ECLI:NL:RBOBR:2023:5840

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
20/2172
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake Wob-verzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 18 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit behandeld. Eiseres had een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op de naleving van wet- en regelgeving door haar en aan haar gelieerde vennootschappen. De minister had echter besloten om bepaalde informatie niet openbaar te maken, waaronder bedrijfs- en fabricagegegevens, persoonsgegevens en milieu-informatie, op basis van verschillende weigeringsgronden uit de Wob.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd voor zover het betreft de openbaarmaking van specifieke gegevens, zoals routes en GPS-coördinaten, nummers van boscertificaten en exploitatievergunningen, en aangifte douane-ID's. De rechtbank oordeelt dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om een zorgvuldige afweging te maken tussen het belang van openbaarheid en de bescherming van vertrouwelijke informatie.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/2172

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. Oudenaarden),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. drs. G.O. Hoeksma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de (gedeeltelijke)
openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.1.
Bij brief van 6 november 2018 en met een e-mail van 28 november 2018 heeft [naam] bij de minister een verzoek op grond van de Wob ingediend.
1.2.
[naam] heeft op 21 december 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn Wob-verzoek.
1.3.
Met een besluit van 30 januari 2019 heeft de minister het Wob-verzoek gedeeltelijk afgewezen.
1.4.
Bij uitspraak van 6 mei 2019 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Verder heeft de rechtbank het beroep naar de minister gezonden ter behandeling als bezwaar.
1.5.
Met het besluit van 16 juli 2019 heeft de minister het bezwaar van [naam] kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dat besluit heeft [naam] beroep ingesteld.
1.6.
Bij uitspraak van 23 maart 2020 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant het
beroep van [naam] gegrond verklaard, het besluit van 16 juli 2019 vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar.
1.7.
Op 28 april 2020 heeft de minister eiseres laten weten dat hij het voornemen heeft documenten die onder het Wob-verzoek vallen (gedeeltelijk) openbaar te maken.
1.8.
Op 19 mei 2020 heeft eiseres hierop haar zienswijze gegeven.
1.9.
Met het bestreden besluit van 28 juli 2020 heeft de minister het bezwaar van [naam] gegrond verklaard en besloten om de documenten die onder het Wob-verzoek vallen (gedeeltelijk) openbaar te maken.
1.10.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Ook heeft eiseres een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Dat verzoek strekt ertoe om de feitelijke (gedeeltelijke) openbaarmaking van de documenten te voorkomen.
1.11.
Naar aanleiding van de toezegging van de minister dat hij de desbetreffende
documenten niet openbaar zal maken tot zes weken nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep, heeft eiseres op 9 september 2020 het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
1.12.
[naam] heeft geen gebruik gemaakt (van de door de rechtbank bij brief van
26 november 2020 geboden mogelijkheid) om als belanghebbende deel te nemen aan dit geding.
1.13.
De minister heeft op 20 mei 2021 op het beroep van eiseres gereageerd met een
verweerschrift.
1.14.
Bij brief van 26 mei 2021 heeft de rechtbank eiseres verzocht om concreet aan te
geven welke delen van de Wob-stukken de minister ten onrechte niet heeft weggelakt.
1.15.
Hierop heeft eiseres bij brief van 17 juni 2021 gereageerd.
1.16.
Met een brief van 6 augustus 2021 heeft de minister hierop gereageerd.
1.17.
Daarop heeft eiseres met een brief van 26 augustus 2021 gereageerd.
1.18.
Bij brief van 7 oktober 2021 heeft de minister gereageerd op de brief van eiseres van
26 augustus 2021.
1.19.
Bij brief van 10 maart 2023 heeft eiseres aanvullende beroepsgronden ingediend.
1.20.
Bij brieven van 29 maart 2023, 4 mei 2023 en 28 juli 2023 heeft de rechtbank de
minister verzocht om een reactie te geven.
1.21.
