ECLI:NL:RBOBR:2024:1196

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
01/274485-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar veroordeling voor verkrachting, mishandeling en bedreiging in een gewelddadige setting

Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder verkrachting, mishandeling en bedreiging. De zaak kwam voort uit een incident op 23 oktober 2022, waarbij drie jonge vrouwen aangifte deden van bedreiging, betasting, verkrachting, mishandeling en vrijheidsberoving door de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat onvoldoende bewijs aanwezig was dat het opzet van de verdachte gericht was op het beroven van de vrijheid van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan verkrachting, mishandeling en bedreiging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, evenals een gedragsbeïnvloedende maatregel die een contactverbod met de slachtoffers inhoudt voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties, en heeft deze ondersteund met forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde vrijheidsberoving, maar de bewezenverklaring van de andere feiten leidde tot een aanzienlijke straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.274485.22
Datum uitspraak: 26 maart 2024.
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2023, 18 april 2023, 12 september 2023, 26 februari 2024 en 12 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding 23 december 2022.
De tenlastelegging is als bijlage (1) aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1 primair:
Verkrachting van [slachtoffer 1] op 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67).
Feit 1 subsidiair:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1] op 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67).
Feit 2:
Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67).
Feit 3:
Mishandeling [slachtoffer 1] op 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67).
Feit 4:
Mishandeling van [slachtoffer 3] op 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67).
Feit 5:
Bedreiging van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling op 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Onderzoek Roadster.

Op 23 oktober 2022 is er een melding binnengekomen bij de politie waarbij de melder aangaf dat een drietal jonge vrouwen, die bij zijn vrouw in het restaurant werkzaam waren, met een viertal mannen mee naar een club in België zijn gegaan in een Volkswagen Golf. In de club en op de terugweg in de auto zouden de vrouwen zijn bedreigd, betast, verkracht, mishandeld en van hun vrijheid beroofd. Later meldden zij zich bij het politiebureau in Eindhoven en is het onderzoek Roadster gestart.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zullen de drie jonge vrouwen, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] hierna bij hun voornaam genoemd worden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de club in België en op de terugweg van België naar Eindhoven. Daarnaast heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de verkrachting, mishandelingen en bedreiging.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat de verklaringen van aangeefsters inconsistent en onbetrouwbaar zijn. Deze kunnen niet worden gebezigd voor het bewijs. Tevens vinden de verklaringen onvoldoende steun in het overige bewijsmateriaal. Het alternatieve scenario voor het bloed in de auto is niet expliciet getoetst en het aangetroffen DNA kon gemakkelijk verspreid worden, waardoor een andere overdracht niet uit te sluiten valt. Het ontbreken van DNA van [slachtoffer 1] bij cliënt is een indicatie voor secundaire overdracht. Derhalve is er sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.

