ECLI:NL:RBOBR:2023:6050

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
22/58, 22/59, 22/130
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank over beroepen tegen de Legger Waterstaatswerken 2021 van Waterschap de Dommel

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 28 december 2023, wordt de bevoegdheid van de rechtbank beoordeeld met betrekking tot de beroepen van drie eisers tegen de Legger Waterstaatswerken 2021 van Waterschap de Dommel. De rechtbank concludeert dat zij onbevoegd is om de beroepen te behandelen, omdat de waterbergingsgebieden ten opzichte van de vorige legger niet zijn gewijzigd. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben hun beroepen ingediend tegen de vaststelling van de legger, die op 30 november 2021 door het dagelijks bestuur is vastgesteld. Tijdens de zitting op 14 november 2023 hebben de eisers hun standpunten toegelicht, waarbij zij aanvoerden dat er wel degelijk wijzigingen zijn in de waterbergingsgebieden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de begrenzing van deze gebieden niet is veranderd en dat er geen grond is voor een inhoudelijke behandeling van de beroepen. De rechtbank verwijst naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bepaald dat beroep alleen mogelijk is bij wijziging van de ligging van waterbergingsgebieden. De rechtbank heeft besloten dat de eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen, aangezien zij onbevoegd is. Het griffierecht dat door de eisers is betaald, zal worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 22/58, SHE 22/59 en SHE 22/130.

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 december 2023 in de zaken tussen

1. [eiseres 1]uit [plaats] , eiseres 1
(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie) (SHE 22/58)
2. [eiser 2] ,uit [plaats] , eiser 2 (SHE 22/59),
3. [eiseres 3]uit [plaats] , eiseres 3 (SHE 22/130)
(gemachtigde: mr. L.A. Pronk),
en

het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel, het dagelijks bestuur

