ECLI:NL:RBOBR:2024:1566

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/01/398765 / HA ZA 23-736
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot verbod beroep op opschorting toegewezen in civiele procedure tussen vennootschappen

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 17 april 2024 een vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een voorlopige voorziening die is aangevraagd door ITC, een vennootschap die huurovereenkomsten heeft met Fontexx Cranes. Fontexx Cranes heeft de huurbetalingen voor torenkranen opgeschort, wat heeft geleid tot een geschil tussen de partijen. ITC vordert in het incident dat Fontexx Cranes wordt verboden om het opschortingsrecht uit te oefenen, omdat de kans van slagen in de hoofdzaak klein is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de provisionele vordering van ITC toewijsbaar is, omdat deze samenhangt met de hoofdvordering van ITC, die betaling van de huurtermijnen betreft. Fontexx Cranes heeft onvoldoende onderbouwd dat zij een tegenvordering heeft op ITC die haar het recht op opschorting zou geven. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van ITC zwaarder weegt dan het restitutierisico dat Fontexx Cranes aanvoert. Fontexx Cranes is veroordeeld in de proceskosten van ITC, die zijn begroot op € 776,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak is voor verdere behandeling naar de rol verwezen op 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/398765 / HA ZA 23-736
Vonnis in incident van 17 april 2024
in de zaak van

1.FONTEXX CRANES AND ACCESS B.V.,

te Bergeijk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: Fontexx Cranes,
advocaat: mr. H.J.D. ter Waarbeek te Zevenaar,
2.
S&B INVESTMENTS B.V.,
te Mijdrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: S&B,
advocaat: mr. H.J.D. ter Waarbeek te Zevenaar,
tegen

1.RADA HOLDING B.V.,

te Eindhoven,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.J. Blommaert te Eindhoven,
2.
RADA INTERNATIONAL B.V.,
te Eindhoven,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.J. Blommaert te Eindhoven,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
advocaat: mr. M.J. Blommaert te Eindhoven,
4.
INTERNATIONAL TOWER CRANES & ACCESS EQUIPMENT SERVICES B.V.,
te Veldhoven,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: ITC,
advocaat: mr. M.J. Blommaert te Eindhoven,
5.
[gedaagde 5] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.J. Blommaert te Eindhoven,
6.
[gedaagde 6],
te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde 6] ,
advocaat: mr. M.J. Blommaert te Eindhoven.
Fontexx Cranes en S&B worden hierna gezamenlijk S&B c.s. (vrouwelijk, enkelvoud) genoemd. Gedaagden in conventie, eisers in reconventie, worden hierna gezamenlijk Rada c.s. (vrouwelijk, enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord (in conventie) tevens houdende provisionele vordering ex. art. 223 Rv., tevens houdende eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in incident ex art. 223 Rv.,
- de akte uitlaten producties in het incident.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen in het incident.

