In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 15 augustus 2023 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.L.G.J. Eikelboom. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. S. ter Braak, de rechter in de hoofdzaak, en was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdig was en het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden. Verzoekster voelde zich benadeeld door de wijze waarop de rechter haar stellingen had behandeld en had het gevoel dat de rechter een voorkeur had voor de tegenpartij.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de aangevoerde gronden in wezen neerkomen op processuele onvrede en dat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn die wijzen op een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleveren. De wrakingskamer oordeelde dat de wrakingsgronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was.
De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend en dat de afwijzing van de rechter op 10 juli 2023 een procesbeslissing was waartegen geen wraking kan worden ingesteld. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer.