ECLI:NL:RBOBR:2024:1057

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
23/3094
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens onvoldoende arbeidsvermogen en zorgvuldigheid van het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren op 31 mei 2000, heeft op 11 januari 2023 een aanvraag ingediend bij het UWV, die op 17 mei 2023 werd afgewezen op basis van het oordeel dat zij arbeidsvermogen heeft. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 2 november 2023. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, dat op 27 februari 2024 is behandeld. De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat eiseres niet in bewijsnood verkeert om de medische beoordeling te betwisten. De rechtbank oordeelt dat eiseres, ondanks haar chronische vermoeidheid, niet voldoet aan de wettelijke eisen voor een Wajong-uitkering. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel is ontstaan over de verzekeringsgeneeskundige beoordeling van het UWV. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de Wajong-aanvraag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/3094

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong [1] -uitkering.
1.1.
Met het besluit van 17 mei 2023 (het primaire besluit) heeft het UWV bepaald dat eiseres vanaf 13 januari 2023 geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij arbeidsvermogen heeft.
1.2.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Met het bestreden besluit van 2 november 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.4.
Eiseres heeft daartegen een beroepschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Ook waren de partner van eiseres en haar begeleider aanwezig.

De feiten

2. Eiseres is geboren op 31 mei 2000 en bereikte dus op 31 mei 2018 de leeftijd van 18 jaar. Zij heeft op 11 januari 2023 het formulier “Aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen” ingediend bij het UWV. Dit heeft geleid tot de besluitvorming die is vermeld onder punt 1.

De standpunten van partijen

3. Het UWV stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij beschikt over arbeidsvermogen. Het UWV verwijst ter onderbouwing daarvan naar de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen.
4. Eiseres is het daar niet mee eens. Ze stelt zich allereerst op het standpunt dat het UWV geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Eiseres is ten onrechte niet lichamelijk onderzocht, waardoor de beperkingen als gevolg van haar chronische vermoeidheid onvoldoende in kaart zijn gebracht. Verder vindt eiseres dat het UWV haar beperkingen heeft onderschat. Zij lijdt aan chronische vermoeidheid, maar de beperkingen gaan verder dan enkel vermoeidheidsklachten. Op de zitting heeft eiseres daaraan toegevoegd dat zij zo goed als bedlegerig is en niet beschikt over voldoende vermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Zij verzoekt de rechtbank om een aan het Nederlands Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid verbonden (onafhankelijke) deskundige te benoemen.

De beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de aanvraag om een Wajong-uitkering heeft afgewezen. De rechtbank doet de beoordeling mede aan de hand van de feiten en de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het UWV heeft dus terecht de aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het juridisch kader
7. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (geen arbeidsvermogen) heeft.
7.1.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
7.2.
Voor het recht op een Wajong -uitkering moet het UWV dus beoordelen of (ten minste) een van de vier hierboven genoemde situaties zich voordoet. Is dat zo, dan ontbreekt het arbeidsvermogen. In dat geval moet het UWV daarna beoordelen of dat ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is, zoals bedoeld in artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong.
7.3.
Bij een laattijdige aanvraag als hier aan de orde moet ook beoordeeld worden of eiseres op grond van artikel 1a:1, tweede lid van de Wajong, alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt en in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat zij op enig moment binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden.
8. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft uitgangspunten voor de rechter ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige. [2] De aanleiding daarvoor is een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (arrest Korošec). [3] Deze uitgangspunten houden kort samengevat in dat een beoordeling in drie stappen moet plaatsvinden. Eerst moet de zorgvuldigheid van de besluitvorming worden beoordeeld. De eisen die aan de besluitvorming van het UWV worden gesteld, vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht en het Schattingsbesluit (Sb). De rapporten van de verzekeringsartsen moeten op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende duidelijk zijn (stap 1). Vervolgens moet worden bekeken of er evenwicht bestaat tussen partijen in de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen (wapengelijkheid). Als er geen evenwicht bestaat, moet worden onderzocht hoe dat kan worden hersteld (stap 2). Als sprake is van evenwicht moet ten slotte een inhoudelijke beoordeling plaatsvinden (stap 3). Als eiseres door haar gemotiveerde betwisting twijfel heeft laten ontstaan over de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en deze na een eventuele reactie van het UWV niet is weggenomen, kan dat een reden zijn om een (medisch) deskundige te benoemen.
Zorgvuldigheid
9. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. Ook bevatten de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden en zijn ze voldoende duidelijk (stap 1). Daarbij is het volgende van belang.
9.1.
Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 6 april 2023 blijkt dat het dossier is bestudeerd. Daarnaast heeft de verzekeringsarts eiseres op 17 februari 2023 gezien op het spreekuur. Daarbij is een anamnese afgenomen en is eiseres bevraagd over haar dagverhaal. Ook heeft de verzekeringsarts eiseres observerend psychisch onderzocht.
9.2.
In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) de dossiergegevens bestudeerd en kennisgenomen van het door eiseres overgelegde schrijven van internist J.E.T. Reijnierse. De verzekeringsarts B&B was aanwezig bij de hoorzitting van 23 oktober 2023 en heeft eiseres en haar begeleiders hier ook gesproken. Toen is ook gesproken over het nut van een lichamelijk onderzoek. De verzekeringsarts B&B heeft daarover gezegd dat er bij een chronisch vermoeidheidssyndroom geen afwijkingen zullen worden gevonden bij een lichamelijk onderzoek. Ook is besproken of eiseres nog andere lichamelijk aandoeningen heeft die maken dat een lichamelijk onderzoek van meerwaarde is. Omdat dit niet het geval bleek, heeft de verzekeringsarts B&B afgezien van het verrichten van een lichamelijk onderzoek.
9.3.
Gelet op deze toelichting is de rechtbank van oordeel dat het achterwege laten van een lichamelijk onderzoek in dit geval niet maakt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, zoals eiseres betoogt. De rechtbank kan namelijk volgen dat bij dergelijke vermoeidheidsklachten een lichamelijk onderzoek geen afwijkingen aan het licht brengt en om dei reden geen meerwaarde heeft.
9.4.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het onderzoek en de besluitvorming zorgvuldig heeft plaatsgevonden.
Hebben partijen in gelijke mate de gelegenheid gehad om bewijsmateriaal aan te dragen?
10. De rechtbank is van oordeel dat zowel eiseres als het UWV in de gelegenheid zijn geweest om bewijsmateriaal te leveren (stap 2). Eiseres heeft in bezwaar de mogelijkheid gehad om medische informatie in te brengen en daar heeft zij gebruik van gemaakt. Zo heeft eiseres in bezwaar het schrijven van de internist ingebracht. In beroep heeft eiseres die mogelijkheid wederom gehad, maar heeft zij geen nadere medische informatie overgelegd. Zij heeft echter niet gesteld – en ook is de rechtbank niet gebleken – dat zij in bewijsnood heeft verkeerd. Eiseres heeft dus in voldoende mate weerwoord kunnen bieden aan wat de verzekeringsartsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit. Partijen zijn dan ook wat dit betreft in balans.
Inhoudelijke beoordeling
11. De rechtbank ziet in dat wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de inhoudelijke beoordeling te twijfelen (stap 3).
11.1.