Feit 2: wederrechtelijke vrijheidsberoving.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Bij deze beoordeling dient het volgende te worden vooropgesteld.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving gedurende de heenweg van Eindhoven naar België. Voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving in de club in België en op de terugweg van België naar Eindhoven, ligt dat voor verdachte genuanceerder. Een belangrijke vraag in onderhavige zaak is of de verdachte en zijn medeverdachte (voorwaardelijk) opzet hebben gehad op de wederrechtelijke vrijheidsbeneming van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]. Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Uit de bewijsmiddelen vloeit naar het oordeel van de rechtbank onder andere voort dat de intentie van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] – vanaf het moment van hun aanwezigheid in de club in België – seksueel van aard was. De rechtbank leidt dat onder andere af uit de bewoordingen die door verdachte en zijn medeverdachten zijn gebezigd. Woorden zoals: “Ik wil maar 1 ding en dat is dat [medeverdachte] me een kutje geeft vanavond”, “Ik heb zin om jouw kontje en jouw kutje helemaal nat te likken” en “Jij gaat met mij mee naar huis, wij gaan neuken”. Ook de gedragingen van verdachten duiden daarop. Daarbij wijst de rechtbank op het tongzoenen in de club, het aanraken van de aangeefsters en de seksuele handelingen in de auto. Het gezamenlijke doel was het krijgen van aandacht en daarbij het verrichten van handelingen met een seksuele strekking en niet het beroven van de vrijheid van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1].
Daar komt bij dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is komen vast te staan dat het opzet van verdachte (en zijn medeverdachte) erop gericht was [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] te dwingen om in de auto te blijven zitten en zij daardoor die auto feitelijk vervolgens niet konden verlaten. Uit de verklaringen van de aangeefsters blijkt bijvoorbeeld niet dat zij hebben gevraagd of zij de auto mochten verlaten. De auto heeft verder op de terugweg nog een stop gemaakt bij een tankstation en de vrouwen zijn in de buurt van de woning van één van de vrouwen afgezet in Eindhoven. Dat de jonge vrouwen door de gebeurtenissen in de auto bang waren en het gevoel hadden zich niet tegen het gedrag van met name de medeverdachte te kunnen verweren, levert nog niet het bewijs van wederrechtelijke vrijheidsberoving op. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] komt naar het oordeel van de rechtbank een beeld naar voren dat zij zelf zo snel mogelijk naar huis wilden zodat er een einde zou komen aan de uiterst bedreigende en intimiderende setting waarin ze zich bevonden.
Het voorgaande brengt mee dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] opzettelijk - ook niet in voorwaardelijke zin - van hun vrijheid werden beroofd. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit feit vrijspreken.
Feit 1: verkrachting [slachtoffer 1].
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage (2) dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In zedenzaken doet zich veelal de situatie voor dat er, naast de aangeefster en de verdachte, geen getuigen aanwezig zijn. Indien de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, leidt dit er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer het wettig bewijs vormen. Dat is in deze zaak echter niet het geval. In de auto bevonden zich naast [slachtoffer 1] en verdachte immers vijf andere getuigen.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij door verdachte werd gedwongen om op de achterbank op de schoot van verdachte plaats te nemen. Verdachte heeft haar gelikt aan haar oren, haar nek, haar decolleté en haar borsten. Verdachte zou haar meermalen hebben gevingerd en met zijn penis in haar vagina hebben gezeten. Verdachte bleef haar aanraken, ondanks dat [slachtoffer 1] meermalen verbaal en non-verbaal heeft aangegeven dit niet te willen. Deze handelingen vonden plaats terwijl en/of nadat verdachte haar wurgde, sloeg, aan haar haren trok, uit de auto heeft gehangen en haar en de andere vrouwen heeft bedreigd.
Gelet op de ontkennende verklaring van verdachte, is voor een bewezenverklaring van belang dat er in voldoende mate steun is in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op essentiële onderdelen overeenkomen met andere in de bewijsmiddelen redengevende feiten en omstandigheden. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters.
Allereerst dient de rechtbank te beoordelen of de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar zijn. De verdediging heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] namelijk in twijfel getrokken en heeft betoogd dat deze daarom niet gebruikt kunnen worden voor een bewijsconstructie.
In strafzaken geldt als uitgangspunt dat aangiftes en andere verklaringen kritisch en zorgvuldig worden bezien. Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank neemt bij de selectie en waardering van het bewijs in aanmerking hetgeen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] in verschillende stadia hebben verklaard. Het is de rechtbank, evenals de verdediging, opgevallen dat er kleine verschillen in de verklaringen zitten. De rechtbank is echter van oordeel dat de aangeefsters in de kern en op hooflijnen consistent zijn geweest in hun verklaringen tijdens het verhoor bij de politie en bij de rechter-commissaris. Daar komt bij dat de verklaringen, die binnen een zeer kort tijdsbestek na het tenlastegelegde zijn afgelegd, op hoofdlijnen overeenkomen met de verklaringen die in een later stadium zijn afgelegd en met berichten die zij via hun telefoon hebben gestuurd vrijwel meteen na het tenlastegelegde. Een uur nadat de vrouwen in Eindhoven waren afgezet, wordt bij de politie een melding gedaan waarin al in grote lijnen wordt verteld wat hen is overkomen. Dat de verklaringen op enkele onderdelen niet volledig overeenkomen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. De aangeefsters verklaren namelijk ieder voor zich op eigen wijze over wat zij al dan niet hebben waargenomen en zijn bij doorvragen helder in hun verduidelijkende antwoorden. Daar komt nog bij dat de aangeefsters elkaar inhoudelijk ondersteunen over dezelfde gedetailleerde gebeurtenissen en in welke volgorde deze hebben plaatsgevonden. Tot slot stelt de rechtbank vast dat de beschrijving van de verschillende letsels van aangeefsters, de camerabeelden en het forensisch bewijs passen bij hetgeen zij verklaren. Ook daarin vindt de rechtbank aanleiding uit te gaan van de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en gebruikt deze verklaringen in de bewijsconstructie.
Overig bewijs.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] wordt naast de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], tevens ondersteund door de bevindingen in de NFI rapporten. Van het gezicht van [slachtoffer 1] werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering [ZAAE0961NL#01] is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen, waaruit een DNA-hoofdprofiel kon worden afgeleid. Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] komt overeen met dit profiel. Het DNA-hoofdprofiel uit de bemonstering is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte donor is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een relatief groot deel van het celmateriaal op het gezicht van [slachtoffer 1].