Op 31 juli 2023 heeft de minister de rechtbank laten weten dat hij zijn reactie niet
binnen de gestelde termijn kan indienen en om een nadere termijn verzocht.
1.22.
Op 15 augustus 2023 heeft de rechtbank de minister opgeroepen om in persoon of bij
gemachtigde naar de zitting van 28 augustus 2023 te komen.
1.23.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2023 op een zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: [naam] adjunct-directeur van eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres exploiteert een groothandel in hout en houdt zich bezig met de import en export van en de handel in hout.
2.1.
[naam] vraagt in zijn Wob-verzoek om een afschrift van alle documenten betreffende
eiseres en andere aan deze gelieerde vennootschappen/ondernemingen, opgesteld in de periode vanaf 1 januari 2015 tot heden, betreffende de (mogelijke) (niet-)naleving van wet- en regelgeving door deze vennootschappen, alsmede de daaromtrent gehouden controles/toezicht, handhaving en aanverwante/vergelijkbare activiteiten door publieke autoriteiten.
2.2.
De minister heeft naar aanleiding van het Wob-verzoek 44 documenten aangetroffen. Ze zijn genummerd als 1 tot en met 3, 3.1 tot en met 3.11, 4, 4.0 tot en met 4.11, 5 tot en met 10, 10.1 en 11 tot en met 20.
2.3.
De minister heeft met het besluit van 30 januari 2019 besloten de documenten 12 en 19 openbaar te maken. Deze documenten zijn op 20 februari 2019 aan [naam] verstrekt.
2.4.
De minister heeft met het bestreden besluit van 28 juli 2020 besloten om de namen van (toe)leveranciers, agenten en zakenpartners, de gegevens die (in)direct naar hen toe leiden, en de hoeveelheden en kosten van hout in de documenten 2, 3 tot en met 3.8, 4, 4.0, 4.3 tot en met 4.8, 8 tot en met 10, 13, 15, 17, 18 en 20 niet openbaar te maken. Dat heeft de minister als volgt gemotiveerd. Het gaat om bedrijfs- en fabricagegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. Uit die gegevens kan namelijk informatie worden afgeleid met betrekking tot de afzet van producten en de kring van leveranciers. Daarbij komt dat de documenten vertrouwelijk aan de minister zijn verstrekt. Verder heeft de minister vastgesteld dat in de documenten milieu-informatie staat. Gelet hierop en op artikel 10, vierde lid, van de Wob vindt de minister dat het algemeen belang van openbaarheid niet opweegt tegen het belang van geheimhouding van de bedrijfs- en fabricagegegevens. Dit omdat de openbaarmaking van de informatie in combinatie met algemeen beschikbare marktcijfers buitengewoon waardevol kan zijn voor concurrenten of andere partijen. Ook zal openbaarmaking gedetailleerd inzicht geven in de opbouw en omvang van de handelspartners van de desbetreffende bedrijven en van de Nederlandse markt met uitwerking naar het buitenland. Concurrenten kunnen gemakkelijk de vindplaatsen van legaal hout, handelspartners en ingekochte en verkochte hoeveelheden vaststellen en daarmee gerichte actie ondernemen, waarmee ernstige schade wordt toegebracht aan de marktpositie van deze houthandelaar.
2.5.
Ook heeft de minister met het bestreden besluit besloten om de namen van zijn ambtenaren, de namen van medewerkers van eiseres, de namen, foto’s en handtekeningen van medewerkers van (toe)leveranciers en agenten in de documenten met nummers 2, 3, 3.2, 3.4, 3.6 tot en met 3.8, 4 tot en met 4.3, 4.5 tot en met 4.8, 5 tot en met 11, 13 tot en met 18 en 20 niet openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, omdat het om persoonsgegevens gaat. Het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer weegt zwaarder dan het belang van openbaarheid, aldus de minister.
2.6.