Allereerst merkt de rechtbank op dat eiseres pas op de zitting haar (summiere) beroepschrift heeft voorzien van een nadere toelichting. Op de zitting is besproken dat deze wijze van procederen niet erg efficiënt is, omdat het UWV nu de kans is ontnomen om de verzekeringsarts B&B of de arbeidsdeskundige B&B eventueel op deze toelichting te laten reageren. Voor het buiten beschouwing laten van de op de zitting gegeven toelichting wegens strijd met de goede procesorde, zoals het UWV heeft bepleit, ziet de rechtbank in dit geval echter geen aanleiding. Enerzijds omdat de toelichting niet is voorzien van medische stukken die ter beoordeling aan een verzekeringsarts moeten worden voorgelegd, en anderzijds omdat de gemachtigde van het UWV er op de zitting alsnog adequaat op heeft kunnen reageren.
11.2.
De verzekeringsartsen zijn ermee bekend dat eiseres lijdt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom. Zij hebben in hun rapporten toegelicht dat eiseres niettemin in staat moet worden geacht om ten minste één uur per dag aaneengesloten te werken (zie: punt c onder 7.1.) en om ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn (zie: punt d onder 7.1.). De verzekeringsarts B&B heeft daarover in het rapport van 23 oktober 2023 het volgende toegelicht. Bij eiseres is een urenbeperking van toepassing van 20 uur per week, wat betekent dat zij 4 uur per dag beschikbaar is. Eiseres heeft daar wel begeleiding bij nodig, maar niet dusdanig intensief dat vaker dan één keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces nodig is. Tenslotte is sprake van een angststoornis, maar ook dat zorgt er niet voor dat eiseres niet in staat is om vier uur per dag en één uur aaneengesloten kan werken.
11.3.
Verder hebben de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen in hun rapporten geoordeeld dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden (zie: punt b onder 7.1.). Bij basale werknemersvaardigheden gaat het om het kunnen begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies en het in staat zijn om afspraken met een werkgever na te komen. Essentieel is of het ontbreken van deze vaardigheden voorkomt uit ziekte of gebrek. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden. Vastgesteld is dat bij eiseres sprake is van een lichte verstandelijke beperking, maar het IQ is niet dusdanig laag dat zij niet in staat is om opdrachten te begrijpen, te onthouden of uit te voeren. De arbeidsdeskundige B&B concludeert eveneens dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden. Zij heeft er blijk van gegeven dat zij opdrachten begrijpt en zij kon zich thuis aan de studie zetten. Weliswaar is sprake van vermoeidheid en een laag werktempo, maar die aspecten spelen geen rol bij de beoordeling van basale werknemersvaardigheden.
11.4.
Tot slot hebben de arbeidsdeskundigen in hun rapporten ook geconcludeerd dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie (zie: punt a onder 7.1.). De primaire arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 16 mei 2023 uitgelegd dat eiseres, met haar beperkingen, in staat is om de taak ‘post sorteren’ te verrichten. De arbeidsdeskundige B&B is het daar in de herbeoordeling mee eens.
11.5.
Eiseres stelt op de zitting dat zij zo goed als bedlegerig is, en geeft daarbij als voorbeeld dat een glaasje water halen of naar de koelkast lopen al iets is waar ze nauwelijks energie voor heeft en dus ondersteuning voor nodig heeft. Eiseres heeft deze stelling in deze beroepsprocedure echter niet onderbouwd, bijvoorbeeld met medische stukken. Dat wringt, omdat uit de rapporten en verslagen die wel in het dossier aanwezig zijn niet blijkt dat sprake is van de door eiseres omschreven situatie van bedlegerigheid. Zo blijkt dat eiseres tot enkele jaren geleden naar school is gegaan, waarbij zij wel geregeld heeft verzuimd maar niet excessief. Verder blijkt dat eiseres in staat is om stukken of stukjes te wandelen en blijkt uit het dagverhaal wel dat zij vrij weinig energie heeft, maar niet dat sprake is van bedlegerigheid. Ook het feit dat eiseres de zitting in deze beroepszaak, die inclusief een korte schorsing circa 45 minuten duurde, heeft kunnen bijwonen en gedurende deze zitting de (slechts enkele, eenvoudige) vragen die haar werden gesteld adequaat heeft kunnen beantwoorden, wijst de rechtsbank niet op een situatie van bedlegerigheid. Bij dit alles betrekt de rechtbank dat de verzekeringsartsen van het UWV hebben toegelicht dat niet blijkt dat de situatie van eiseres sinds haar 18e verjaardag tot aan de aanvraagdatum en ook daarna wezenlijk is verbeterd of verslechterd. Eiseres heeft dat overigens ook niet betwist.
11.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen wijst de rechtbank het verzoek van eiseres om een aan het Nederlands Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid verbonden (onafhankelijke) deskundige te benoemen af. De reden daarvoor is dat eiseres met wat zij heeft aangevoerd geen twijfel heeft laten ontstaan over de verzekeringsgeneeskundige beoordeling van het UWV.
11.7.
Het voorgaande betekent niet dat de rechtbank vindt dat er met eiseres niets aan de hand is. Uit wat op de zitting is gezegd en ook uit wat in het dossier staat, is het de rechtbank duidelijk geworden dat eiseres behoorlijk beperkt is en dat zij het moeilijk vindt om goed om te gaan met haar angst- en vermoeidheidsklachten. Er zijn in dat verband ook (forse) beperkingen door het UWV aangenomen. Het is echter zo dat de voorwaarden om voor een Wajong-uitkering in aanmerking te komen erg streng zijn, en dat uit objectieve (medische) stukken moet blijken dat eiseres voldoet aan die voorwaarden. En dat laatste is naar oordeel van de rechtbank niet het geval.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing om eiseres geen Wajong-uitkering toe te kennen in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.L. Burg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.CRvB 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226, en CRvB 28 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2770.
3.EHRM 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD00772121.