Tevens werd er van de voorzijde van de vagina een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering [ZAAE0961NL#05] is een Y-chromosomaal DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen, waaruit een enkelvoudig DNA-hoofdprofiel kon worden afgeleid. Het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte [verdachte] komt overeen met dit profiel. Het DNA-hoofdprofiel uit de bemonstering is zeer veel waarschijnlijker dan wanneer – kort gezegd – verdachte [verdachte] of een man in de vaderlijke lijn van verdachte de donor is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte donor is van een relatief groot deel van het mannelijke celmateriaal op de voorzijde van de vagina. Ook hierbij neemt de rechtbank de rest van het dossier in acht, waaronder het feit dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor betrokkenheid van een man in de vaderlijke lijn van verdachte.
Tot slot zijn van de onderbroek van [slachtoffer 1] bemonsteringen genomen. Van de binnenkant voorzijde [AAOZ8113NL#06] en buitenkant voorzijde [AAOZ8113NL#10] werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering [AAOZ8113NL#06] en [AAOZ8113NL#10] is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel aan de binnenkant voorzijde is ongeveer 120 miljoen keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Het DNA-profiel aan de buitenkant voorzijde is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, wederom met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een deel van het celmateriaal op binnen- en buitenkant van de voorzijde van de onderbroek.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging geschetste alternatief scenario met betrekking tot het DNA. Dat scenario houdt – kort gezegd – in dat het slachtoffer na het zoenen met verdachte haar mond zou hebben afgeveegd met haar hand en vervolgens aan haar string zou hebben gezeten. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat sprake is geweest van een dergelijke handeling van het slachtoffer. Er is geen enkele omstandigheid aangevoerd of anderszins gebleken die een dergelijke verspreiding aannemelijk maakt. De rechtbank overweegt bovendien dat, zelfs wanneer er sprake zou zijn van verspreiding, een plausibele verklaring voor de aanwezigheid van het DNA van verdachte aan de voorzijde van de vagina van [slachtoffer 1] ontbreekt. De rechtbank zal dit verweer dan ook verwerpen.
De rechtbank merkt, net als de raadsman, op dat geen DNA is aangetroffen onder de nagels van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat dit niet maakt dat de verkrachting niet bewezen kan worden. Het DNA-onderzoek bij verdachte heeft namelijk uren later plaatsgevonden en de – bij de aanhouding geplaatste – papieren zakken om de handen van verdachte, waren verwijderd op het moment van terugkomst van de verbalisant in het ophoudlokaal.
Verder vindt de rechtbank steun voor de verklaringen van aangeefster in het bij haar geconstateerde letsel. Door de forensisch arts zijn op 23 oktober 2022 om 17:00 uur onder meer de navolgende letsels geconstateerd:
- roodheid op linkeroog, beide wangen, neus, linkeroor, kin, op meerdere plaatsen op beide armen, op meerdere plaatsen op de rug, de linkerflank en op de linker knieschijf;
- zwelling van het linkeroog en de linkerkant van de nek/schouder;
- krassen/strepen op de linkerwang (ter hoogte van de bovenkaak), beide polsen, linkerborst, rechterflank, op meerdere plaatsen op beide benen.
Het letsel past goed bij het gemelde tijdsinterval en bij de gemelde toedracht.
De rechtbank stelt vast dat het bij aangeefster geconstateerde letsel weliswaar niet past bij de ernst en frequentie van de door aangeefster beschreven geweldshandelingen, te weten ontelbare vuistslagen in het gezicht en tegen het lijf, maar dat dit daarentegen wel past bij haar verklaring dat zij meermalen is geslagen en is vastgepakt bij haar lichaam en haar keel. Daarentegen past het juist niet bij de stelling van de verdediging dat het zou komen door de val bij de club in België aangezien meerdere personen daarover hebben verklaard dat ze op haar achterhoofd is gevallen.
Voorts acht de rechtbank van belang dat het bloed dat de politie heeft aangetroffen op het middenconsole in de desbetreffende Volkswagen Golf, overeenkomt met hetgeen aangeefster en getuigen hierover hebben verklaard. Aan het bewijs van het ten laste gelegde dragen verder bij de camerabeelden van het Esso tankstation te Bladel. Op de beelden wordt door de verbalisanten gezien dat medeverdachte [medeverdachte] na het tanken met flesjes water en een stapel witte servetten terug naar de auto is gelopen. Ook dit komt overeen met hetgeen aangeefsters hebben verklaard. Tot slot merkt de rechtbank op dat er in de woning van [slachtoffer 3] een haarstrip van [slachtoffer 1] is aangetroffen. Ook dit komt overeen met de verklaringen van aangeefsters, verdachte zou meermalen aan de haren van [slachtoffer 1] hebben getrokken.
Partiële vrijspraak.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het penetreren met of het brengen van zijn penis in de vagina of tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1]. Hoewel de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] (en de andere aangeefsters) betrouwbaar acht, is de rechtbank van oordeel dat zij onvoldoende kan verklaren wat zij nu precies voelde (anders dan de vinger van verdachte) en waarom het de penis zou moeten zijn geweest waarmee zij ook zou zijn gepenetreerd. Ook [slachtoffer 3] heeft alleen verklaard dat verdachte met zijn hand zat bij het geslachtsdeel van [slachtoffer 1], en niet dat dit met de penis zou zijn gebeurd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de verlamming van zijn onderlichaam en de aanwezigheid van een condoomkatheter, bestaat er bij de rechtbank verder teveel twijfel omtrent het penetreren met de penis. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Is sprake van verkrachting?
Verkrachting vereist dwang. De kern van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is dat degene die eraan blootstaat iets ondergaat wat hij of zij zonder die dwang niet zou hebben laten gebeuren. Een dergelijke dwang is aan de orde, wanneer de geweldshandelingen of andere feitelijkheden die van de verdachte uitgaan zijn gericht op het bewerkstelligen van seksueel contact en dat deze van een zodanig kaliber zijn dat de ander zich daartegen redelijkerwijs niet heeft kunnen verzetten en dat de verdachte door die feitelijkheden of geweld opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Op basis van de in de bewijsmiddelenbijlage weergegeven verklaringen en het overige bewijs, stelt de rechtbank vast dat verdachte – terwijl zij met zeven personen in een betrekkelijk kleine, rijdende, Volkswagen Golf zaten – achterin is gaan zitten, [slachtoffer 1] op schoot heeft genomen, haar met kracht heeft vastgehouden, haar onderbroek opzij heeft geschoven en meermalen zijn vingers in haar vagina heeft gebracht. Verdachte heeft [slachtoffer 1] in de auto bedreigd en mishandeld en hij heeft een aanzienlijke intimiderende en bedreigende setting gecreëerd. Derhalve is vast komen te staan dat er sprake was van dwang. [slachtoffer 1] heeft meermaals ondubbelzinnig aan verdachte kenbaar gemaakt de seksuele handelingen niet te willen. Ook bevond zij zich overduidelijk in een kwetsbare situatie. Ze bevond zich in een rijdende auto op schoot bij een man die in woord en gebaar duidelijk maakte aan haar en de andere aanwezigen dat hij de baas was. Onder die omstandigheden heeft [slachtoffer 1] tegen deze dwang geen weerstand kunnen bieden.
Conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat al deze omstandigheden bij elkaar maken dat sprake is geweest van verkrachting en dat buiten redelijke twijfel is dat verdachte het hem onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan.

