ECLI:NL:RBOBR:2024:1987

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
C/01/378865 / HA ZA 22-66
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afbraak van een garage en vestiging van een erfdienstbaarheid tussen buren

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben buren een geschil over een garage die door de gedaagde partij is gebouwd. De eiser vordert in conventie de afbraak van een gedeelte van de garage, omdat de goot gedeeltelijk over zijn perceel hangt. In reconventie vordert de gedaagde dat de eiser moet meewerken aan het vestigen van een erfdienstbaarheid voor het overstek, tegen betaling van een schadeloosstelling. De eiser voert aan dat de gedaagde in kwade trouw handelt en heeft een bewijsopdracht gekregen om dit te onderbouwen. Echter, de rechtbank oordeelt dat de eiser niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd en dat er geen kwade trouw van de gedaagde is aangetoond. De rechtbank wijst de vordering van de eiser in conventie af en kent de vordering van de gedaagde in reconventie toe, waarbij een schadeloosstelling van € 1.750,00 wordt vastgesteld voor de erfdienstbaarheid. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde, terwijl de kosten tussen de eiser en gedaagde worden gecompenseerd. Dit vonnis is uitgesproken op 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/378865 / HA ZA 22-66
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. R. Janssen,
en
de besloten vennootschap
DURATHERM NEDERLAND B.V.
te Elburg,
gevoegde partij in reconventie,
hierna te noemen Duratherm,
advocaat: mr. A. Hofman,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. S.M.E. Janssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 augustus 2023;
- het getuigenverhoor van 9 november 2023;
- de akte uitlaten getuigenverhoor (contra-enquête) van [gedaagden] ;
- de conclusie na enquête van [eisers] ;
- de antwoordconclusie na enquête van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
Bij vonnis van 16 augustus 2023 is [eisers] opgedragen te bewijzen dat [gedaagden] er bewust voor heeft gekozen om de oorspronkelijke muur van de garage op te schuiven richting de perceelsgrens met [eisers] zodat de overstek van de garage over de erfgrens met [eisers] zou vallen. [eisers] heeft als getuige doen horen [getuige] (hierna: [getuige] ). [gedaagden] heeft afgezien van contra-enquête.
2.2.
[eisers] heeft gesteld dat [getuige] door [gedaagden] is beïnvloed. Van enige beïnvloeding is echter niet gebleken en evenmin is gebleken dat [getuige] in strijd met de waarheid heeft verklaard.
2.3.
[getuige] heeft de door [eisers] te bewijzen feiten niet bevestigd. [getuige] heeft verklaard dat zijn rol was om het dak van de garage te monteren en stelwerkzaamheden voor de muur van de garage uit te voeren. Daarbij heeft hij verklaard dat hij bij het aan zijn werkzaamheden voorafgaande uitzetten van de muur van de garage niet betrokken was, dat hij niet bekend was met de loop van de erfgrens en dat hij met [gedaagden] nooit over de erfgrens heeft gesproken. Volgens [getuige] hoorde hij pas na uitvoering van zijn werkzaamheden dat de goot over de erfgrens was gegaan.
Enige bewustheid en intentie van [gedaagden] als bedoeld in de bewijsopdracht, volgt niet uit de verklaring van [getuige] . De verklaring van [getuige] biedt geen ondersteuning voor de door [eisers] gestelde kwade trouw aan de kant van [gedaagden] .
[eisers] heeft er op gewezen dat enkele stellingen van [gedaagden] bij conclusie van antwoord, onder meer aangaande de taak van [getuige] bij uitvoering van werkzaamheden aan de garage en beweerdelijk aan hem gegeven instructies, niet overeenstemmen met hetgeen [getuige] heeft verklaard. Dat de stellingen van [gedaagden] en verklaring van [getuige] niet op alle onderdelen met elkaar overeenstemmen, brengt nog niet mee dat kwade trouw aan de zijde van [gedaagden] moet worden aangenomen.
2.4.
[eisers] is niet in zijn bewijsopdracht geslaagd en ook los daarvan is niet gebleken dat er sprake is van kwade trouw van de kant van [gedaagden] . Zoals volgt uit hetgeen bij vonnis van 16 augustus 2023 onder 4.7 is overwogen brengt dit mee dat de vordering van [eisers] in conventie moet worden afgewezen en dat de vordering van [gedaagden] onder I in reconventie moet worden toegewezen. Partijen hebben zich bij conclusies na het getuigenverhoor nog uitgelaten over de schadeloosstelling die [gedaagden] in verband met de handhaving van de bestaande toestand aan [eisers] dient te voldoen. [eisers] vordert primair, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (die kenbaar is uit ECLI:NL:GHSHE:2022:1644), een bedrag van € 21.205,88 en subsidiair een door de rechtbank te bepalen bedrag. [gedaagden] acht een bedrag van € 500,00 redelijk.
Bij de bepaling van de hoogte van de schadeloosstelling neemt de rechtbank het volgende in aanmerking:
  • er is geen sprake is van bouw door [gedaagden] op de grond van [eisers] maar van een overhang boven de grond van [eisers] ,
  • die overhang bevindt zich op 2,40 meter boven de grond van [eisers] ,
  • het oppervlakte waarboven zich die overbouw bevindt meet maximaal 10 meter bij maximaal 35 cm,
  • de totale oppervlakte van het perceel van [eisers] bedraagt 673 m2,
  • de overbouw bevindt zich vanaf de straatzijde bezien aan de linker achterzijde van het perceel van [eisers] .
Deze omstandigheden brengen mee dat de inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers] relatief beperkt is. De rechtbank acht gelet daarop een schadeloosstelling van € 1.750,00 redelijk.
2.5.
Uit hetgeen bij vonnis van 16 augustus 2023 onder 4.12 en 4.14 is overwogen volgt dat de vorderingen in reconventie onder II tot en met V moeten worden afgewezen.
2.6.
[eisers] is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.842,00
(3,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.334,00
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.8.
In reconventie krijgen [eisers] en [gedaagden] beiden gedeeltelijk ongelijk en daarom zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.9.
[gedaagden] is in reconventie tegenover Duratherm in het ongelijk gesteld en moet daarom in de procedure tussen [gedaagden] en Duratherm de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Duratherm worden begroot op:
  • griffierecht € 676,00
  • salaris advocaat € 1.228,00 (2,00 punten x € 614,00)
  • nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals
vermeld in de beslissing)
__________________
Totaal € 2.082,00

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
3.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 2334,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.5.
bepaalt dat aan [gedaagden] tegen een schadeloosstelling van € 1.750,00 een erfdienstbaarheid wordt verleend tot het handhaven van de bestaande toestand met betrekking tot de overbouw van de garage,
3.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen [eisers] en [gedaagden] , zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.7.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van de procedure tussen hem en Duratherm van € 2.082,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.7 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.