(gemachtigde: drs. M.A.A. Strikker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de vaststelling door het dagelijks bestuur van de (gecombineerde) Legger waterstaatswerken 2021 (hierna: de legger). Het dagelijks bestuur heeft deze legger vastgesteld op 30 november 2021.
1.1
Het dagelijks bestuur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
Eisers en het dagelijks bestuur hebben daarna nadere reacties en stukken ingediend.
1.3
De rechtbank heeft de beroepen op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] en de gemachtigde van eiseres 1,
eiser 2 en [naam] en de gemachtigde van eiseres 3, en de gemachtigde van het dagelijks bestuur.
1.4
Tijdens de zitting heeft de rechtbank het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld om delen van de verbeelding van de legger Waterberging 2019 en van de legger over te leggen zoals die zijn getoond tijdens de zitting of van delen die toen nog niet beschikbaar waren.
1.5
Eisers 2 en 3 hebben op deze stukken van het dagelijks bestuur gereageerd.
1.6
Omdat geen van de partijen heeft laten weten behoefte te hebben aan een nadere zitting, is het onderzoek daarna gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat zij onbevoegd is. Deze beslissing staat aan het einde van deze uitspraak onder het kopje “Beslissing”. Hierna legt de rechtbank eerst uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De regels die van belang zijn voor deze uitspraak staan in de bijlage.
De legger
4. Het dagelijks bestuur heeft de legger vastgesteld op grond van de Waterwet (artikel 5.1) en de Waterschapswet (artikel 78, eerste lid). Met de legger heeft het dagelijks bestuur de Legger oppervlaktewaterlichamen 2018, de Legger waterberging 2019 (legger Waterberging) en de Legger waterkeringen 2020 samengevoegd.
Ligging percelen eisers
5. Eiseres 1 heeft percelen voor haar landbouwbedrijf in eigendom, die kadastraal bekend zijn als Valkenswaard, Sectie [sectienummer] , sectie [sectienummer] en sectie [sectienummer] (landbouwbedrijf). Het woonperceel met horecabedrijf is kadastraal bekend als sectie [sectienummer] .
6. Eiser 2 woont op [adres] . Hij is eigenaar een perceel dat is gelegen aan de Boschloop (GA24), kadastraal bekend als Maarheeze, sectie [sectienummer] .
7. Eiseres 3 is eigenaar van een perceel, kadastraal bekend als Maarheeze, sectie [sectienummer] , in eigendom.
Omvang beroep
8. Tijdens de zitting hebben eisers laten weten geen bezwaar te hebben tegen de vaststelling van de legger, voor zover daarbij op grond van de Waterschapswet (artikel 78, eerste lid) onderhoudsplichtigen zijn aangewezen. Zij keren zich - onder meer - tegen de aanwijzing van delen van hun percelen als waterbergingsgebied.
Bevoegdheid rechtbank – uitgangspunten
9. Voordat de rechtbank de beroepen van eisers inhoudelijk kan behandelen, moet de rechtbank nagaan of zij bevoegd is om daarover een oordeel te geven. Dat moet zij nagaan ongeacht wat eisers hebben aangevoerd. Zonder bevoegdheid, mag de rechtbank namelijk geen inhoudelijk oordeel geven over de beroepen van eisers.
10. De bevoegdheid van de rechtbank om een oordeel te geven over de legger, is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) een uitspraak gedaan over de uitleg van de Awb die voor dit beroep van belang is. De Awb en de uitspraak zijn hierna verkort weergegeven.
10. De Awb bepaalt (in artikel 8:5, eerste lid, en Bijlage 2) - samengevat weergeven -dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld tegen een legger die op grond van de Waterwet (artikel 5.1) is vastgesteld, tenzij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in de Waterwet wordt vastgesteld of gewijzigd.
10. De Afdeling is in haar uitspraak van 28 maart 2018 [1] tot het oordeel gekomen dat geen beroep kan worden ingesteld tegen de aanwijzing van een vaststelling van een waterbergingsgebied of beschermingszone die wordt herhaald. Als reden voor dit oordeel geeft de Afdeling dat op grond van de Awb alleen bij wijze van uitzondering beroep kan worden ingesteld tegen een legger die op grond van de Waterwet is vastgesteld.
Bevoegdheid rechtbank – beoordeling
13. Het dagelijks bestuur stelt zich kort weergegeven op het standpunt dat de legger geen wijziging aanbrengt in de begrenzing van waterbergingsgebieden.
14. Tijdens de zitting heeft het dagelijks bestuur dit standpunt toegelicht aan de hand van een aantal beschikbare verbeeldingen van de legger Waterberging en de legger.
De verbeeldingen van de legger Waterberging en van de legger die het daarna heeft overgelegd, zijn door de Watergraaf aangemerkt als verbeeldingen die horen bij de besluiten tot vaststelling van die leggers.
14. Eiseres 1 voert aan dat het voor haar niet vast staat dat de waterbergingsgebieden ongewijzigd zijn vastgesteld. Zij heeft wijzigingen geconstateerd rondom de gestuurde waterberging Valkenswaard. Ook zijn aangewezen waterbergingen op haar perceel niet meer terug te vinden op de legger en is de omgevingsverordening gewijzigd met betrekking tot de aanwijzing van regionale en gestuurde waterbergingen op het perceel. De legger zelf geeft ook aan dat de waterbergingsgebieden zijn vastgesteld op grond van een actuele modellering. Eiseres 1 wijst hiervoor naar paragraaf 6.2 van de legger.
14. Eiser 2 voert aan dat de legger niet alleen een samenvoeging is, maar dat ook wijzigingen in het veld hebben plaatsgevonden. Zo is een A-watergang gedempt en is op zijn perceel een natte natuurzone toegevoegd.
14. Eiseres 3 voert als eerste aan dat alleen al door de samenvoeging van leggers sprake is van een wijziging. Verder wijst zij er op dat op haar perceel een waterbergingsgebied is toegevoegd en dat het waterschap verschillende B-watergangen niet heeft toegevoegd. Ook stelt eiseres 3 dat delen van haar perceel ten onrechte als natuurlijk waterbergingsgebied zijn aangewezen. Zij vraagt zich verder in haar nadere reactie af of de overgelegde verbeelding van de legger Waterberging overeenkomt met de verbeelding die ter inzage is gelegd.
14. De rechtbank kan zich voorstellen dat bij eisers de indruk is ontstaan dat zij beroep konden instellen tegen de legger, onder meer omdat daarbij de waterbergingsgebieden opnieuw zijn vastgesteld. In het besluit staat namelijk dat een nieuwe legger wordt vastgesteld waarin ook bergingsgebieden zijn opgenomen.
14. Dat betekent echter niet dat de rechtbank bevoegd is om de beroepen van eisers te behandelen. Op grond van de Awb en de uitspraak van de Afdeling die hiervoor zijn weergegeven, gaat het er namelijk om of de begrenzing van de waterbergingsgebieden wordt gewijzigd ten opzichte van de vorige legger. Met andere woorden: of de waterbergingsgebieden ergens anders zijn komen te liggen. Dat is niet het geval. Uit de vergelijking van de verbeeldingen van de legger Waterberging met de verbeeldingen van de legger, maakt de rechtbank op dat de begrenzing van de waterbergingsgebieden die bij de legger zijn aangewezen, niet zijn gewijzigd ten opzichte van de begrenzing in de legger Waterberging. Dat geldt voor alle percelen van eisers waar waterbergingsgebieden zijn aangewezen. De rechtbank hecht geen waarde aan de feitelijke situatie en de vraag of deze situatie overeenstemt met de situering in de verbeelding. Voor de vraag of de rechtbank bevoegd is, is alleen van belang of de begrenzing van de waterbergingsgebieden op de verbeelding is gewijzigd of niet, en is niet van belang of deze begrenzing afwijkt van de feitelijke situatie. Overigens heeft de rechtbank geen aanwijzingen dat de verbeeldingen van de legger Waterberging zoals die door het dagelijks bestuur zijn overgelegd, niet overeenkomen met de verbeeldingen zoals die bij het ontwerp van die legger ter inzage zijn gelegd.