Feiten 3, 4 en 5: mishandelingen en bedreigingen.

De rechtbank acht de tenlastegelegde mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en de bedreigingen van de drie jonge vrouwen, gelet op de in de bewijsbijlage gebezigde bewijsmiddelen en de hiervoor genoemde overwegingen, wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging heeft betoogd dat het, vanwege de luchtdruk, niet mogelijk is om de autodeur open te doen, terwijl de auto zich – al rijdend – bevindt op de snelweg. De rechtbank is van oordeel dat het namens de verdediging gevoerde verweer tot vrijspraak van de tenlastegelegde bedreiging wordt weerlegd door de in de bewijsbijlage gebezigde bewijsmiddelen. Daarbij merkt de rechtbank op dat ook medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat de deur open is gegaan, terwijl de auto op de snelweg reed.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in de bijlage (2) uitgewerkte bewijsmiddelenoverzicht, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen is dat:

Feit 1.hij op 23 oktober 2022 in Nederland en/of in België, en op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67), door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft verdachte- meermalen zijn vinger(s) in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en heen en weer bewogen en- de borsten en vagina van die [slachtoffer 1] betast en aangeraakt op en onder de kleding en- die [slachtoffer 1] getongzoend en

- aan het oor en de rug en de nek/hals, van die [slachtoffer 1] gelikt en gekust
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte- voornoemde handelingen heeft verricht terwijl deze handelingen plaatsvonden in een (met een hoge snelheid) rijdend voertuig waarin meerdere personen aanwezig waren en die [slachtoffer 1] heeft gedwongen op zijn, verdachte, schoot te zitten en waarbij die [slachtoffer 1] op de schoot van hem, verdachte, zat, waardoor die [slachtoffer 1] zich niet of in onvoldoende mate kon onttrekken aan de handelingen van verdachte en- meermalen met kracht aan de haren van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en- de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en
- meermalen (met gebalde vuist) tegen het gezicht en/of het hoofd en de rug en het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen/gestompt en- het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en eenmaal met kracht het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen het raam van het voertuig heeft geslagen en- met gebalde vuist tegen het gezicht van een vriendin van die [slachtoffer 1], te weten [slachtoffer 3], heeft geslagen en- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en naar zich toe heeft getrokken en op zijn schoot heeft gehouden en- het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geduwd in een houding die hij, verdachte, wilde en- het achterportier heeft geopend en vervolgens een deel van het lichaam van die [slachtoffer 1] buiten het voertuig heeft geduwd en gehouden terwijl het voertuig over een snelweg reed en- meermalen die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd dat als zij zou praten dat hij haar zou laten slapen en hen en/of haar iets aan zou doen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en- meermalen tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd en- eenmaal tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze met hem, verdachte mee zou gaan en dat hij haar zou neuken en dat ze bij hem zou slapen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en- de jurk van die [slachtoffer 1] ter hoogte van haar onderlichaam omhoog heeft geschoven en de bovenzijde van de jurk van die [slachtoffer 1] heeft losgemaakt en het slipje van die [slachtoffer 1] naar de zijkant heeft getrokken en- (terwijl die [slachtoffer 1] onder meer meermalen ‘stop’ zei en haar benen tegen elkaar aanduwde) voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende en intimiderende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer 1] zich niet/onvoldoende kon onttrekken;

