Uitspraak
W.J.G. Loeffen, uit Linden, eiser (SHE 23/87)
)
de minister voor Natuur en Stikstof, de minister
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- de habitattypenkaarten die zijn opgesteld door de provincies, het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat en het ministerie van Defensie. Deze habitattypenkaarten zijn weer gebaseerd op onderliggende documentatie en onderzoeken.
- het rapport 'Het voorkomen van Habitatrichtlijnsoorten in Habitatrichtlijngebieden. Advies ten aanzien van wijzigingen in de Natura 2000-aanwijzingsbesluiten' van de Vlinderstichting uit 2017.
- De habitattypenkaarten en achtergronddocumentatie (zeker in de gevallen waarin de habitattypenkaarten ten tijde van de aanwijzing nog moesten worden aangepast) vormen de basis van het Wijzigingsbesluit. Zonder deze stukken kunnen eisers en anderen geen wezenlijke en betekenisvolle inspraak geven op een van de belangrijkste vragen die in het Wijzigingsbesluit wordt beantwoord: wat was er ten tijde van de aanwijzing van een gebied in niet verwaarloosbare mate aanwezig? Zij kunnen zonder deze stukken ook niet betwisten dat een habitattype er was.
- Juist omdat het Wijzigingsbesluit is gebaseerd op gecorrigeerde habitattypenkaarten dan wel dit besluit in overleg met de bronhouder in afwijking van de oorspronkelijke habitattypenkaarten is vastgesteld, kunnen deze kaarten niet zonder meer worden beschouwd als openbare stukken die niet in kader van deze procedure zijn opgesteld. De habitattypenkaarten zijn gewijzigd bij de totstandkoming van het Wijzigingsbesluit of worden nog gewijzigd. Het is dus maar de vraag of het opvragen van de habitattypenkaarten voor eisers soelaas biedt of heeft geboden. Er is een reële mogelijkheid dat alleen uit de achtergronddocumenten kan worden achterhaald wat er is gewijzigd en waar in het gebied de habitattypen liggen. De rechtbank kan niet uitsluiten dat, als personen om de habitattypenkaarten zouden vragen, zij ongecorrigeerde (dus de verkeerde) kaarten zouden krijgen. De omstandigheid dat de minister niet de bronhouder is, speelt naar het oordeel van de rechtbank dus géén rol, gelet op de invloed van de minister bij het opstellen en later laten corrigeren van de habitattypenkaarten.
- De minister had zelf wel de beschikking over de habitattypenkaarten en is in staat gebleken om redelijk eenvoudig afdrukken van de relevante onderdelen van habitattypenkaarten ter beschikking te stellen. Uit deze afdrukken blijkt al snel waar de toegevoegde of aangepaste habitats zich bevinden in het gebied. De minister heeft er zelf voor gekozen om in één Wijzigingsbesluit 100 Natura 2000-gebieden te behandelen. De minister had ook per Natura 2000-gebied de instandhoudingsdoelstellingen kunnen aanpassen en wijzigen en habitattypen of soorten kunnen toevoegen of verwijderen. Dat was veel minder omslachtig geweest en de minister had dan ook zonder al te veel moeite de habitattypenkaarten ter inzage kunnen leggen. De rechtbank begrijpt dat het ter beschikking stellen van GIS-bestanden omslachtig kan zijn en dat veel mensen niet weten om te gaan met GIS-bestanden. Dat ontslaat de minister echter niet van de plicht om in ieder geval de afdrukken van de habitattypenkaarten tijdig (ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit) bekend te maken en ter inzage te leggen. Door middel van pdf-afdrukken van habitattypenkaarten kan relatief eenvoudig kenbaar worden gemaakt waar de toegevoegde habitattypen zich bevinden in het gebied. In een tijd waarin steeds meer documentatie slechts met een computer is te raadplegen, rust op de overheid juist de verplichting om het voor mensen makkelijker te maken, niet omslachtiger. De suggestie dat derden zelf kunnen zien waar de habitattypen zich in het gebied bevinden, kan de minister niet baten. De minister kan niet van personen verlangen om een eigen veldonderzoek in te stellen. Overigens gaat het in deze procedure louter om habitattypen die aanwezig waren ten tijde van de aanwijzing, niet ten tijde van het ontwerpbesluit, het Wijzigingsbesluit of deze procedure.
Conclusie en gevolgen
- De minister moet, om nodeloze vertraging te voorkomen, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank mededelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen.
- Eisers krijgen tot 19 januari 2023 de gelegenheid om de minister te verzoeken om inzage in habitattypenkaarten dan wel toezending van achtergronddocumenten van specifieke habitattypen of soorten in Natura 2000-gebieden die geheel of gedeeltelijk liggen in het rechtsgebied van deze rechtbank.
- De rechtbank geeft de minister de aanwijzing om uiterlijk 31 januari 2024 inzage in GIS-bestanden te verschaffen dan wel de gevraagde achtergronddocumenten toe te zenden aan eisers die daarom hebben verzocht, met afschrift aan de rechtbank.
- Eisers krijgen vervolgens tot 31 maart 2024 de gelegenheid om te onderbouwen dat de betreffende habitattypen en/of soorten in het desbetreffende gebied ten tijde van het aanwijzingsbesluit van het gebied niet in een niet-verwaarloosbare mate aanwezig waren dan wel te onderbouwen dat de verhoging van het ambitieniveau in de instandhoudingsdoelstellingen van ‘behoud’ naar ‘uitbreiding’ of ‘verbetering’ onvoldoende is gemotiveerd.
- Als een van de partijen de aanwijzingen in deze tussenuitspraak niet (tijdig) opvolgt, kan de rechtbank hieraan conclusies verbinden. De termijnen in de aanwijzingen van de tussenuitspraak zijn ruim voldoende en zullen niet worden verlengd.
- Eisers kunnen slechts de aanwezigheid van bepaalde habitattypen en soorten dan wel de verhoging van het ambitieniveau van instandhoudingsdoelstellingen van bepaalde habitattypen en -soorten (gemotiveerd) betwisten. Een algemene betwisting is onvoldoende, het zal per type of soort moeten gebeuren. Hierbij wijst de rechtbank partijen ook op artikel 8:69a van de Awb. Als eisers namelijk bepaalde toevoegingen van habitattypen en -soorten betwisten in gebieden op meer dan 25 kilometer van hun bedrijf, dan ziet de rechtbank geen verband tussen de beroepsgrond en het belang van eisers en artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn. Hetzelfde geldt voor wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen. In dat geval strekken artikel 2, derde lid, van de Habitatrichtlijn dan wel het evenredigheidsbeginsel kennelijk niet tot bescherming van hun belang en kan de beroepsgrond, gelet op artikel 8:69a van de Awb, tot niets leiden.
- De rechtbank heeft hierboven geoordeeld dat de situatie ten tijde van het aanwijzingsbesluit van het desbetreffende Natura 2000-gebied bepalend is. Het is dus niet van belang of een habitattype daarvoor niet aanwezig was. Voor de uitkomst van deze procedure is het evenmin relevant of een habitattype of soort na het aanwijzingsbesluit niet meer aanwezig is. Dat neemt overigens niet weg dat als een habitattype of -soort nadien is verdwenen of dreigt te verdwijnen, dat kan betekenen dat passende maatregelen moeten worden getroffen door het bevoegde gezag (Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant).
Beslissing
- stelt de minister in de gelegenheid om het gebrek te herstellen, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt de minister op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.