De minister heeft aan eiseres – bij het bestreden besluit – een te openbaren versie van de Wob-documenten verstrekt. In die versie heeft de minister gegevens – in het zwart – weggelakt.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de beslissing van de minister om documenten op grond van de Wob (gedeeltelijk) openbaar te maken aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot
dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
5. Eiseres heeft in de aan haar verstrekte versie van de documenten (zie punt 2.6) groene arceringen aangebracht en deze aangepaste versie bij brief van 10 maart 2023 in dit geding gebracht. Volgens eiseres mogen ook de groen gearceerde gegevens op grond van de door de minister toegepaste criteria niet openbaar worden gemaakt. Zij heeft dat toegelicht aan de hand van een aantal categorieën. De rechtbank zal hierna op die categorieën ingaan. Voordat dat zij dat doet, stelt zij eerst het hier van toepassing zijnde toetsingskader vast.
Toetsingskader
I. de Wob
6. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500), in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Dat geldt in principe ook voor besluiten op bezwaar of besluiten die worden genomen na een bestuurlijke of judiciële lus. Het besluit op bezwaar dat in deze zaak ter beoordeling staat, is genomen op 28 juli 2020, dus voor 1 mei 2022. Dat betekent dat in dit geding de Wob nog van toepassing is.
II. bedrijfs- en fabricagegegevens
6.1.
Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob bepaalt dat het verstrekken van informatie achterwege blijft voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
6.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling; zie onder meer haar uitspraak van 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1675) dient artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief te worden uitgelegd. Van bedrijfs- en fabricagegegevens is slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat de bedrijfsgegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moeten worden gemaakt. Voor de vraag of informatie vertrouwelijk is meegedeeld, is voldoende dat de gegevens zijn verstrekt in een contact dat een onderneming redelijkerwijs als vertrouwelijk mocht beschouwen.
III. milieu-informatie versus bedrijfs- en fabricagegegevens
6.3.
Nu niet in geschil is dat de gegevens waar [naam] om heeft verzocht onder het begrip milieu-informatie vallen, blijft verstrekking daarvan gelet op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en het vierde lid, van de Wob uitsluitend achterwege voor zover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van geheimhouding van de bedrijfs- en fabricagegegevens. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 15 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO7333) dient dit laatste belang restrictief te worden uitgelegd: openbaarheid van milieu-informatie is het uitgangspunt. Dit brengt met zich dat aannemelijk moet zijn dat openbaarmaking van de betreffende milieu-informatie daadwerkelijk schade toebrengt aan het met geheimhouding gediende belang.
IV. persoonsgegevens
6.4.
Artikel 10, tweede lid, aanhef onder e, van de Wob luidt: "Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen […] de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer[.]"
Categorieën
I. NAW-gegevens van betrokken partijen
7. Ten aanzien van de documenten 3.5, 4, 4.4,10 en 18 voert eiseres aan dat het openbaar maken van een leverancier, agent, producent en/of concessiehouder voorkomen moet worden, waarbij eiseres als voorbeelden noemt [naam] , [naam] de [naam] , [naam] , [naam] ), [naam] en [naam] . Dat geldt ook voor verwijzingen naar of vermeldingen van hun adressen, waarbij eiseres als voorbeelden noemt [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] .
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit namen van (toe)leveranciers, agenten en zakenpartners heeft aangemerkt als bedrijfsgegevens en (mede) om die reden heeft besloten om die niet openbaar te maken. De minister heeft verder niet weersproken dat de onder punt 7 genoemde namen daaronder vallen. Uit de aan eiseres verstrekte versie van de documenten 3.5, 4, 4.4,10, 18 valt ook af te leiden dat de minister overeenkomstig het bestreden besluit namen van (toe)leveranciers, agenten en zakenpartners veelvuldig heeft weggelakt. In enkele gevallen heeft de minister kennelijk abusievelijk namen niet weggelakt, zoals “ [naam] ” en “ [naam] ” in document 18, bijlage 10, en [naam] en [naam] in document 20. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat de minister in dit besluit deze informatie niet openbaar heeft gemaakt voor een ieder. De verstrekking, die in overeenstemming dient te zijn met het besluit, is een feitelijke handeling (zie de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2066).