Feit 3

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De hiervoor vermelde bewezenverklaarde feiten bestaan (ieder voor zich) uit één feitencomplex, waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt. De strekking van de betreffende strafbepalingen loopt ook niet zo ver uiteen dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte één verwijt zou kunnen worden gemaakt (vgl. HR 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1028). De rechtbank constateert daarom dat er sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd voor alle feiten een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat een gedragsbeïnvloedende maatregel wordt opgelegd, inhoudende een locatie- en contactverbod, voor de duur van vijf jaren. Voor iedere afzonderlijke overtreding dient hechtenis te worden opgelegd voor de duur van twee weken
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich – bij bewezenverklaring – op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf voor verdachte gelet op zijn fysieke gesteldheid niet mogelijk is. Tevens is het niet passend voor dergelijke feiten. De verdediging heeft hierbij gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, maar ook naar vergelijkbare zaken waarbij er fors lagere straffen werden opgelegd dan door de officier van justitie geëist. Met betrekking tot de gedragsbeïnvloedende maatregel, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zelf ook geen contact wenst met de aangeefsters. Een contact- en locatieverbod is derhalve niet noodzakelijk.
Voorwaardelijk verzoek van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht – indien de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op wenst te leggen – een detentiegeschiktheidsonderzoek te laten plaatsvinden. Verdachte heeft een dwarslaesie en tijdens zijn voorarrest is gebleken dat detentie vanwege die handicap niet mogelijk is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een jonge vrouw die bij hem op schoot zat in een rijdende auto, door met zijn vingers bij haar binnen te dringen, terwijl daarbij vijf anderen aanwezig waren. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee vrouwen en bedreiging van alle drie de vrouwen. Verdachte heeft een uiterst bedreigende en intimiderende setting gecreëerd waarbij hij – naar het zich laat aanzien – zijn macht wilde vertonen. Verdachte heeft de in acht te nemen grenzen ver overschreden, waarbij hij zich door zijn eigen (lust)gevoelens heeft laten leiden. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de (lichamelijke) integriteit van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. Bovendien is het handelen van de verdachte voor de slachtoffers beangstigend geweest en heeft het grote impact op hen (gehad), zoals ook volgt uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaringen. De rechtbank neemt tevens mee dat het gaat om een langdurige verkrachting, in aanwezigheid van derden. Dat neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft namelijk een dwarslaesie, beweegt zich voort in een rolstoel en heeft last van decubitus. Dit maakt dat een detentie voor verdachte zwaarder is dan voor een gemiddelde verdachte.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Hieruit volgt dat voor verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden is aangewezen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal derhalve een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Dit komt mede doordat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving, terwijl de officier van justitie dit wel gevorderd heeft.
De raadsman heeft, indien de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op wenst te leggen, verzocht om een detentiegeschiktheidsonderzoek op te laten maken. De door en namens verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden neemt de rechtbank mee in haar beslissing omtrent de op te leggen straf, maar maken het naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk om in dit stadium onderzoek te doen naar de detentiegeschiktheid van verdachte. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het gevangeniswezen zeer wel in staat is om personen met een slechte fysieke gesteldheid als zodanig te accommoderen. Alhoewel de rechtbank zich realiseert dat detentie voor de verdachte een zware belasting vormt, is de rechtbank van oordeel dat in de executiefase voldoende mogelijkheden bestaan om de detentiegeschiktheid van de verdachte te beoordelen en eventueel in te grijpen teneinde met de fysieke gesteldheid van de verdachte onverenigbare aspecten van detentie te voorkomen. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het voorwaardelijke verzoek dan ook af.
De rechtbank ziet met de officier van justitie de meerwaarde van oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod – direct of indirect - ten aanzien van de volgende personen:
  • [slachtoffer 2], geboren [2004];
  • [slachtoffer 3], geboren [2001];
  • [slachtoffer 1], geboren [2000].
De maatregel wordt opgelegd voor de duur van 5 jaren, met een vervangende hechtenis van 2 weken per keer dat verdachte dit verbod overtreedt. De rechtbank zal tevens met toepassing van artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht de uitvoerbaarheid bij voorraad gelasten van deze maatregel aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend gedraagt jegens voornoemde personen. Hierbij heeft de rechtbank tevens acht geslagen op het dossier omtrent het beïnvloeden van de getuige(n) van 2 februari 2023. Een locatieverbod legt de rechtbank niet op aangezien de rechtbank een oplegging daarvan niet proportioneel acht aangezien verdachte zelf woonachtig is in Eindhoven en de oplegging van een contactverbod afdoende acht.
Het verzoek van de officier van justitie strekkende tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wijst de rechtbank af. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op de eerdere schorsingsbeslissing van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en opnieuw een afweging gemaakt tussen de strafvorderlijke belangen en de persoonlijke belangen. De rechtbank is daarbij tot het oordeel gekomen dat thans de persoonlijke belangen prevaleren.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gesteld dat – bij een veroordeling – het immateriële schadebedrag dient te worden gematigd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten:
  • De kosten verslaglegging: € 104,69;
  • Immateriële schade: € 4.500,--.
De rechtbank acht een vergoeding van de immateriële schade op zijn plaats. Nu verdachte van de wederechtelijke vrijheidsberoving is vrijgesproken, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij voor de gevorderde immateriële schade echter wel matigen. De rechtbank zal de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade van de benadeelde partij naar billijkheid schatten op een bedrag van € 4.500,--. De rechtbank gaat hierbij uit van een bedrag van € 4.000,-- voor de gepleegde verkrachting en mishandeling, en van een bedrag van € 500,-- voor de bedreiging.
Het bedrag van € 4.604,69 te vermeerderen met de wettelijke rente ten aanzien van de materiële schade vanaf 13 februari 2024 en ten aanzien van de immateriële schade vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor is vermeld.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering:
Eigen risico 2024 (€ 385,--) en kosten toekomstige behandeling (€ 750,--).
De rechtbank is van oordeel dat een verdere onderbouwing van deze schadeposten ontbreekt en van deze schade nu nog ongewis is of en in welke omvang deze zich zal voordoen. De uiteindelijke omvang van deze schadepost is op dit moment daarom niet te begroten. Behandeling van dit deel van de vordering in dit strafgeding zou leiden tot een onevenredige belasting daarvan. In zoverre kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen, eventueel nadat de schade, voor zover in de toekomst gelegen, in voldoende mate is uitgekristalliseerd om deze te kunnen begroten

