In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 24 januari 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die een voormalig tenniscomplex bewoont, heeft een last onder bestuursdwang opgelegd gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best. Deze last is opgelegd omdat de bewoning in strijd is met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Sport - Cultuurhistorisch waardevol' heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college in beginsel verplicht is tot handhaving en dat handhavend optreden in deze omstandigheden niet onevenredig is. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de last en vroeg om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter behandelt de feiten van de zaak, waaronder de constatering van de illegale bewoning door toezichthouders van de gemeente tijdens een controle. Verzoeker had de mogelijkheid om de situatie voor een bepaalde datum ongedaan te maken, maar heeft dit niet gedaan. De voorzieningenrechter wijst erop dat de handhaving van het bestemmingsplan van groot belang is en dat verzoeker geen aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend, wat betekent dat er geen zicht op legalisatie bestaat. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van verzoeker niet opwegen tegen het algemeen belang van handhaving.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van verzoeker niet voldoende onderbouwd is en de last blijft gelden. Verzoeker moet binnen twee weken na de uitspraak uitvoering geven aan de last. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.