Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Tijdens de zitting heeft eiseres bevestigd dat haar beroep uitsluitend gericht is tegen de boete van € 16.200,-, die is opgelegd wegens overtreding van artikel 16, tiende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, juncto artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit.
10. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is er sprake van een overtreding?
12. Eiseres betoogt dat geen sprake is van een overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Zij stelt dat het slachtoffer was opgedragen om alleen etiketten te verwijderen van de losstaande computers en niet ook van andere plaatsen, zoals de sorteerband. Volgens eiseres heeft het slachtoffer zich niet gehouden aan die opdracht en heeft zij op eigen initiatief en tegen beter weten in onvoorzichtig gehandeld. Eiseres voert verder aan dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid omdat de direct leidinggevende van het slachtoffer niet is gehoord door de inspecteur over de instructies die aan het slachtoffer zijn gegeven.
13. Artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit bepaalt dat onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel slechts worden uitgevoerd indien het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt. Indien dit niet mogelijk is worden doeltreffende maatregelen genomen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.
De machines in de bedrijfsruimte kunnen aangemerkt worden als arbeidsmiddelen als bedoeld in deze bepaling. Door eiseres wordt niet betwist dat de arbeidsmiddelen kunnen worden uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos kunnen worden gemaakt. Op het moment van het ongeval was de transportband niet uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos gemaakt. Niet in geschil is dat de rechterhand van het slachtoffer is meegetrokken door de transportband en dat zij met haar vingers klem kwam te zitten tussen de transportband en een metalen geleideplaat. Een redelijke uitleg van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit brengt met zich dat, mede gelet op de nota van toelichting bij artikel 7.5 van het Arbobesluit, dit voorschrift is overtreden. Uit de toelichting volgt dat de regeling werd vastgesteld omdat was gebleken dat de gevaren bij werkzaamheden niet of althans onvoldoende werden ingeschat en er veel ernstige ongevallen plaatsvonden. Door het uitschakelen van het arbeidsmiddel zou de veiligheid van medewerkers die deze werkzaamheden verrichten zo goed mogelijk worden gewaarborgd, aldus de nota van toelichting. Omdat de transportband bij het uitvoeren van de werkzaamheden, waarbij de hand van het slachtoffer is meegetrokken, niet was uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos gemaakt, oordeelt de rechtbank dat dit voorschrift is overtreden. Dat het slachtoffer niet was opgedragen om werkzaamheden aan de sorteerband uit te voeren, is voor de beoordeling of dit voorschrift is overtreden niet van belang. Dit geldt ook voor het betoog dat de leidinggevende ten onrechte niet is gehoord over de instructies aan het slachtoffer. Ook zonder een verklaring van de leidinggevende kan immers worden vastgesteld dat het voorschrift van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit is overtreden. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 december 2022.In dat oordeel ligt besloten dat het betoog van eiseres niet slaagt, dat zij artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit heeft overtreden en dat de minister daarom bevoegd was om een boete op te leggen.
Valt eiseres een verwijt te maken?
14. De rechtbank stelt voorop dat artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit geen opzet of schuld als bestanddeel bevat. Daarom staat de overtreding van dat artikellid vast als niet is voldaan aan het daarin vervatte materiële voorschrift. Dat eiseres, zoals zij stelt, niet opzettelijk heeft gehandeld bij het arbeidsongeval is daarom niet relevant. In beginsel wordt van de verwijtbaarheid van de overtreding uitgegaan. Als een werkgever betoogt dat hem ter zake van die overtreding geen enkel verwijt valt te maken en hij in dat verband schulduitsluitingsgronden aanvoert, moet door hem aannemelijk gemaakt worden dat hij al wat redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de opgelegde boete te matigen.
15. Op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (Beleidsregel) kan de minister de boete matigen indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:
a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
c. als er adequate instructies zijn gegeven;
d. als er adequaat toezicht is gehouden.
16. Het antwoord op de vraag of eiseres een verminderde mate van verwijt te maken valt, hangt dus in de eerste plaats samen met de vraag of zij aan de vier matigingsgronden van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel heeft voldaan.
17. De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat eiseres de specifieke risico’s van de concrete schoonmaakwerkzaamheden onvoldoende heeft geïnventariseerd en vastgelegd. Een voldoende inventarisatie van die werkzaamheden ontbreekt ook in het door eiseres overgelegde Risico-inventarisatie & evaluatie (RI&E) en plan van aanpak, nog daargelaten het antwoord op de vraag of deze documenten, die betrekking hebben op het concern [bedrijf] , ook gelden voor de onderneming van eiseres.
18. De minister heeft terecht aangenomen dat niet is gebleken van een vooraf door eiseres vastgestelde veilige werkwijze, waaruit blijkt hoe de etiketten moeten worden verwijderd van de sorteerlijnen. De algemene veiligheidsinstructies voor de etiketteermachine en de sorteermachine, naar welke eiseres heeft verwezen, bepalen weliswaar dat het personeel dat de reinigingswerkzaamheden verricht geïnstrueerd moet zijn, maar geven niet aan hoe etiketten van de sorteerlijnen moeten worden verwijderd.
