip.
20231030194423305_25236306854c4aacbd493440c680f632_E66919656.mp4Om 00:24:42 uur reed er vanuit de richting IJzerkampen een snor-/bromfiets/motorscooter, over de Zomerdijk voorbij de woning. Ik zag het voertuig vanaf de linkerzijde. Doordat de voorverlichting brandde werd het zicht op de opzittende en het voertuig deels belemmerd. Ik zag dat er één persoon op het voertuig zat. Het voertuig reed in de richting waar het explosief werd aangetroffen.
Ik kon het voertuig als volgt omschrijven:
Voorverlichting en achterverlichting werd gevoerd;
De zij-/achterkap van het voertuig was lichtkleurig, zoals ik het zag wit van kleur.
Ik kon de omzittende/bestuurder als volgt omschrijven:
Donkere kleding;
Donkerkleurige helm.
20231030195649775_25236306854c4aacbd493440c680f632_E66919656.mp4Om 00:30:17 uur reed er vanuit de richting waar het explosief werd aangetroffen een snor-/bromfiets/motorscooter, over de Zomerdijk voorbij de woning. Ik zag dat de voor- en achterverlichting van het voertuig werd gevoerd. Zoals ik het zag betrof het zo'n zelfde voertuig als ik hierboven omschreef.
Nu kwam de rechterzijde van het voertuig in beeld. Ik zag dat het voertuig in de richting van de IJzerkampen het beeld uitreed. Ik zag de het voertuig langzaam voorbij de woning reed, in ieder geval langzamer als de eerste keer dat er voorbij werd gereden.
Resumé:Afgaande op de informatie die ik van mijn [collega] kreeg en de bekeken beelden, kwam ik tot de volgende aanname. Gelet op het tijdstip en dat de Zomerdijk een doodlopende weg was, in de richting van waar het explosief was aangetroffen, was het naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde voertuig en dezelfde bestuurder die om 00:24:42 uur en 00:30:17 uur in beeld kwamen.
5.
Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 4° Sv, te weten een deskundigenrapportage van de NFI (met nr. 2023.11.02.067) van 23 mei 2024 (ongenummerde bijlage), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Explosievenonderzoek aan vermeende explosieve constructies die zijn aangetroffen in een rugzak in Nuland op 30 oktober 2023
De gehele constructie is aan te merken als een geïmproviseerde (=zelfgemaakte) explosieve constructie en meer specifiek als een brandbom. Een constructie met deze opbouw is conceptueel deugdelijk, dat wil zeggen dat het tot ontploffing gebracht kan worden en brandbaar materiaal kan verspreiden als alle onderdelen naar behoren functioneren.
(...)
Ja, de brandbom [AAPP2621NL] voldoet aan de definitie van:
"een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing",
zoals vermeld in artikel 2, lid 1, categorie II, 7° van de Wet wapens en munitie. In §5.3 van dit rapport is dit nader toegelicht.
----------------------
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vraag of het aan verdachte verweten feit 1 bewezen kan worden verklaard vervolgens als volgt.
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de in de tenlastelegging genoemde explosieven voorhanden gehad.
Op de terechtzitting van 29 mei 2024 is de wijze besproken waarop verdachte de explosieven voorhanden heeft gehad. De verdediging heeft op dit punt bepleit dat het voorhanden hebben van de explosievenweliswaar kan worden bewezen, maar dat verdachte– kort gezegd – niets van doen had met de explosieven. De verdediging heeft ten aanzien van dit punt aangevoerd dat verdachte zijn scooter had uitgeleend. De scooter zou kapot zijn gegaan en achtergelaten door degene die hem geleend had. Toen verdachte de scooter ging ophalen trof hij in de buddyseat van de scooter de explosieven in zijn rugzak aan. Uit angst voor de politie is verdachte vervolgens met de explosieven gevlucht en heeft hij de tas met explosieven ergens weggegooid. Aan wie verdachte zijn scooter uitgeleend zou hebben, wil hij niet zeggen.