2.De beoordeling van het geschil in het incident

2.1.
Fontexx Cranes is een vennootschap waarin een onderneming in (onder andere) torenkranen is ondergebracht.
2.2.
[A] en [gedaagde 3] zijn (middellijke) aandeelhouders van Fontexx Cranes. Ook zijn zij (middellijk) bestuurder (geweest) van Fontexx Cranes.
2.3.
Inmiddels hebben [A] en [gedaagde 3] onenigheid met elkaar. Als gevolg daarvan heeft S&B c.s., waarvan [A] de (middellijk) bestuurder is, diverse vorderingen ingesteld tegen Rada c.s. Rada c.s. bestaat uit [gedaagde 3] , diens zoon [gedaagde 6] , en aan hen gerelateerde vennootschappen. Rada c.s. heeft ook tegenvorderingen ingesteld. De hoofdzaak gaat over de vorderingen die over en weer tegen elkaar zijn ingesteld.
2.4.
Een onderdeel van het geschil in de hoofdzaak is de huur van drie torenkranen. Fontexx Cranes huurt / huurde drie torenkranen van ITC, een vennootschap waarvan [gedaagde 6] bestuurder is. Het gaat om een torenkraan Liebherr 250, een Liebherr 200 en een Liebherr 130. Als gevolg van de onenigheid heeft Fontexx Cranes de betaling van de huur voor de kranen sinds juli 2023 opgeschort. ITC vordert in reconventie in de hoofdzaak onder meer Fontexx Cranes te veroordelen tot betaling van de huur.
Met het incident vordert ITC op grond van artikel 223 Rv Fontexx Cranes voor de duur van de procedure te verbieden het door haar uitgeoefende opschortingsrecht ter zake de huurpenningen uit te (blijven) oefenen. Fontexx Cranes heeft hiertegen verweer gevoerd.
2.5.
De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop.
2.6.
ITC baseert de provisionele vordering op artikel 223 Rv. Dit artikel luidt:
“1. Tijdens een aanhangig geding kan iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding.
2. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.”
2.7.
Uit de rechtspraak volgt het volgende.
Een op artikel 223 Rv gestoelde vordering strekt ertoe om gedurende de duur van de aanhangige hoofdprocedure voorlopige maatregelen te treffen. De vordering dient samen te hangen met de hoofdvordering en eiser dient daarbij voldoende belang te hebben. Verder moet van eiser niet kunnen worden gevergd dat hij de uitkomst van de bodemzaak afwacht. Bij de beoordeling dient de rechter de belangen van partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak, en van de proceskansen daarin. [1]
2.8.
Over de bevoegdheid om op te schorten bepaalt artikel 6:52 BW het volgende:
“1. Een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, is bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen.
2. Een zodanige samenhang kan onder meer worden aangenomen ingeval de verbintenissen over en weer voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan.”
2.9.
In het licht van dit beoordelingskader overweegt de rechtbank als volgt.
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is de provisionele vordering – Fontexx Cranes voor de duur van de procedure te verbieden het door haar uitgeoefende opschortingsrecht ter zake de huurpenningen uit te (blijven) oefenen – toewijsbaar.
2.11.
De provisionele vordering hangt samen met de hoofdvordering van ITC, aangezien ITC in de hoofdzaak betaling van de huurtermijnen heeft gevorderd. Ook heeft ITC belang bij betaling van de huurtermijnen en dus bij een verbod op het beroep op het opschortingsrecht ter zake de huurtermijnen.
2.12.
Tegen de vordering van ITC tot betaling van de huurtermijnen (waarvan de verschuldigdheid vaststaat, in ieder geval deels) heeft Fontexx Cranes het verweer gevoerd dat zij bevoegd is tot opschorting, omdat zij een tegenvordering zou hebben op ITC. Gezien de beperkte kansen in de hoofdzaak van het slagen van dit verweer kan niet van ITC worden gevergd dat zij de uitkomst van de hoofdzaak afwacht.
Uit het gestelde in de dagvaarding volgt niet dat Fontexx Cranes een vordering op ITC heeft op grond waarvan zij de betaling van de huur kan opschorten.
Fontexx Cranes heeft haar vordering