19. Omdat niet is gebleken van een ontwikkelde veilige werkwijze, kan ook niet gezegd worden dat daarvoor de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd of dat adequaat toezicht op de toepassing van de veilige werkwijze is gehouden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2022.Er is daarom geen reden om de boete te matigen op grond van die twee matigingsgronden.
20. Evenmin was er aanleiding tot matiging van de boete omdat adequate instructies zijn gegeven. Eiseres heeft haar stelling dat aan het slachtoffer uitdrukkelijk de opdracht is gegeven om slechts de etiketten van computerkasten te verwijderen niet met overtuigende, verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt. Dit klemt temeer omdat het slachtoffer zelf heeft verklaard dat zij opdracht had gekregen om alle etiketten te verwijderen. Bovendien volgt uit het boeterapport dat sprake was van een taalbarrière tussen het slachtoffer en de leidinggevende en de opdracht door middel van handgebaren plaatsvond. Aan de veiligheidsinstructies voor de etiketteer- en sorteermachine kan niet de door eiseres gewenste betekenis worden toegekend omdat dit algemene instructies zijn die niet kunnen worden aangemerkt als adequate instructies voor de concrete werkzaamheden die ten tijde van het arbeidsongeval werden verricht en gericht waren op het voorkomen van de overtreding. Niet gebleken is bijvoorbeeld dat het slachtoffer instructies heeft gekregen dat zij uitsluitend schoonmaakwerkzaamheden aan een arbeidsmiddel mag verrichten als dat uitgeschakeld is.
21. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet alles heeft gedaan wat in redelijkheid van haar verwacht mocht worden om de overtreding te voorkomen en dat geen van de matigingsgronden van toepassing is. Daarbij betrekt de rechtbank dat bij de beoordeling of er aanleiding is om te matigen de rol van de werknemer niet doorslaggevend is, maar alleen van ondergeschikt belang. Het gaat er immers om wat de werkgever heeft gedaan om de overtreding te voorkomen.
Omstandigheden waaronder overtreding is gepleegd en evenredigheid
22. Eigen schuld van het slachtoffer is geen matigingsgrond als genoemd in de Beleidsregel, maar kan een reden zijn om de boete te matigen op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb. De hoogte van de boete moet namelijk worden afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
23. Het betoog van eiseres dat het slachtoffer tegen beter weten in en buitengewoon onvoorzichtig heeft gehandeld en zich niet aan haar opdracht heeft gehouden, slaagt niet. Het arbeidsongeval en de overtreding hebben immers kunnen ontstaan omdat de voorwaarden voor de matigingsgronden ontbraken, met name omdat geen sprake was van een veilige werkwijze en adequate instructies. De stelling van eiseres dat een onvolledig beeld is ontstaan omdat de inspecteur alleen het slachtoffer heeft gehoord en niet de direct leidinggevende en andere personen die betrokken waren bij de werkzaamheden, treft evenmin doel. De minister heeft er in dit verband terecht op gewezen dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om verklaringen in te brengen met betrekking tot de overtreding. De beroepsgrond dat er aanleiding is om de boete te matigen wegens eigen schuld van het slachtoffer faalt.
24. Pas op de zitting heeft eiseres gesteld dat het vingerkootje van het slachtoffer niet is geamputeerd, maar dat ‘alleen wat vlees verwijderd’ is. Aan deze stelling kan niet de door eiseres gewenste betekenis worden toegekend, omdat deze niet is onderbouwd met verifieerbare en objectieve gegevens en evenmin wordt bevestigd door de beschikbare gegevens, waaronder de verklaring van het slachtoffer.
25. In het kader van de evenredigheid van de boete heeft eiseres in het beroepschrift aangevoerd dat de inspecteur ten onrechte niet heeft onderzocht of aanzetting van het vingerkootje van het slachtoffer niet meer mogelijk was als gevolg van de lange wachttijd in het ziekenhuis na het ongeval, en dat daardoor niet kan worden vastgesteld dat het blijvende letsel geheel aan eiseres te verwijten valt.
26. Voor zover eiseres met deze beroepsgrond heeft betoogd dat direct causaal verband tussen het arbeidsongeval en het letsel niet kan worden vastgesteld, slaagt dit betoog niet. Vaststaat immers dat het vingerkootje is geamputeerd door het arbeidsongeval en daardoor in het ziekenhuis is behandeld en het slachtoffer blijvend letsel heeft opgelopen. De omstandigheid dat het niet is gelukt om het vingerkootje weer aan te hechten doet niet af aan de ernst van de overtreding en biedt geen aanleiding tot matiging van de boete.
27. Zoals de minister heeft aangegeven is de Beleidsregel per 23 juli 2019 gewijzigd naar aanleiding van een aantal uitspraken van de Afdeling, waarbij meer differentiatie is toegepast bij de hoogte van de op te leggen boete. Artikel 1, tiende lid van de Beleidsregel geeft vermenigvuldigingsfactoren voor verschillende maten van ernst van blijvend letsel en voor verschillende verblijfsduren in een ziekenhuis. Bij licht blijvend letsel, zoals in dit geval, wordt het boetenormbedrag ingevolge de Beleidsregel vermenigvuldigd met een factor 3. Eiseres heeft ook overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd, die de rechtbank aanleiding geven voor het oordeel dat het beleid en de toepassing daarvan in dit geval onevenredig is.