7.2.
Verder vindt eiseres kennelijk dat plaatsnamen van (toe)leveranciers, agenten en zakenpartners bedrijfsgegevens zijn. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Daarbij stelt de rechtbank onder verwijzing naar wat hiervoor onder punt 6.2 is overwogen voorop dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief moet worden uitgelegd. Dat brengt mee dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat een plaatsnaam te herleiden is tot een specifieke (toe)leverancier, agent en/of zakenpartner. Dat heeft zij echter nagelaten.
7.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
II. Routes en GPS-coördinaten
8. Met betrekking tot de documenten 3,18 en 20 voert eiseres aan dat de openbaarmaking van de hierin opgenomen routes en GPS-coördinaten voorkomen moet worden, omdat insiders met die gegevens zeer eenvoudig kunnen achterhalen welke producent het betreft.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat de in de documenten 3,18, 20 vermelde routes en GPS-coördinaten te herleiden zijn naar het adres van een specifieke producent. Dat heeft de minister ook niet weersproken. Dat betekent dat die gegevens zijn aan te merken als bedrijfsgegevens. Verder staat vast dat deze gegevens milieu-informatie betreffen. De minister heeft (ook) niet weersproken dat openbaarmaking van deze milieu-informatie daadwerkelijk schade toebrengt aan het met geheimhouding gediende belang. De beroepsgrond slaagt.
III. herkomst, houtsoort & volume
9. Ten aanzien van de documenten 2, 3, 3.3, 3.8, 4,7 tot en met 10.1,13, 15 tot en met 18 en 20 voert eiseres aan dat de openbaarmaking van herkomst, houtsoort en volume voorkomen moet worden. Daarbij geeft eiseres als voorbeeld de houtsoort [naam] ( [naam] ) uit [land] , [naam] , [naam] . Door het land, regio en plaatsnaam openbaar te maken in combinatie met de houtsoort, soort bewerking en volume is het voor insiders vrij eenvoudig te achterhalen welke producent het betreft.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens de zitting [land] (als land) heeft laten vallen als een gegeven dat niet geopenbaard mag worden.
9.2.
Verder stelt de rechtbank vast dat de minister met het bestreden besluit heeft besloten vermeldingen over de hoeveelheden hout niet openbaar te maken. Uit de aan eiseres verstrekte versie van de documenten 2, 3, 3.3, 3.8, 4,7 tot en met 10.1, 13, 15 tot en met 18 en 20 valt ook af te leiden dat de minister overeenkomstig het bestreden besluit vermeldingen over hoeveelheden hout veelvuldig heeft weggelakt. In enkele gevallen heeft de minister kennelijk abusievelijk hoeveelheden niet weggelakt, zoals in document 4, bijlage 6, pagina’s 20 en 21. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat de minister in dit besluit deze informatie niet openbaar heeft gemaakt voor een ieder. De verstrekking, die in overeenstemming dient te zijn met het besluit, is een feitelijke handeling (zie ook punt 7.1).
9.3.
Wat betreft de vermelding van een regio of plaatsnaam stelt de rechtbank onder verwijzing naar wat hiervoor onder punt 6.2 is overwogen voorop dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief moet worden uitgelegd. Dat brengt mee dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat een regio of plaatsnaam te herleiden is tot een specifieke producent. Dat heeft zij echter nagelaten.
9.4.
Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de vermelding van de houtsoort [naam] ( [naam] ) te herleiden is naar een specifieke producent. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de minister vermeldingen over hoeveelheden hout niet zal openbaren. Zoals eiseres tijdens de zitting heeft erkend, is zonder vermelding van de hoeveelheid hout geen bedrijfsgegeven af te leiden uit de houtsoort.