op ITCzeer summier onderbouwd. Volgens Fontexx Cranes heeft ITC een onrechtmatige daad jegens haar gepleegd, doordat ITC heeft meegewerkt aan constructies waardoor Fontexx Cranes is benadeeld en ITC van de benadeling op de hoogte was. De constructies bestonden eruit, volgens Fontexx Cranes, dat door Fontexx Cranes kranen zijn verkocht (aan ITC of aan een andere vennootschap) voor een te lage prijs en dat die kranen door ITC aan Fontexx Cranes op niet zakelijke voorwaarden werden (terug)verhuurd aan Fontexx Cranes.
Deze stellingen zijn, naar het oordeel van de rechtbank, echter onvoldoende voor het aannemen van een vordering van Fontexx Cranes op ITC. ITC is een contractspartij van Fontexx Cranes en de enkele omstandigheden dat zij koop- en huurovereenkomsten met Fontexx Cranes heeft gesloten en dat zij wist dat Fontexx Cranes daardoor werd benadeeld zijn daarvoor onvoldoende. Als contractspartij van Fontexx Cranes behoeft zij zich immers in beginsel slechts in beperkte mate het belang van Fontexx Cranes aan te trekken. Denkbaar is dat ITC onder omstandigheden zich had moeten onthouden van het sluiten van de voor Fontexx Cranes nadelige overeenkomsten, maar daarvoor is veel meer nodig en dat is niet gesteld. Daar komt nog bij dat ITC (en met haar: Rada c.s.) gemotiveerd heeft betwist dat de koop- en huurovereenkomst nadelig waren voor Fontexx Cranes.
2.13.
Fontexx Cranes heeft aangevoerd dat zij er belang bij heeft dat de provisionele vordering niet wordt toegewezen, gezien het restitutierisico. Het restitutierisico (het risico dat het betaalde bedrag niet kan worden terugbetaald, mocht daartoe aanleiding zijn) weegt naar het oordeel van de rechtbank echter niet zwaarder dan het belang van ITC, dat zij heeft bij een verbod het opschortingsrecht ter zake de huurpenningen uit te oefenen, omdat uit de stellingen van Fontexx Cranes niet volgt dat er een substantieel risico is dat ITC het betaalde zal moeten terugbetalen. Verder heeft Fontexx Cranes niet voldoende onderbouwd dat er een restitutierisico is. Weliswaar heeft Fontexx Cranes erop gewezen dat ITC zelf heeft aangevoerd dat zij acuut in financiële problemen komt als de huurtermijnen niet (tijdens de duur van de procedure) worden voldaan, maar dat betekent nog niet dat er een restitutierisico is. Het restitutierisico gaat over de kansen dat niet kan worden terugbetaald (mocht daartoe aanleiding zijn). Dat ITC acuut in financiële problemen komt als huurtermijnen niet worden betaald (als dit inderdaad waar is) hoeft echter nog niet te betekenen dat er sprake is van een restitutierisico. Zo kunnen financiële problemen ook zien op liquiditeitsproblemen, zonder dat er een restitutierisico is.
2.14.
Fontexx Cranes heeft aangevoerd dat ITC niet heeft onderbouwd dat zij in de problemen komt doordat de huur niet wordt betaald. Dat is echter geen reden om de provisionele vordering af te wijzen, los van de vraag of het wel of niet voldoende is onderbouwd. De omstandigheden dat de kansen van het slagen van het opschortingsverweer beperkt worden geacht en dat niet van een belang van Fontexx Cranes bij afwijzing van de provisionele vordering is gebleken, zijn voldoende voor toewijzing.
2.15.
Fontexx Cranes wordt als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van ITC in het incident (inclusief nakosten). Deze worden aan de zijde van ITC begroot op:
  • € 598,- aan salaris advocaat (1,0 punt x tarief van € 598,-)
  • € 178,- aan nakosten (plus de verhoging vermeld in de beslissing).
  • € 776,- totaal

3.De beslissing

In het incident
3.1.
verbiedt Fontexx Cranes voor de duur van de hoofdzaak het door haar uitgeoefende opschortingsrecht ter zake van aan ITC verschuldigde maandelijkse huurpenningen voor de huurobjecten, uit te (blijven) oefenen,
3.2.
veroordeelt Fontexx Cranes tot betaling van € 776,- aan ITC aan proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als Fontexx Cranes niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis, wat betreft het bepaalde in r.o. 3.1. en 3.2. uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het verder gevorderde af,
In de hoofzaak
3.5.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 1 mei 2024voor beraad mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 25 juni 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2129, in het bijzonder randnummer 2.8.