Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt de boete aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres heeft verwezen naar al hetgeen zij in bezwaar heeft uiteengezet. Hierbij heeft eiseres echter niet aangegeven in welk opzicht de reactie van de minister in het bestreden besluit ontoereikend is. De enkele verwijzing naar wat in de bezwaarfase is aangevoerd, is daarom onvoldoende om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op in moet gaan. De rechtbank richt zich daarom alleen op wat eiseres in beroep concreet heeft aangevoerd.
Overtreding 1: het prikken van gaatjes in de sealzakken (feitcode M 517).
7. Niet in geschil is dat eiseres in 114 sealzakken gaatjes heeft geprikt. Eiseres bestrijdt echter dat zij daardoor de mestmonsters niet in goede staat heeft bewaard en daarmee is volgens eiseres geen sprake van een overtreding van artikel 80, derde lid, van de Urm. Over deze beroepsgrond oordeelt de rechtbank als volgt.
8. Op eiseres rust op grond van artikel 80, derde lid, van de Urm de verplichting om de monsters totdat zij aan het erkend laboratorium worden toegestuurd zodanig te bewaren dat zij in een goede staat blijven verkeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister mogen vinden dat de monsters door het prikken van gaatjes in de verpakking niet in goede staat zijn blijven verkeren. De verplichting in artikel 80, derde lid, van de Urm valt onder de regels inzake de hoeveelheidbepaling van de in de dierlijke meststoffen aanwezige gehalten stikstof en fosfaat. Het automatisch genomen monster dient representatief te zijn voor het stikstofgehalte, fosfaatgehalten en overige nutriënten van de meststoffen. Op het moment dat gaatjes in een verpakking worden geprikt, kan niet langer met de vereiste zekerheid van die representativiteit worden uitgegaan want het monster is toegankelijk geworden. Daarbij is niet van belang of daadwerkelijk stoffen aan het monster zijn toegevoegd omdat door het prikken van gaatjes al geen sprake meer is van een representatief monster. De rechtbank wijst ook op de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) waarin is geoordeeld dat het niet sluiten van de monsterpot een overtreding van artikel 80, derde lid, van de Urm oplevert.De minister heeft daarom terecht vastgesteld dat eiseres 114 keer artikel 80, derde lid, van de Urm heeft overtreden. De minister was daarom bevoegd om aan eiseres een boete op te leggen voor overtreding van artikel 80, derde lid, van de Urm. De beroepsgrond slaagt niet.
Overtreding 2: Het vermelden van onjuiste fosfaat- en stikstofgehalten op 114 VDM’s (feitcode M311)
9. Eiseres bestrijdt dat zij onjuiste gehalten op de vervoersbewijzen dierlijke meststoffen (VDM) heeft vermeld want deze gehalten zijn vastgesteld op basis van een analyse van de mestmonsters. Daarbij maakt het volgens eiseres niet uit dat gaatjes in de sealzakken zijn geprikt. Over deze beroepsgrond oordeelt de rechtbank als volgt.
10. Op eiseres rust op grond van artikel 124, eerste lid, van de Urm de verplichting om de gegevens op het VDM volledig en naar waarheid op te nemen. Zoals hiervoor is vastgesteld is door het prikken van gaatjes in de monsterverpakking niet langer sprake van een representatief monster. Door vervolgens desondanks dit monster te laten analyseren en de analyseresultaten daarvan op de VDM in te vullen heeft eiseres de gegevens op de VDM niet naar waarheid ingevuld. Het betreft immers gegevens van een niet representatief monster en daarmee zijn deze gegevens per definitie onjuist. De minister heeft daarom terecht vastgesteld dat eiseres 114 keer artikel 124, eerste lid, van de Urm heeft overtreden. De minister was daarom bevoegd om aan eiseres een boete op te leggen voor overtreding van artikel 124, eerste lid, van de Urm. De beroepsgrond slaagt niet.
Niet goed werkende ventielen: kan eiseres geen enkel verwijt worden gemaakt?
11. Eiseres voert aan dat zij de gaatjes in de sealzakken heeft geprikt omdat het ventilatieventiel in de sealzakken volgens haar niet goed werkt. Volgens eiseres kan haar daarom van de overtredingen geen verwijt worden gemaakt en zij vindt dat zij naar eer en geweten heeft gehandeld bij een falend systeem. Zij heeft steeds open kaart gespeeld en heeft de problematiek van de knappende sealzakken al eerder vergeefs onder de aandacht van de NVWA gebracht.