Conclusie en gevolgen

20. De rechtbank is onbevoegd. Zij mag de zaak dus niet behandelen. Dat betekent dat de rechtbank niet zal ingaan op wat eisers inhoudelijk tegen de legger hebben aangevoerd.
20. In artikel 2.5, zevende lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021 is bepaald dat het door de griffier geheven griffierecht moet worden terugbetaald, als de bestuursrechter niet bevoegd is kennis te nemen van het beroepschrift. De rechtbank zal er dan ook zorg voor dragen dat het door eisers verschuldigde griffierecht aan eisers wordt terugbetaald. Dit houdt in dat eiseres 1 en 3 € 365,00 terugkrijgen en eiser 2 € 181,00.
22. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. Dat komt omdat de rechtbank onbevoegd is.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- bepaalt dat het door ieder van de eisers verschuldigde griffierecht (€ 365,00 voor eiseres 1 en eiseres 3, en € 181,00 voor eiser 2) door de rechtbank wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, voorzitter, mr. M.J.H.M. Verhoeven en mr. R.P.A. Kraaijeveld, leden, in aanwezigheid van mr. N. Duin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage – overzicht regels die van belang zijn voor deze uitspraak

Algemene wet bestuursrecht(Awb)
- Artikel 8:5, eerste lid
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
- Bijlage 2 - Artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld.
(…).
- Waterwet: de artikelen 4.1; 4.4; 4.6; 5.1, behoudens voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt vastgesteld of gewijzigd (…).
Waterwet
- Artikel 5.1, eerste lid:
De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.
- Artikel 1.1 van de Waterwet
(…).
bergingsgebied: krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen. (…).