De officier van justitie heeft dit scenario ongeloofwaardiggeacht. De rechtbank zal op dit punt terugkomen bij de strafmaatoverwegingen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, en daarover hiervoor is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
T.a.v. feit 1:
hij op 30 oktober 2023 te Nuland, gemeente ’s-Hertogenbosch,
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten meerdere explosieven, namelijk:
-vier pakketten in ziplock zakken met daarin kokers/buizen gevuld met een brandbare substantie en (een gedeelte van) vuurwerk en snoeren/ontstekingsmechanismen (met daaraan een gloeispiraal) en met vuurwerk aan de buitenzijde van de vier pakketten bevestigd en daarbij een batterijpack en accu,
zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing,
voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 2:
hij op 23 november 2023 te Helmond,
onderdelen van een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
-een kast en/of frame (van een pistool, van het merk Umarex, type Browning GPDA 9, kaliber 9mm) en
-een loop (van een pistool, van het merk Umarex, type Browning GPDA 9, kaliber 9mm) en
-een slede (van een pistool, van het merk Umarex, type Browning GPDA 9, kaliber 9mm) en
-een patroonmagazijn (van een pistool, van het merk Umarex, type Browning GPDA 9, kaliber 9mm),
zijnde onderdelen van een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 3:
hij op 23 november 2023 te Helmond,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
-25 knalpatronen, van het kaliber 9mm P.A. Knall en
-2 vervaardigde kogelpatronen, van het kaliber 9mm P.A. Knall en
-2 knalpatronen, van het kaliber 9mm Revolver Knall en
-1 knalpatroon, van het kaliber 9mm P.A. Knall,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren geëist, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat het voor de strafmaat van belang is dat verdachte niks te maken had met de explosieven (feit 1).Hij heeft ze slechts even voorhanden gehad... Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging betoogd dat er in het voordeel van verdachte rekening mee gehouden moet worden dat het gaat om onderdelen van vuurwapens en niet om bruikbare wapens.
De verdediging heeft onder verwijzing naar ECLI:NL:RBAMS:2023:6930 bepleit dat in plaats van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf een forse taakstraf opgelegd kan worden.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging heeft de verdediging verlenging van de proeftijd met 1 jaar bepleit, omdat de reclassering positieve ontwikkelingen bij verdachte ziet.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Met betrekking tot feit 1, het voorhanden hebben van de explosieven
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vier explosieven, wapenonderdelen en munitie. Explosieven in woonwijken komen steeds vaker voor. Een ontploffing levert, voor omstanders binnen een afstand van enkele meters van de ontploffing, gevaar voor ernstig lichamelijk letsel of dodelijk letsel op. Een ontploffing teweegbrengen is daarnaast een delict met een sterk gevaarzettend en mogelijk intimiderend karakter. Dergelijke delicten dragen bij aan gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving. In dit geval heeft zich geen ontploffing voorgedaan, maar de explosieven waren daarvoor wel geschikt.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte, die kort gezegd inhoudt dat hij midden in de nacht op een verlaten plek buiten Nuland zijn scooter ging ophalen, in de buddyseat zijn eigen rugtas trof met daarin explosieven waarvan hij niets wist, deze tas op zijn rug deed, zijn scooter in de bus waarmee hij gekomen was reed, daar de tank vulde, de scooter weer naar buiten reed om te testen of hij het deed en toen direct de politie tegenkwam, ongeloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat verdachte in beginsel bij zijn staandehouding aantoonbaar leugenachtig heeft verklaard, zich daarna in verhoren eerst op zijn zwijgrecht heeft beroepen en daarna, telkens nadat hem belastende informatie in het dossier was gevoegd, een verklaring heeft afgelegd, die tot en met de zitting is uitgebreid, ogenschijnlijk om technische bevindingen te verklaren. Het geheel aan verklaringen leidt tot een zeer onlogisch en, als gezegd, ongeloofwaardig verhaal.
De rechtbank gaat uit van een andere lezing. Volgens de rechtbank is verdachte willens en wetens met explosieven in zijn rugtas op pad gegaan. De rechtbank komt tot deze overtuiging op basis van het gehele samenstel van omstandigheden, zoals dit blijkt uit het dossier. Op basis waarvan de rechtbank vaststelt dat verdachte in de nachtelijke uren met een bus van zijn werkgever op weg ging naar Nuland, de bus op een afgelegen weg buiten Nuland parkeerde, om vervolgens met de scooter zonder kentekenplaat met de tas met explosieven op zijn rug weg te rijden. Dit vond plaats in de buurt van een woning in Nuland waar eerder aanslagen hebben plaatsgevonden. Uit het dossier blijkt dat de politie in de desbetreffende buurt in verhoogde staat van paraatheid was de eerdere aanslagen op deze woning. Vervolgens is verdachte gevlucht toen hij de politie tegenkwam. Hij is zich toen in de buurt van de desbetreffende woning blijven ophouden. Verdachte heeft zich uiteindelijk in een doodlopende straat van de tas met explosieven ontdaan.
Dat verdachte zelf met de explosieven in zijn rugtas op pad is gegaan baseert de rechtbank allereerst op de op de verpakking van één van de explosieven aangetroffen DNA-sporen, die matchen met het DNA van verdachte. Ditzelfde geldt voor DNA-sporen op een in de tas aanwezige accu. Verder zijn bij een doorzoeking in de woning en schuur van verdachte onder andere lasklemmen en een pvc-buis aangetroffen. De pvc-buis betrof een soortgelijke buis met dezelfde opdruk als degene die gebruikt is voor de explosieven. Ook werden acht 5-aderige lasklemmen aangetroffen van hetzelfde merk en type als de op elkaar geplakte lasklemmen van het batterijenpack in de rugzak met de explosieven. Op enkele daarvan werden vergelijkbare lijm- en taperesten aangetroffen. In de woonkamer op de eetkamertafel van verdachte lag een lijmpistool en een transparant lijmpatroon. Ook werd bij verdachte thuis een verbindingsstuk (mof) aangetroffen, dat overeenkomsten vertoonde met een op de explosieven aangebracht verbindingsstuk.
