Uit de gegevens die aangaande de verkrijging van bewijsmateriaal afkomstig van ANOM-toestellen bij de processtukken zijn gevoegd, maakt de rechtbank op dat het de Amerikaanse autoriteiten zijn geweest die de ANOM-operatie hebben geïnitieerd en daarover de leiding hebben gehad. Hoewel een onbekend gebleven derde land kennelijk ook betrokken is geweest bij de ANOM-operatie, constateert de rechtbank dat de verantwoordelijkheid voor de operatie berust bij de Amerikaanse autoriteiten. Van opsporing onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten is derhalve geen sprake.
Nu de verantwoordelijkheid voor de verkrijging van het bewijsmateriaal afkomstig van ANOM-toestellen berust bij de autoriteiten van de Verenigde Staten is het hiervoor besproken door de Hoge Raad aangereikte kader niet zonder meer van toepassing, nu de Verenigde Staten niet zijn toegetreden tot het EVRM. De rechtbank ziet evenwel reden om dit kader op dezelfde wijze toe te passen in geval van bewijsmateriaal verkregen door de Amerikaanse autoriteiten. Hoewel de Verenigde Staten niet zijn toegetreden tot het EVRM, zijn zij wel verdragspartij bij het IVBPR. Dat verdrag garandeert op eenzelfde wijze de mensenrechten die hier relevant zijn, in het bijzonder ook het recht op privacy en de toegang tot een onafhankelijke rechter. Dat de Verenigde Staten het recht op privacy, zoals is gesteld, anders zouden toepassen op Amerikaanse staatsburgers dan op niet-staatsburgers, vormt geen reden om anders te oordelen, nu het recht op privacy niet absoluut is en zowel het EVRM als het IVBPR inperkingen van dat recht toestaan. Niet is gesteld of gebleken dat een betrokken persoon onvoldoende toegang tot de rechter in de Verenigde Staten heeft om te laten toetsen of sprake is geweest van een onrechtmatige inperking van zijn recht op privacy.
Uit het voorgaande volgt dat ook waar het de bestreden rechtmatigheid van de verkrijging van bewijsmateriaal van ANOM-toestellen betreft, het niet aan de Nederlandse strafrechter is om het onderzoek in het buitenland te toetsen.
Het uitgangspunt van rechtmatigheid van de verkrijging van het bewijsmateriaal lijdt alleen uitzondering als in de betreffende staat, in dit geval, de Verenigde Staten, onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de geldende rechtsregels is gebeurd. Dat daarvan sprake is, is niet gebleken.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat het onderzoek in de Verenigde Staten zo is uitgevoerd dat de resultaten betrouwbaar zijn en ziet, ook ambtshalve, geen aanwijzingen voor het tegendeel die aanleiding geven tot nader onderzoek van de betrouwbaarheid.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bewijsmateriaal afkomstig van ANOM-toestellen rechtmatig is verkregen en verwerkt.