9.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
IV. naam & nummers boscertificaten, exploitatievergunning, vergunningverleners en documentuitgevers
10. Eiseres voert aan dat de vermelding van namen en nummers van boscertificaten, exploitatievergunning, vergunningverleners en documentuitgevers voorkomen moet worden. [land] is een federale staat en kent per (sub)regio (b.v. [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ) vergunningverleners, b.v. [naam] voor de staat [naam] , [naam] voor de staat [naam] . De hierop vermelde ( [naam] ) nummers leiden linea recta naar de concessie van de leverancier.
10.1.
Ten aanzien van de namen van vergunningverleners/documentenuitgevers stelt de
rechtbank onder verwijzing naar wat hiervoor onder punt 6.2 is overwogen voorop dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief moet worden uitgelegd. Dat brengt mee dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat namen van vergunningverleners/documentenuitgevers te herleiden zijn tot een specifieke leverancier. Dat heeft zij echter nagelaten. In zoverre slaagt de beroepsgrond niet.
10.2.
Wat betreft de ( [naam] )nummers van boscertificaten en exploitatievergunningen acht
de rechtbank het aannemelijk dat een concurrent met dat gegeven eenvoudig de concessie van de leverancier kan achterhalen. De enkele stelling van de minister tijdens de zitting dat het nogal sterk is dat je met het ( [naam] )nummer op Google uitkomt bij de leverancier is slechts een vermoeden. Dat betekent dat die gegevens zijn aan te merken als bedrijfsgegevens. Verder staat vast dat deze gegevens milieu-informatie betreffen. De minister heeft (ook) niet weersproken dat openbaarmaking van deze milieu-informatie daadwerkelijk schade toebrengt aan het met geheimhouding gediende belang. In zoverre slaagt de beroepsgrond.
V. Landseigen documenten
11. Met betrekking tot de documenten 3, 3.8, 3.9, 4, 4.9, 8,10,10.1,13,18 en 20 voert eiseres aan dat de openbaarmaking van taalgebonden bedrijfseigen of regio-gebonden documenten voorkomen moet worden. Het gaat volgens eiseres om de documenten die zijn aangeduid met [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . Daarop staan onder meer vele nummers, codes, letters, namen en routes. Het is haast ondoenlijk om die gegevens in die documenten woord-voor-woord dan wel nummer-voor-nummer weg te lakken. Daarnaast is het maar zeer de vraag of de resterende gegevens, zoals b.v. barcodes of onschuldig lijkende nummers, ook niet aan de openbaarheid prijsgegeven mogen worden.
11.1.
Deze beroepsgrond komt erop neer dat alle gegevens in de landseigen en regiogebonden documenten als bedrijfsgegevens moeten worden beschouwd. De rechtbank herhaalt ook hier onder verwijzing naar wat hiervoor onder punt 6.2 is overwogen dat artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob naar zijn aard restrictief moet worden uitgelegd. Dat brengt mee dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat de desbetreffende gegevens zijn te herleiden is tot een specifieke producent/leverancier. Dat heeft zij echter nagelaten. De beroepsgrond slaagt niet.
VI. nummers van exportdocumenten
12. Met betrekking tot de documenten 3.8 en 4.8 voert eiseres aan dat de openbaarmaking
van nummers van exportdocumenten voorkomen moet worden. Met die gegevens is het voor het geoefende oog vrij eenvoudig om veel informatie zoals leveranciers en routes te achterhalen.
12.1.
De rechtbank acht het aannemelijk dat met een nummer van een exportdocument de
leverancier is te achterhalen. Dat heeft de minister ook niet weersproken. Dat betekent dat die gegevens zijn aan te merken als bedrijfsgegevens. Verder staat vast dat deze gegevens milieu-informatie betreffen. De minister heeft (ook) niet weersproken dat openbaarmaking van deze milieu-informatie daadwerkelijk schade toebrengt aan het met geheimhouding gediende belang. De beroepsgrond slaagt.
VII. aangifte douane-ID‘s
13. Met betrekking tot de documenten 3.5 en 4.4 voert eiseres aan dat openbaarmaking van de daarin vermelde douane aangifte-ID’s voorkomen moet worden. Met deze gegevens is het vrij eenvoudig om importgegevens te achterhalen.
