Uitspraak
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Reusel-De Mierden
Zitting
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de waardering van een woning onder de Wet WOZ. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning in [woonplaats], had beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Reusel-De Mierden, die de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2022 had vastgesteld op € 497.000. Eiser betwistte deze waarde en stelde een lagere waarde van € 463.000 voor, maar onderbouwde deze claim niet adequaat.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door middel van een taxatierapport en vergelijkingsobjecten. De rechtbank vond de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar en oordeelde dat de heffingsambtenaar rekening had gehouden met relevante verschillen. Eiser had tijdens de zitting enkele nieuwe klachten ingebracht, maar deze werden als strijdig met de goede procesorde beschouwd, omdat ze pas op de zitting naar voren waren gebracht.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak werd gedaan door mr. A.F. Vink en is openbaar uitgesproken. Partijen hebben het recht om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.