Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een consultant die beschuldigd werd van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, geboren in 1966, heeft in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 25 mei 2019 een bedrag van € 309.604,39 verduisterd door geldbedragen van haar werkgever, [slachtoffer], naar haar eigen rekeningen over te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk heeft gehandeld, en dat er geen sprake was van verjaring van de strafvervolging. De verdediging voerde aan dat de verduistering was verjaard, maar de rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn van twaalf jaar nog niet was verstreken. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting bekend dat zij het geld heeft verduisterd en heeft zich niet kunnen verweren tegen de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij medewerking heeft verleend aan het onderzoek. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al in een civiele procedure was behandeld.