13.1.
De rechtbank acht het aannemelijk dat met een douane-aangifte-ID eenvoudig importgegevens over een partij hout te achterhalen zijn. Dat heeft de minister ook niet weersproken. Dat betekent dat die gegevens zijn aan te merken als bedrijfsgegevens. Verder staat vast dat deze gegevens milieu-informatie betreffen. De minister heeft (ook) niet weersproken dat openbaarmaking van deze milieu-informatie daadwerkelijk schade toebrengt aan het met geheimhouding gediende belang. De beroepsgrond slaagt.
IX. NAW-gegevens en initialen van medewerkers van eiseres
14. Met betrekking tot de documenten 3,3.6,4 en 10 voert eiseres aan dat de openbaarmaking van namen van haar medewerkers, zoals [naam] (ook wel aangeduid met [naam] ), [naam] en [naam] moet worden voorkomen. Dat geldt ook voor de woonplaats [woonplaats] van [naam] .
14.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens de zitting heeft laten vallen dat [woonplaats] niet
openbaar mag worden gemaakt.
14.2.
Verder stelt de rechtbank vast dat de minister met het bestreden besluit heeft besloten
dat namen van medewerkers van eiseres niet openbaar worden gemaakt. Uit de aan eiseres verstrekte versie van de documenten valt ook af te leiden dat de minister overeenkomstig het bestreden besluit namen van medewerkers van eiseres veelvuldig heeft weggelakt. In enkele gevallen is dat niet of niet volledig gebeurd. Zo heeft de minister tijdens de zitting erkend een fout te hebben gemaakt door de naam van [naam] niet volledig in document 3.6 weg te lakken en dat hij dat alsnog zal doen. Ook heeft de minister een aantal fouten op dit punt hersteld met een brief van 7 oktober 2021 waarbij hij de te verstrekken versie heeft aangepast door daarin aanvullend te lakken. [1] De rechtbank gaat ervan uit dat de minister ook andere fouten op dit punt herstelt. [2] Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat de minister in dit besluit deze informatie niet openbaar heeft gemaakt voor een ieder. De verstrekking, die in overeenstemming dient te zijn met het besluit, is een feitelijke handeling. De beroepsgrond slaagt niet.
X. naam medewerker [naam]
15. Met betrekking tot document 3.7 voert eiseres aan dat de openbaarmaking van een naam van een medewerker van de [naam] voorkomen moet worden.
15.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister met het bestreden besluit heeft besloten dat
namen van zijn ambtenaren niet openbaar worden gemaakt. Tijdens de zitting heeft de minister in dat kader laten weten dat het niet weglakken van de naam [naam] in document 3.7 als een fout moet worden beschouwd. In de te verstrekken versie zal die naam alsnog worden weggelakt, aldus de minister. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat de minister in dit besluit deze informatie niet openbaar heeft gemaakt voor een ieder. De verstrekking, die in overeenstemming dient te zijn met het besluit, is een feitelijke handeling. De beroepsgrond slaagt niet.
XI.NAW-gegevens van controleur, verificateur en “third parties”
16. Met betrekking tot de documenten 4 en 20 voert eiseres aan dat de openbaarmaking van NAW-gegevens van een controleur voorkomen moet worden. Het gaat eiseres om [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en “ [naam] ”.
16.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens de zitting “ [naam] ” heeft laten vallen
als gegeven dat niet openbaar mag worden gemaakt.
16.2.
Verder stelt de rechtbank vast dat de minister in het bestreden besluit niet heeft
besloten om namen van controleurs niet openbaar te maken. Tijdens de zitting heeft de minister toegelicht dat hij ten onrechte niet de naam [naam] heeft weggelakt. Daarmee erkent de minister met zoveel woorden dat op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob namen van controleurs, in dit geval [naam] en [naam] , niet openbaar mogen worden gemaakt. In zoverre slaagt de beroepsgrond.
16.3.