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gesteld dat – bij een veroordeling – de materiële kosten afgewezen dienen te worden. De kosten met betrekking tot de beveiligingscamera en videodeurbel kunnen niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade en de gedragen kleding kan verkocht worden. Daarnaast heeft de raadsman matiging van de immateriële schade bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten:
  • Kosten t.a.v. eigen risico 2023: € 14,12,--;
  • Gemaakte kosten t.a.v. behandeling: € 194,13;
  • Reiskosten: €7,35;
  • Immateriële schade: € 750,--.
De rechtbank acht een vergoeding van de immateriële schade op zijn plaats. Nu verdachte van de wederechtelijke vrijheidsberoving is vrijgesproken, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij voor de gevorderde immateriële schade echter wel matigen. De rechtbank zal de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade van de benadeelde partij naar billijkheid schatten op een bedrag van € 750,--. De rechtbank komt als volgt tot dat bedrag. De rechtbank gaat uit van een bedrag van € 250,-- voor de gepleegde mishandeling en een bedrag van € 500,-- voor de bedreiging.
Het bedrag van € 965,60 te vermeerderen met de wettelijke rente ten aanzien van de materiële schade vanaf het indienen van de vordering en ten aanzien van de immateriële schade vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor is vermeld.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering:
Eigen risico 2024 (€ 385,--) en kosten toekomstige behandeling (€ 750,--).
De rechtbank is van oordeel dat een verdere onderbouwing van deze schadeposten ontbreekt en van deze schade nu nog ongewis is of en in welke omvang deze zich zal voordoen. De uiteindelijke omvang van deze schadepost is op dit moment daarom niet te begroten. Behandeling van dit deel van de vordering in dit strafgeding zou leiden tot een onevenredige belasting daarvan. In zoverre kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen, eventueel nadat de schade, voor zover in de toekomst gelegen, in voldoende mate is uitgekristalliseerd om deze te kunnen begroten
Kleding en schoenen: € 250,--.
De rechtbank begrijpt dat de gedragen kleding en schoenen emotionele waarde hebben voor [slachtoffer 3] en dat zij deze items niet meer wenst te dragen. De rechtbank is echter van oordeel dat dergelijke items in het handelsverkeer nog materiële waarde hebben en door de gebeurtenissen niet in waarde zijn verminderd voor een ander. Zij kan de kleding derhalve verkopen en zo haar schade beperken. De rechtbank acht deze post onvoldoende onderbouwd.
Beveiligingscamera en videodeurbel: € 538,--.
De rechtbank is van oordeel dat niet is vast komen te staan dat deze schadeposten rechtstreekse schade betreft en dus zijn aangeschaft vanwege de bewezenverklaarde mishandeling en de bedreiging. Daarbij merkt de rechtbank ook op dat uit de facturen is gebleken dat de beveiligingscamera en videodeurbel op 07 en 09 maart 2023 zijn aangeschaft en dus geruime tijd na de mishandeling en de bedreiging. De rechtbank vermoedt dat het aanschaffen mogelijk samenhangt met het dossier omtrent het beïnvloeden van de getuige(n), dat is opgemaakt op 2 februari 2023, maar daar is verdachte in onderhavige zaak niet voor vervolgd.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gesteld dat – indien een bewezenverklaring volgt – de vordering met betrekking tot de materiële schade afgewezen dient te worden. De kosten met betrekking tot de beveiliging van haar woning kunnen niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade en de gedragen kleding kan verkocht worden. De raadsman bepleit tevens matiging van de immateriële schade.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten:
 Eigen risico 2023: € 375,--;
 Niet vergoede ziektekosten: € 36,85;
 Immateriële schade: € 500,--.
De rechtbank acht een vergoeding van de immateriële schade voor de bedreiging op zijn plaats. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de gevorderde immateriële schade echter wel matigen. De rechtbank zal de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade voor de bedreiging van de benadeelde partij naar billijkheid schatten op een bedrag van € 500,--.
Het bedrag van € 911,85,-- te vermeerderen met de wettelijke rente ten aanzien van de materiële schade vanaf het indienen van de vordering en ten aanzien van de immateriële schade vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor is vermeld.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering:
Eigen risico 2024 (€ 385,--) en kosten toekomstige behandeling (€ 750,--).
De rechtbank is van oordeel dat een verdere onderbouwing van deze schadeposten ontbreekt en van deze schade nu nog ongewis is of en in welke omvang deze zich zal voordoen. De uiteindelijke omvang van deze schadepost is op dit moment daarom niet te begroten. Behandeling van dit deel van de vordering in dit strafgeding zou leiden tot een onevenredige belasting daarvan. In zoverre kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen, eventueel nadat de schade, voor zover in de toekomst gelegen, in voldoende mate is uitgekristalliseerd om deze te kunnen begroten.
Kleding en schoenen: € 250,--.
De rechtbank begrijpt dat de gedragen kleding en schoenen emotionele waarde hebben voor [slachtoffer 2] en dat zij deze items niet meer wenst te dragen. De rechtbank is echter van oordeel dat dergelijke items in het handelsverkeer nog materiële waarde hebben en ondanks de gebeurtenissen niet in waarde zijn verminderd voor een ander. Zij kan de kleding derhalve verkopen en zo haar schade beperken. De rechtbank acht deze post onvoldoende onderbouwd.
Rolluiken (€ 6.795,--), beveiligingscamera en videodeurbel (€ 548,--).
De rechtbank is van oordeel dat niet is vast komen te staan dat deze schadeposten rechtstreekse schade betreft en dus zijn aangeschaft vanwege de bewezenverklaarde bedreiging. Daarbij merkt de rechtbank ook op dat uit de facturen is gebleken dat de rolluiken op 28 februari 2023 zijn aangeschaft en dus geruime tijd na de bewezenverklaarde bedreiging. De rechtbank vermoed dat het aanschaffen mogelijk samenhangt met het dossier omtrent het beïnvloeden van de getuige(n), dat is opgemaakt op 2 februari 2023, maar daar is verdachte in onderhavige zaak niet voor vervolgd.
Hoofdelijkheid.
De vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] is in de zaak van verdachte en in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] ingediend. Nu verdachte wordt vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving stelt de rechtbank vast dat verdachte ten aanzien van het slachtoffer enkel wordt veroordeeld voor de bedreiging van [slachtoffer 2]. De rechtbank is van oordeel dat dit feit nauw samenhangt met het bewezenverklaarde feit van medeverdachte [medeverdachte]; het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 2]. De ontuchtige handelingen zijn gepleegd binnen hetzelfde feitencomplex. De rechtbank acht het een onevenredige belasting van het strafgeding indien moet worden bepaald welk gedeelte van de materiële schade is ontstaan door de ontuchtige handelingen en door de bedreiging. Gelet op de nauwe samenhang is de rechtbank van oordeel dat beide verdachten een onrechtmatige daad hebben gepleegd en hierdoor jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade met betrekking tot het eigen risico van 2023 (€ 375,--) en de kosten voor de niet vergoedde ziektekosten (€ 36,85).

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 38v, 38w, 57, 242, 285, 300 Wetboek van Strafrecht
DE UITSPRAAK
Vrijspraak feit 2
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring feiten 1, 3, 4 en 5
Verklaart het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: verkrachting;
Feit 3: mishandeling;
Feit 4: mishandeling;
Feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf en maatregel
Legt op t.a.v. feit 1, feit 3, feit 4, feit 5:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
 Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [slachtoffer 2], geboren [2004];
  • [slachtoffer 3] , geboren [2001];
  • [slachtoffer 1] , geboren [2000].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 911,85,--.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 911,85,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag met betrekking tot de materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Het toegewezen bedrag met betrekking tot de immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag van € 411,85 (eigen risico 2023 en niet vergoede ziektekosten) door zijn mededader is betaald

Maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 965,60,--.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 965,60,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag met betrekking tot de materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Het toegewezen bedrag met betrekking tot de immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.

Maatregel van schadevergoedingtot een bedrag
van € 4.604,69,--.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 4.604,69,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 56 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag met betrekking tot de materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Het toegewezen bedrag met betrekking tot de immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen.
 Benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 911,85bestaande uit materiële schade (eigen risico 2023 en niet vergoede ziektekosten) en immateriële schadevergoeding (€ 500,--), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 16 februari 2024 en 23 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in het niet toegewezen deel van de gevorderde schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag van € 411,85 (eigen risico 2023 en niet vergoede ziektekosten) door [medeverdachte] is betaald.
 Benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van
€ 965,60bestaande uit materiële schade (eigen risico 2023, gemaakte kosten t.a.v behandeling en reiskosten) en immateriële schadevergoeding (€ 750,--), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 16 februari 2024 en 23 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in het niet toegewezen deel van de gevorderde schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
 Benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 4.604,69bestaande uit materiële schade (kosten verslaglegging) en immateriële schadevergoeding (€ 4.500,--), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf respectievelijk 13 februari 2024 en 23 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in het niet toegewezen deel van de gevorderde schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. R.B.H. Hebbink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,
en is uitgesproken op 26 maart 2024.
Bijlage 1: tenlastelegging

Feit 1hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67), door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft verdachte- meermalen, in elk geval eenmaal zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of- zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of- de borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of aangeraakt (op en/of onder de kleding) en/of- die [slachtoffer 1] getongzoend en/of gekust en/of- (op/aan) het oor en/of de rug en/of de nek/hals, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] gelikt en/of gekusten bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte- voornoemde handeling(en) heeft verricht terwijl deze handeling(en) plaatsvonden in een (met een hoge snelheid) rijdend voertuig waarin meerdere personen aanwezig waren en/of die [slachtoffer 1] heeft gedwongen op zijn, verdachte, schoot te zitten en/of waarbij die [slachtoffer 1] op de schoot van hem, verdachte, zat, waardoor die [slachtoffer 1] zich niet of in onvoldoende mate kon onttrekken aan de handelingen van verdachte en/of- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) aan de haren van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of- (met kracht) (gedurende enige tijd) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of die [slachtoffer 1] heeft verwurgd en/of die [slachtoffer 1] de ademhaling heeft belet en/of belemmerd en/of- meermalen, in elk geval eenmaal (met gebalde vuist) (met kracht) op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen /gestompt en/of- het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen het raam van het voertuig heeft geslagen en/of- (met gebalde vuist) op/tegen het gezicht van een vriendin van die [slachtoffer 1], te weten [slachtoffer 3], heeft geslagen/gestompt en/of- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of naar zich toe heeft getrokken en/of op zijn schoot heeft gehouden en/of- het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of getrokken in een houding/positie die hij, verdachte, wilde en/of- het (achter)portier heeft geopend en/of (vervolgens) (een deel van het lichaam van) die [slachtoffer 1] buiten het voertuig heeft geduwd en/of gehouden (terwijl het voertuig met hoge snelheid (over een snelweg) reed) en/of- meermalen, in elk geval eenmaal die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd dat als zij zou praten dat hij haar zou laten slapen en/of hen en/of haar iets aan zou doen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of- meermalen, in elk geval eenmaal tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd en/of- meermalen, in elk geval eenmaal tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze met hem, verdachte mee zou gaan en/of dat hij haar zou neuken en/of dat ze bij hem zou slapen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of- de jurk van die [slachtoffer 1] ter hoogte van haar onderlichaam omhoog heeft geschoven en/of de bovenzijde van de jurk van die [slachtoffer 1] heeft losgemaakt en/of het slipje van die [slachtoffer 1] naar de zijkant heeft getrokken en/of- (terwijl die [slachtoffer 1] onder meer meermalen ‘stop’ zei en/of dat zij het niet wilde en/of van hem, verdachte, probeerde weg te schuiven en/of haar benen tegen elkaar aanduwde) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of- (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer 1] zich niet/onvoldoende kon onttrekken;(Artikel art 242 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67), door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte,
- de borst(en) en/of vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of aangeraakt (op en/of onder de kleding) en/of
- die [slachtoffer 1] getongzoend en/of gekust en/of
- (op/aan) het oor en/of de rug en/of de nek/hals, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] gelikt en/of gekust
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- voornoemde handeling(en) heeft verricht terwijl deze handeling(en) plaatsvonden in een (met een hoge snelheid) rijdend voertuig waarin meerdere personen aanwezig waren en/of die [slachtoffer 1] heeft gedwongen op zijn, verdachte, schoot te zitten en/of waarbij die [slachtoffer 1] op de schoot van hem, verdachte, zat, waardoor die [slachtoffer 1] zich niet of in onvoldoende mate kon onttrekken aan de handelingen van verdachte en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) aan de haren van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of
- (met kracht) (gedurende enige tijd) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of die [slachtoffer 1] heeft verwurgd en/of die [slachtoffer 1] de ademhaling heeft belet en/of belemmerd en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal (met gebalde vuist) (met kracht) op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen /gestompt en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen het raam van het voertuig heeft geslagen en/of
- (met gebalde vuist) in het gezicht van een vriendin van die [slachtoffer 1], te weten [slachtoffer 3], heeft geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of naar zich toe heeft getrokken en/of op zijn schoot heeft gehouden en/of
- het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of getrokken in een houding/positie die hij, verdachte, wilde en/of
- het (achter)portier heeft geopend en/of (vervolgens) (een deel van het lichaam van) die [slachtoffer 1] buiten het voertuig heeft geduwd en/of gehouden (terwijl het voertuig met hoge snelheid (over een snelweg) reed) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd dat als zij zou praten dat hij haar zou laten slapen en/of hen en/of haar iets aan zou doen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze met hem, verdachte mee zou gaan en/of dat hij haar zou neuken en/of dat ze bij hem zou slapen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de jurk van die [slachtoffer 1] ter hoogte van haar onderlichaam omhoog heeft geschoven en/of de bovenzijde van de jurk van die [slachtoffer 1] heeft losgemaakt en/of het slipje van die [slachtoffer 1] naar de zijkant heeft getrokken en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] onder meer meermalen ‘stop’ zei en/of dat zij het niet wilde en/of van hem, verdachte, probeerde weg te schuiven en/of haar benen tegen elkaar aanduwde) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer 1] zich niet/onvoldoende kon onttrekken;
(Artikel art 246 Wetboek van Strafrecht)

