Uitspraak
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De kern van de zaak
2.De procedure
2.2. Op 10 juni 2020 heeft er een mondelinge behandeling ten overstaan van de meervoudige kamer plaatsgevonden. De rechtbank heeft in overleg met partijen die mondelinge behandeling geschorst en de zaak verwezen naar de parkeerrol in afwachting van de bestuursrechtelijke procedure tegen de verlening van de omgevingsvergunningen ten aanzien van [adres 1] en [adres 2] , zodat die mondelinge behandeling gecombineerd kon plaatsvinden met de voortgezette mondelinge behandeling in de civiele procedure.
3.De feiten
In de vergunning is voorgeschreven dat stallen 1 en 2 op de [adres 1] emissiearm zouden worden gemaakt. Daarvoor zouden biologische ammoniakwassers worden geplaatst die tenminste 70% emissiereductie zouden realiseren. Deze luchtwassers zouden in het midden van de stallen worden geplaatst. Ook in de stallen op de [adres 2] zouden biologische luchtwassers worden geplaatst met 70% emissiereductie.
3.10. Onder andere [eisers] heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van 7 juli 2020 en 10 februari 2021 ten aanzien van [adres 1] . De bestuursrechter heeft de beroepen gegrond verklaard en de beschikkingen vernietigd (SHE 20/2374, SHE 20/2407, SHE 21/955 en SHE 21/957). Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep loopt op dit moment nog.
Vergunning 2021 ( [adres 2] )
Overtredingen vergunningvoorschriften3.14. Omgevingsdienst Brabant-Noord heeft door de jaren heen diverse controles bij het bedrijf op de [adres 1] en [adres 2] uitgevoerd, waarbij diverse overtredingen van de voorschriften van bovenstaande vergunningen zijn geconstateerd (onder andere de overtredingen omschreven onder 3.5 en 3.7).
4.4. Het geschil
B. op straffe van een dwangsom,
Aanpassingen luchtwassers [adres 2]
Plaatsen ventilatiekanalen
Vergoeding waardedaling woning
Proceskosten
5.De beoordeling
5.5. Wel kunnen de eisen van een behoorlijke rechtspleging meebrengen dat de civiele rechter, teneinde mogelijk tegenstrijdige beslissingen te voorkomen, zijn uitspraak aanhoudt totdat een zodanig onherroepelijke beslissing is verkregen. Daartoe zal met name grond bestaan ingeval te verwachten valt dat bij die beslissing het besluit zal worden vernietigd (vgl. Hoge Raad 7 april 1995, NJ 1997, 166).
5. [adres 2] . [gedaagde] handelt dus in strijd met de vergunning uit 2004 en overtreedt de vergunningvoorschriften verbonden aan de vergunning uit 2008. Hierdoor handelt [gedaagde] onrechtmatig (vgl. Hoge Raad 9 januari 1981, NJ 1981, 227).
[gedaagde] heeft een eigen deskundige ingeschakeld, de heer [B] , adviseur Omgevingsrecht bij de ZLTO.
Eigen schuld
5.37. De rechtbank zal hieraan een dwangsom verbinden. Gelet op het feit dat [gedaagde] jarenlang de vergunningvoorschriften niet heeft nageleefd, ziet de rechtbank reden om de dwangsom toe te wijzen als prikkel tot nakoming.
Derving woongenot5.41. [eisers] stelt dat door de onrechtmatige geurhinder zijn woongenot jarenlang ernstig is aangetast. [eisers] vordert hiervoor een vergoeding van € 250,00 per maand, vanaf 4 juli 2013 tot aan de dag waarop de gevorderde maatregelen zullen zijn gevoerd.
[gedaagde] betwist dat de geuroverlast afkomstig van zijn bedrijf permanent aanwezig is geweest sinds 2013, mede gelet op de windrichting en wijziging van het bedrijf en bedrijfsvoering gedurende deze periode. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan de derving van het woongenot. Ook als de geurhinder niet permanent, maar op wisselende momenten aanwezig is, kan dit het woongenot ernstig aantasten.