Ten aanzien van de vermeldingen van [naam] en [naam] heeft eiseres niet
inzichtelijk gemaakt op grond van welke weigeringsgrond uit de Wob deze gegevens niet openbaar mogen worden gemaakt. Deze gegeven betreffen immers geen natuurlijk persoon. Ook gaat het niet om een afnemer of een leverancier. In zoverre slaagt de beroepsgrond niet.
XII. Stelsel van zorgvuldigheidseisen
17. Met betrekking tot document 18 voert eiseres aan dat openbaarmaking van de stelsels van zorgvuldigheideisen voorkomen moet worden. Stelsels van zorgvuldigheidseisen bevatten specifieke kennis, etaleren een veelomvattende bibliotheek van jarenlang vergaarde informatie en behoren tot het intellectuele eigendom van de betreffende onderneming.
17.1.
De rechtbank stelt vast dat een stelsel van zorgvuldigheidseisen, gelet op de inhoud
ervan, wetenswaardigheden bevat over de bedrijfsvoering van de onderneming van eiseres. Dat heeft de minister ook niet weersproken. Dat betekent dat het om bedrijfsgegevens gaat. Niet in geschil is dat deze gegevens ook milieu-informatie betreffen. Tijdens de zitting heeft de minister gesteld dat openbaarmaking van deze milieu-informatie prevaleert boven het belang van geheimhouding van de bedrijfs- en fabricagegegevens. Hij heeft echter als het gaat om de stelsels van zorgvuldigheidseisen niet inzichtelijk gemaakt waarin het onderscheid is gelegen met de andere hier aan de orde zijnde bedrijfsgegevens waarvan hij wél heeft aangenomen dat openbaarmaking ervan daadwerkelijke schade toebrengt aan het met geheimhouding gediende belang. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd voor zover de minister heeft besloten om openbaar te maken:
  • routes en GPS-coördinaten, zoals weergegeven in de documenten 3,18 en 20;
  • ( [naam] )nummers van boscertificaten en exploitatievergunning;
  • nummers van exportdocumenten, zoals weergegeven in de documenten 3.8 en 4.8;
  • aangifte douane-ID‘s, zoals weergegeven in de documenten 3.5 en 4.4;
  • de namen van controleurs [naam] en [naam] , zoals weergegeven in de documenten 4 en 20;
  • de stelsels van zorgvuldigheidseisen, zoals weergegeven in document 18.
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand te laten of zelf een beslissing over het bezwaar te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De rechtbank wijst er daarbij op dat het aan de minister is om ten aanzien van de hiervoor vermelde categorieën een nadere afweging te maken (zie de punten 6.3 en 6.4).
18.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene
wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor zes weken.
18.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eiseres vergoeden
en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten.
18.3.
De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het
Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Dat is een handeling met een waarde van € 837,–.
Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 28 juli 2020 voor zover daarin is beslist dat openbaar wordt gemaakt:
  • routes en GPS-coördinaten, zoals weergegeven in de documenten 3,18, 20;
  • ( [naam] )nummers van boscertificaten en exploitatievergunning;
  • nummers van exportdocumenten, zoals weergegeven in de documenten 3.8 en 4.8;
  • aangifte douane-ID‘s, zoals weergegeven in de documenten 3.5 en 4.4;
  • de namen van controleurs [naam] en [naam] , zoals weergegeven in de documenten 4 en 20;
  • de stelsels van zorgvuldigheidseisen, zoals weergegeven in document 18.
  • draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 178,– aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 837,– aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzitter, en mr. M.M.L. Wijnen en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De uitspraak is geschied in het openbaar op 18 december 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 10

1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
(…)
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
(…)
2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…)
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
(…)
4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
(…)
6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
7 Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.
(…)

Voetnoten

1.“ [naam] ” in document 4, pagina 8, en “ [naam] ” in document 4, pagina 9
2.Bijvoorbeeld “ [naam] ” in document 10, bijlage 3 en “ [naam] ” in document 10, bijlage 6.