In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 9 oktober 2023 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster, die betrokken is in een procedure betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van haar minderjarige dochter. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. V.M. Smits, de rechter die eerder beslissingen had genomen in deze zaak. Verzoekster stelde dat de rechter in het verleden onjuiste beslissingen had genomen, wat volgens haar een grond voor wraking vormde. De wrakingskamer oordeelde echter dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond was, omdat een wrakingsverzoek niet kan worden ingediend tegen een rechterlijke beslissing in een eerdere procedure. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen bewijs van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter. Bovendien werd vastgesteld dat verzoekster het wrakingsinstrument misbruikte door herhaaldelijk verzoeken in te dienen die gebaseerd waren op eerdere beslissingen die al waren afgewezen. De wrakingskamer besloot dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaak niet meer in behandeling zouden worden genomen als ze gebaseerd waren op dezelfde gronden als eerder afgewezen verzoeken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.