ECLI:NL:RBOBR:2024:1106

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
22/1112 EINDUITSPRAAK GERECTIFICEERD
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

In deze einduitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 22 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van Gedeputeerde Staten (GS) van Noord-Brabant behandeld. Eiseres had op 26 april 2021 een aanvraag ingediend voor het project "ACT 1" in het kader van de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020. GS heeft deze aanvraag op 27 juni 2022 afgewezen, wat eiseres heeft doen besluiten om hiertegen in beroep te gaan. De rechtbank heeft op 11 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigden van GS aanwezig waren.

In een tussenuitspraak van 3 augustus 2023 heeft de rechtbank GS de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. GS heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering op 31 oktober 2023, maar de rechtbank oordeelt dat deze motivering niet voldoet aan de vereisten. De rechtbank concludeert dat GS onvoldoende inzicht heeft gegeven in de totstandkoming van de rangorde van de aanvragers en de puntentelling, en dat het bestreden besluit daarom niet deugdelijk is gemotiveerd.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt GS op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens moet GS het betaalde griffierecht vergoeden en de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 2.406,25. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1112 EINDUITSPRAAK gerectificeerd

einduitspraak van de meervoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] uit [vestigingsplaats] (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. M.R. Hoendermis),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (hierna: GS)

(gemachtigden: mr. R.E. Gouw en drs. S.M. Koppert).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 27 juni 2022. Met dat besluit is GS gebleven bij de afwijzing van de aanvraag van eiseres van 26 april 2021 voor het project “ACT 1” (hierna: het project) in het kader van de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 / Groen, digitaal, veerkrachtig herstel Zuid Nederland (hierna: Subsidieregeling).
2. De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben
deelgenomen: [naam] als directeur van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van GS.
3. Op 3 augustus 2023 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarbij GS in de
gelegenheid is gesteld om het door de rechtbank vastgestelde gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak. Voor het verdere procesverloop tot aan de tussenuitspraak, verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
4. In een tussenuitspraak van 18 september 2023 heeft de rechtbank de geboden
hersteltermijn verlengd en GS in de gelegenheid gesteld om het gebrek uiterlijk op 31 oktober 2023 te herstellen.
5. GS heeft in reactie op de tussenuitspraak bij brief van 31 oktober 2023 een aanvullende
motivering gegeven.
6. Eiseres heeft hierop bij brief van 4 december 2023 een zienswijze gegeven.
7. De rechtbank heeft onder toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (hierna: Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

8. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de
tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694). De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit, ook na de herstelpoging van GS, onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De tussenuitspraak
9. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat GS bij het bestreden
besluit, het verweerschrift en tijdens de zitting onvoldoende inzicht heeft gegeven in de totstandkoming van de rangorde van de aanvragers en de puntentelling voor eiseres en de hoger op de ranglijst geplaatste aanvragers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat GS niet heeft kunnen vaststellen of de deskundigencommissie de beoordelingssystematiek juist heeft toegepast en dat GS daarom niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Omdat het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het in strijd is met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
10. De rechtbank heeft GS in de gelegenheid gesteld om het in de tussenuitspraak
vastgestelde motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Ook heeft de rechtbank GS in overweging gegeven om eiseres krachtens artikel 7:2 van de Awb in beginsel te horen, wanneer GS gebruik maakt van de gelegenheid om het aangegeven motiveringsgebrek te herstellen.
Beoordeling van de aanvullende motivering
11. In de brief van 31 oktober 2023 heeft GS, onder verwijzing naar de bij die brief
gevoegde bijlagen en adviezen, een aanvullende motivering gegeven. In de brief heeft GS onder meer het volgende vermeld:
score in consensus
Wij wijzen er allereerst op dat van individuele scores bij deze deskundigencommissie geen sprake is. De deskundigencommissie adviseert, zoals volgt uit haar reglement van orde, op basis van een consensus-beoordeling, waarbij het uiteindelijke advies collegiaal is vastgesteld op basis van één door de deskundigencommissie (collegiaal) vastgesteld standpunt (zie artikel 4, eerste lid van dit reglement). Er worden derhalve geen scores van individuele leden bij elkaar opgeteld of gemiddeld om tot een score van de deskundigencommissie als geheel te komen. De adviezen, met de daarin aangebrachte aanvullingen (bijlage 3), in samenhang met de gespreksverslagen van de vergaderingen van de deskundigencommissie en de tabel in bijlage 1, bevatten een passende verantwoording van de rangorde van de projecten.
aangepast advies
In de deskundigencommissie vindt per criterium een discussie plaats, waaruit een oordeel volgt (onvoldoende, matig, voldoende, goed, excellent). Deze discussie vindt plaats aan de hand van de onderdelen die per criterium in het beoordelingskader staan (bijlage 2). In de adviezen ligt vast waarop dit oordeel is gebaseerd. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de deskundigencommissie scores per onderdeel geeft, of in het advies steevast op elk onderdeel expliciet ingaat: het gaat om het totaalbeeld dat de deskundigencommissie over een criterium heeft. Hoewel wij uit de tussenuitspraak niet kunnen opmaken waarom de rechtbank onvoldoende inzichtelijk acht gemaakt op welke wijze de beoordelingscriteria hebben geleid tot de adviezen, hebben wij de deskundigencommissie verzocht te bezien of zij de adviezen van een nadere onderbouwing kon voorzien in het licht van de criteria.
De deskundigencommissie heeft de adviezen gelet hierop nader gemotiveerd. In bijlage 3 treft u deze adviezen.”
12. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, met inachtneming van de uitspraak van de
Afdeling van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2258, overwogen dat “onvoldoende inzichtelijk is gemaakt op welke wijze de beoordelingscriteria hebben geleid tot de deskundigenoordelen” en dat “ook een scoreformulier, zonder uitsplitsing in de naar individuele leden van de adviescommissie gegeven punten en zonder nadere toelichting, onvoldoende inzicht biedt in de totstandkoming van de puntentelling.”
13. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft GS aangegeven gebruik te willen maken
van de gelegenheid om het in die uitspraak vermelde motiveringsgebrek te herstellen. In de brief van 31 oktober 2023, gelezen in samenhang met de daarbij gevoegde adviezen, betoogt GS echter opnieuw dat geen sprake is van scores van individuele leden die bij elkaar worden opgeteld of gemiddeld, dat de deskundigencommissie op basis van een consensus-beoordeling adviseert en dat de overgelegde adviezen en gespreksverslagen een passende verantwoording bevatten van de rangorde van de projecten.
De rechtbank oordeelt dat GS met deze herhaalde stellingen voorbijgaat aan de
overwegingen van de rechtbank in de tussenuitspraak en dat daarmee het in die uitspraak gegeven gebrek niet is hersteld. Ook de aanvullende motivering biedt immers niet het in de tussenuitspraak geformuleerde benodigde inzicht in de wijze waarop de beoordelingscriteria hebben geleid tot de deskundigenoordelen en in de totstandkoming van de puntentelling. Ook overigens ziet de rechtbank in de aanvullende motivering van GS geen aanleiding om terug te komen van de in de tussenuitspraak gegeven overwegingen over de gebreken aan de motivering van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

14. Gelet op wat de rechtbank heeft overwogen in deze uitspraak en gelet op het in de
tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het niet berust op een deugdelijke motivering. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. GS moet daarom een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres nemen rekening houdend met deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
15. Omdat de rechtbank het beroep tegen het inhoudelijk bestreden besluit gegrond
verklaart, moet GS aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. GS moet die vergoeding betalen. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op
€ 2.406,25 (1 punt voor het indienen van het beroep niet-tijdig met een waarde per punt van € 875,– en een wegingsfactor 0,25; de rechtbank overweegt daarbij dat een beroep niet-tijdig van zeer gering gewicht is omdat het alleen gaat om de vraag of GS niet tijdig heeft beslist; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 875,– en een wegingsfactor 1)

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar;
 verklaart het beroep voor het overige gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt GS op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
 draagt GS op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
 veroordeelt GS in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2406,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzitter, en mr. H.M.H. de Koning en mr. J.J.J. Sillen, leden, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De uitspraak is geschied in het openbaar op 22 januari 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.