ECLI:NL:RBOBR:2024:100
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid en inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-1
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 15 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-1 beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin de tegemoetkoming op € 0 was vastgesteld, en het voorschot dat zij had ontvangen werd teruggevorderd. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding van één dag verschoonbaar is, gezien de omstandigheden waaronder eiseres haar beroep heeft ingesteld. Eiseres had wekelijks het werkgeversportaal van het UWV geraadpleegd en had op basis van een bericht van haar accountant op 24 juni 2022 direct beroep ingesteld nadat het bestreden besluit was gevonden.
De rechtbank concludeert dat de minister de definitieve tegemoetkoming op € 0 heeft vastgesteld omdat de accountant een afkeurende verklaring heeft afgegeven. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om de zorgvuldigheid van de accountantsverklaring te verifiëren, aangezien het aan eiseres was om een goedkeurende verklaring te overleggen. De rechtbank stelt vast dat de minister bevoegd was om de tegemoetkoming lager vast te stellen en dat de terugvordering van het voorschot rechtmatig was. Uiteindelijk wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.