Ook de telefoon van verdachte is onderzocht en in de browsergeschiedenis werden allerlei zoektermen gevonden die zien op onder andere (grondstoffen voor) explosieven. Bij nader onderzoek blijkt ook dat met de telefoon gezocht is op een eerdere brandstichting die bij het betreffende adres in Nuland heeft plaatsgevonden. Op de zitting heeft
Tot slot komt daarbij dat verdachte niet heeft willen zeggen wie zijn scooter met daarin explosieven onbeheerd in het buitengebied van Nuland zou hebben achtergelaten, waardoor deze verklaring niet alleen ongeloofwaardig, maar ook niet verifieerbaar is.
Al met al is er naar het oordeel van de rechtbank zeker geen sprake van een situatie dat verdachte de explosieven slechts voorhanden heeft gehad toen hij ze in de rugtas aantrof totdat hij deze in de bosjes weggooide. Alles wijst er daarentegen op dat hij de explosieven met een misdadig doel bij zich had.
Het voorgaande zal in het nadeel van verdachte meewegen in de strafoplegging. Sprake is zeer verontrustende situatie. Deze situatie past niet bij hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd, namelijk dat verdachte zich de laatste jaren beter in probeert te zetten om maatschappelijk geaccepteerde doelen na te streven.
Met betrekking tot feit 2, voorhanden hebben van onderdelen van een vuurwapen
Dat geen sprake was van bruikbare wapens, maar van onderdelen van een vuurwapen doet aan de strafwaardigheid van het voorhanden hebben niks af. Het gaat om onderdelen die onontbeerlijk zijn voor het functioneren als vuurwapen. Origineel horen de onderdelen bij een gaspistool. Dit gaspistool is origineel voorzien van een loop met sper (vernauwing in de loop) waar stoffen langs afgeschoten kunnen worden. De originele loop met sper was verwijderd. De bestemming van het vuurwapen werd dus gewijzigd van gaspistool naar pistool, waarbij potentieel dodelijke projectielen kunnen worden afgevuurd. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke (onderdelen van) vuurwapens is zeer gevaarzettend en dient bestreden te worden.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 januari 2024 waaruit blijkt dat verdachte in 2022 een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opgelegd heeft gekregen voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft nota bene in de proeftijd van die veroordeling de huidige feiten met betrekking tot wapens gepleegd. In het (verdere) verleden heeft verdachte vaker voor geweldsdelicten gevangenisstraffen opgelegd gekregen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 23 mei 2024. Volgens de reclassering neemt verdachte de verantwoordelijkheid om voor zijn gezin te zorgen, werkt hij sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis fulltime bij zijn werkgever waar hij voor detentie ook werkte en zet hij zich in om negatieve contacten te vermijden om niet verder in de problemen te komen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
De strafoplegging
De rechtbank zal een hogere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de door de officier van justitie geëiste straf de ernst van de feiten (zoals de rechtbank deze waardeert) onvoldoende tot uiting brengt. Ook heeft de rechtbank in acht genomen dat sprake is van recidive en dat de feiten gepleegd zijn gedurende de proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten en daarbij rekening houdend met de persoon van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering, om verdachte de benodigde hulp en begeleiding te bieden en zodoende het recidiverisico te verminderen.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de inbeslaggenomen scooter verbeurd moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat de scooter aan verdachte terug moet worden gegeven.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen scooter vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke feit 1 is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van dit feit aan verdachte toebehoorde.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.248226.20.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Toch ziet de rechtbank gelet op de forse gevangenisstraf die thans in de hoofdzaak wordt opgelegd aanleiding om geen tenuitvoerlegging te gelasten, maar om de vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 Wetboek van Strafrecht
26, 55 Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
De rechtbank:
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Een gevangenisstrafvoor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
en stelt als bijzondere voorwaarden:
  • De veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland telefoonnummer; 088-8041501. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • De veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
legt op de volgende bijkomende straf:

Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten:

-1 STK Motorrijtuig
(PL2100-2023238875-G1061504, Wit, merk: Suzuki, chassisnr: MH8DE1111G0107444).
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
verlengt de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter te Oost-Brabant van 18 juli 2022, gewezen onder parketnummer 01-248226-20, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Zandbergen, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. M.J.C. van der Vegte, leden,
in tegenwoordigheid van G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 12 juni 2024.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn onderdeel van het dossier (zaak NORAGAMI) van de politie Eenheid Oost-Brabant met onderzoeksnummer OB1R023138 (294 pagina’s).