In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. De zaak betreft een informatiebeschikking die is genomen door de heffingsambtenaar omdat de eiser niet volledig had voldaan aan de verplichting om informatie te verstrekken over de waarde van zijn onroerende zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 27 februari 2021 bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking en dat de heffingsambtenaar op 6 april 2021 een informatiebeschikking heeft verzonden, omdat de eiser niet had gereageerd op een eerder verzoek om informatie. De rechtbank oordeelt dat de informatiebeschikking niet in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat de heffingsambtenaar rechtmatig heeft gehandeld. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en hij krijgt een termijn van vier weken om alsnog aan de informatieverplichting te voldoen. Tevens is het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.