12. Volgens de minister zijn opzet en schuld in de zin van verwijtbaarheid geen bestanddelen in de omschrijving van de overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Dat van opzet geen sprake is of dat eiseres naar eer en geweten gehandeld heeft is dus volgens de minister niet relevant omdat verwijtbaarheid mag worden verondersteld indien het daderschap vaststaat. De minister beroept zich op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)waaruit volgt dat het bestuursorgaan er in beginsel van uit mag gaan dat een overtreding aan de overtreder kan worden verweten, tenzij de overtreder aannemelijk maakt dat in zijn geval sprake is van een schulduitsluitingsgrond die geheel of gedeeltelijk in de weg staat aan het opleggen van een boete. Volgens de minister is daarvan echter geen sprake.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet met toepassing van artikel 5:41 van de Awb hoeven afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete. De door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden geven geen grond voor het oordeel dat de overtredingen niet aan eiseres kunnen worden verweten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De minister erkent dat in het specifieke geval van eiseres waarbij in de bedrijfsvoering sprake is van een specifieke mix van mest, de ventielen van de sealzakken mogelijk minder goed werken en dat daardoor in 10 % van de gevallen de zakken kunnen knappen. Daar heeft de minister ter zitting echter terecht tegenover mogen stellen dat het tot de bedrijfsvoering van eiseres behoort om dan bijvoorbeeld over te schakelen op de voor haar bedrijfsvoering meer geschikte mestpotten. Eiseres erkent ter zitting dat deze beter zouden kunnen werken, maar betoogt dat het van haar een grote financiële investering zou vergen. De rechtbank is van oordeel dat, hoezeer ook begrijpelijk is dat eiseres daartegen opziet, dit wel kan worden gevergd. Het alternatief is dat eiseres de sealzakken blijft gebruiken en accepteert dat haar sealzakken voor een deel zullen knappen en de monsters dan niet meer bruikbaar zijn voor de hoeveelheidbepaling. De keuze daarin is aan eiseres. Dat geldt ook voor de bedrijfsmatige keuze die eiseres zou kunnen maken om de sealzakken eerder te transporteren naar het laboratorium.
14. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat van de minister kan worden verlangd dat zij toeziet op het maken van sealzakken die ook voor eiseres geschikt zijn. Zoals ter zitting is besproken en door eiseres ook wordt erkend zijn mestpotten meer geschikt voor eiseres gelet op de samenstelling van haar mest. Het is dan aan de ondernemer om uit de beschikbare mogelijkheden een keuze te maken die het best past bij zijn bedrijfsvoering of bij de leverancier van sealzakken aan te dringen op het fabriceren van een sealzak die ook voor minder gangbare mestmixen geschikt is. Van een situatie waarin sprake is van afwezigheid van alle schuld is dan ook geen sprake. Dit geldt zowel voor de overtreding van artikel 80, derde lid, van de Urm, waarin eiseres gaatjes in de sealzakken heeft geprikt, als die van artikel 124, eerste lid, van de Urm. Ten aanzien van deze laatste overtreding kan overigens eens te minder geoordeeld worden dat sprake is van afwezigheid van alle schuld omdat eiseres daar bewust de keuze heeft gemaakt om in weerwil van de waarschuwing van de inspecteur toch de geanalyseerde gehalten te administreren.
15. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen grond bestaat om eiseres helemaal geen boete op te leggen. Hierna zal de rechtbank aan de hand van de overige beroepsgronden beoordelen of er aanleiding bestaat om een lagere boete vast te stellen.
16. Volgens eiseres leidt overtreding van artikel 80, derde lid, van de Urm (feitcode M517) automatisch tot overtreding van artikel 124, eerste lid, van de Urm (feitcode M311) en is volgens haar sprake van eendaadse samenloop. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank stelt allereerst vast dat de normen die eiseres heeft geschonden bij overtreding 1 en 2 niet hetzelfde beogen te beschermen. De eerste norm die is overtreden strekt tot bescherming van de juiste hoeveelheidbepaling van de in de dierlijke meststoffen aanwezige gehalten stikstof en fosfaat. De tweede norm strekt tot bescherming van het voeren van de juiste administratie. De overtreding van de eerste norm brengt bovendien niet automatisch overtreding van de tweede norm met zich. Eiseres heeft er namelijk zelf voor gekozen om de sealzakken waarin zij gaatjes heeft geprikt te laten analyseren en de analyseresultaten daarvan op de VDM’s te vermelden. Ze had de tweede overtreding kunnen voorkomen door de forfaitaire waarden op te voeren. Dit geldt in dit geval eens te meer omdat eiseres door de inspecteur van de NVWA ook nadrukkelijk erop is gewezen dat zij de analyseresultaten van de aangeprikte monsters niet mocht gebruiken ten behoeve van de administratie van de hoeveelheidbepaling. De beroepsgrond slaagt daarom niet. De rechtbank kan dus niet tot de conclusie komen dat de boete onevenredig is omdat sprake is van eendaadse samenloop of een voortgezette handeling.
Geen matiging op grond van boetebeleid
17. Eiseres vindt dat zij niet de bedoeling had de mestmonsters te manipuleren en dat de minister weliswaar begrip heeft voor het standpunt van eiseres, maar vervolgens ten onrechte de boete niet matigt. Eiseres vindt dit niet evenredig. In het verweerschrift heeft de minister zich hierover op het standpunt gesteld dat het in het geval van eiseres gaat het om feitcodes M517 en M311 en de NVWA de overtredingen ter plaatse heeft geconstateerd. In beginsel zou er volgens de minister op basis van het boetebeleid van verweerder derhalve matiging kunnen plaatsvinden, ware het niet dat eiseres de overtredingen bewust heeft begaan. Ter zitting heeft de minister aangegeven dat, indien dat niet zou worden gevolgd, op grond van het boetebeleid op zijn hoogst tot een matiging van 50% geconcludeerd zou kunnen worden.
18. De rechtbank is van oordeel dat voor zover het gaat om de overtreding van artikel 80, derde lid, van de Urm, het juist is dat eiseres bewust gaatjes in de sealzakken heeft geprikt. Dat eiseres daarmee ook bewust de norm heeft willen overtreden die artikel 80, derde lid, van de Urm beoogd te beschermen, is voor de rechtbank echter niet komen vast te staan. Zoals hiervoor al is uiteengezet strekt artikel 80, derde lid, van de Urm tot bescherming van de juiste hoeveelheidbepaling van de in de dierlijke meststoffen aanwezige gehalten stikstof en fosfaat. Dat eiseres deze norm bewust heeft beoogd te overtreden in die zin dat haar oogmerk was om deze hoeveelheidbepaling te frustreren of manipuleren is gesteld, noch gebleken. Niet alleen heeft de minister dit niet aangevoerd, onderzoek heeft ook uitgewezen dat eiseres geen stoffen aan de mest heeft toegevoegd zoals onderzoek in andere gevallen van gaatjes prikken in sealzakken wel heeft uitgewezen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister in dit geval, waarin eiseres niet eerder voor dit feit is beboet, ten onrechte heeft afgezien van de matiging conform zijn beleid en de boete voor deze overtreding met 50% had behoren te matigen. Voor een verdergaande matiging van deze boete ziet de rechtbank geen aanleiding. Het is de eerste keer dat eiseres voor dit feit wordt beboet, maar het prikken van gaatjes gebeurde naar zeggen van eiseres al langere tijd en is onbestraft gebleven. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiseres zelf maatregelen dient te treffen om ervoor te zorgen dat zij van de voor haar bedrijf best mogelijke manier van bemonstering gebruikt maakt, zoals in dit geval mestpotten. Daarom is de rechtbank van oordeel dat een matiging van meer dan 50% niet aan de orde is.
19. De rechtbank is verder van oordeel dat voor matiging van de boete voor overtreding van artikel 124, eerste lid, van de Urm geen grond bestaat. Eiseres heeft hier wel degelijk bewust de norm overtreden en zij was gewaarschuwd dat niet te doen. Eiseres wilde echter niet dat de forfaitaire waarden gehanteerd zouden worden en heeft bewust de geanalyseerde waarden die niet mochten worden gebruikt ingevuld. Haar handelingen waren dus wel degelijk bewust gericht op het overtreden van de norm die artikel 124, eerste lid, van de Urm beoogd te beschermen. Daar komt nog bij dat ook indien eiseres wel van de geanalyseerde waarden had mogen uitgaan ook die waarden niet juist waren overgenomen op de VDM’s. Onder die omstandigheden heeft de minister de boete terecht niet gematigd.
20. De rechtbank zal het beroep tegen het besluit van 6 juni 2023 gegrond verklaren en dit besluit vernietigen voor zover het de hoogte van de boete betreft. De rechtbank zal, zelf in de zaak voorziend, het besluit van 31 januari 2023 (boetebesluit) herroepen voor zover daarbij een boete van € 68.400,- is opgelegd en de boete vaststellen op € 51.300,- (50 % van € 34.200 voor feitcode M517 + € 34.200 voor feitcode M311).