Feit 2hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] mee te nemen naar een club, althans een uitgaansgelegenheid in Brussel en/of Schaarbeek, althans naar België en/of- (aldaar) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] te zeggen dat ze moesten blijven zitten en/of dat zij hun telefoons niet mochten gebruiken en/of dat zij niet weg mochten gaan, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of- (meermalen) de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] af te nemen en/of- een persoon met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] mee te sturen als zij in de club naar het toilet gingen en/of te bepalen dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] niet alleen naar het toilet mochten gaan en/of niet te reageren op het verzoek van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] om weg te gaan en/of- de haren van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen dat zij en haar vriendinnen moesten blijven zitten, anders liep het niet goed af en/of dat als ze zou gaan praten dan liep het niet goed af en/of dat ze dan zou gaan slapen en/of dat ze niet wist wat hij bij zich had (en/of daarbij een vuurwapen, althans een voorwerp tegen haar lichaam aan hield) en/of dat hij haar ouders en/of familie af zou maken en/of dat hij wist wie haar familie was en/of dat hij wist waar ze woont en/of dat hij geen grapjes maakt, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of- (op dwingende toon) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij nergens naartoe zou gaan en dat ze naast hem moest blijven zitten en doen wat hij wilde, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of- meermalen, in elk geval eenmaal die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen dat hij hen zou (neer)schieten en/of zou laten slapen en/of zou afmaken en/of iets zou aandoen en/of doodmaken en/of dat hij hun families ging schieten en/of afmaken en/of dat hij, verdachte, een wapen bij zich had, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of- meermalen, in elk geval eenmaal die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] uit te schelden en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] te schreeuwen en/of- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] te dwingen in een voertuig plaats te nemen en/of (op dwingende wijze) te bepalen op welke plaats zij moest(en) gaan zitten in het voertuig en/of- (op dwingende wijze) te bepalen dat die [slachtoffer 1] op zijn, verdachtes, schoot moest gaan zitten en/of die [slachtoffer 1] op zijn schoot vast te houden en/of- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) aan de haren van die [slachtoffer 1] te trekken en/of (met kracht) (gedurende enige tijd) de keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of die [slachtoffer 1] te verwurgen en/of die [slachtoffer 1] de ademhaling te beletten en/of belemmeren en/of meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) (met kracht) op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen het raam van een voertuig te slaan en/of een deel van het lichaam van die [slachtoffer 1] uit een geopende deur van een (met een hoge snelheid) rijdend voertuig te duwen en/of houden en/of- (met gebalde vuist) (met kracht) op/tegen de neus en/of het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan/stompen en/of- het (deels) laten plaatsvinden van voornoemde handeling(en) in een gedurende enige tijd (met hoge snelheid) rijdend voertuig waarin zich meerdere personen bevonden, waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] niet weg konden gaan en/of- een fysiek overwicht te hebben op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3], omdat verdachte en/of zijn mededader(s) getalsmatig in de meerderheid waren en/of- voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] een bedreigende en/of intimiderende situatie te doen ontstaan en/of- (aldus) een (psychische) druk uit te oefenen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3], waardoor zij niet weg konden gaan;(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Feit 3hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67), [slachtoffer 1] heeft mishandeld door- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) aan de haren van die [slachtoffer 1] te trekken en/of- (met kracht) (gedurende enige tijd) de keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of die [slachtoffer 1] te verwurgen en/of die [slachtoffer 1] de ademhaling te beletten en/of belemmeren en/of- meermalen, althans eenmaal (met gebalde vuist) (met kracht) op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug en/of de nek en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of- het hoofd van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) het hoofd van die [slachtoffer 1] tegen het raam van een voertuig te slaan;(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Feit 4hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67), [slachtoffer 3] heeft mishandeld door (met gebalde vuist) (met kracht) op/tegen de neus en/of het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] te slaan/stompen;(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Feit 5hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Eindhoven en/of elders in Nederland, en/of Brussel en/of Schaarbeek, althans in België, en/of op de route tussen Brussel en Eindhoven (snelweg E19/E34/A67), [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door- meermalen, in elk geval eenmaal die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen dat ze met niemand mocht(en) praten, anders zou hij, verdachte, hen afmaken en/of (neer)schieten en/of laten slapen en/of dat hij, verdachte, hen zou (dood)schieten en/of dat hij hen en/of hun familie iets zou aandoen en/of zou afmaken en/of zou laten slapen en/of zou pakken en/of dat ze het niet in hun hoofd moesten halen om naar de politie te gaan, omdat hij hen en hun ouders zou doodschieten en/of dat ze naar hem moesten luisteren, anders zou hij hen schieten en/of dat hij wist wie de familie van [slachtoffer 1] was en/of waar die [slachtoffer 1] woont en/of dat hij, verdachte, een wapen bij zich had, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of- een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans een voorwerp op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen en/of- van een voertuig waarin verdachte en/of [slachtoffer 1] zaten het (achter)portier aan de zijde waar verdachte en/of die [slachtoffer 1] zaten, te openen en/of (vervolgens) (een deel van het lichaam van) die [slachtoffer 1] buiten het voertuig te duwen en/of houden (terwijl het voertuig met hoge snelheid (over een snelweg) reed);(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)