ECLI:NL:RBOBR:2023:5824

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
01-140836-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na geslaagd beroep op noodweer in zaak van mishandeling met fatale afloop

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, stond de verdachte terecht voor mishandeling die resulteerde in de dood van het slachtoffer. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 5 juni 2022 in Geldrop, waar de verdachte het slachtoffer met een vuist in het gezicht sloeg. Het slachtoffer viel en liep ernstig hersenletsel op, wat uiteindelijk leidde tot zijn overlijden. De rechtbank moest vaststellen of de verdachte zich in een noodweersituatie bevond en of zijn handelen gerechtvaardigd was. Tijdens de zitting op 29 november 2023 werd duidelijk dat zowel de officier van justitie als de verdediging van mening waren dat de verdachte uit noodweer had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer, die de verdachte en zijn vriend aanviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had hoeven onttrekken aan de aanranding en dat zijn reactie, het uitdelen van een klap, proportioneel was. Hierdoor werd het beroep op noodweer geslaagd verklaard, wat leidde tot vrijspraak van de verdachte. De rechtbank erkende de emotionele impact van de uitspraak op de nabestaanden van het slachtoffer, maar benadrukte dat de beslissing recht deed aan de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.140836. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.140836.22
Datum uitspraak: 13 december 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1967] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 oktober 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juni 2022 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een vuist in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

Deze zaak gaat over een incident met een noodlottige afloop. Totaal onverwacht is op 5 juni 2022 in Geldrop een ogenschijnlijk gezellige avond met een fataal gevolg geëindigd, namelijk de dood van de 52-jarige [slachtoffer] , zoon, echtgenoot en vader van een zoon en dochter.
De rechtbank zal in deze uitspraak moeten vaststellen wat er die fatale avond/nacht van 5 juni 2022 is gebeurd en of dit een strafrechtelijk verwijt aan het adres van verdachte oplevert.
De rechtbank zal daarbij [slachtoffer] telkens met slachtoffer aanduiden.
Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken, volgt dat verdachte het slachtoffer een
klap heeft gegeven en dat het slachtoffer hierdoor ten val is gekomen.
Het slachtoffer is met zijn achterhoofd op het asfalt gevallen en was direct buiten
bewustzijn. Uit het verslag van de forensisch patholoog volgt dat het slachtoffer in eerste instantie naar het [ziekenhuis 1] in Geldrop werd vervoerd, dat in verband met hersentrauma werd gekozen hem te vervoeren naar het [ziekenhuis 2] in Tilburg, alwaar operatieve ingrepen zouden hebben plaatsgevonden, en hierna zou het slachtoffer naar de Intensive Care van het [ziekenhuis 3] te Rotterdam zijn vervoerd. Er
zou, ondanks uitgebreide behandeling, zeer ernstige beschadiging van de hersenen en de hersenstam zijn vastgesteld. In samenspraak met de familie is besloten de behandeling te staken, waarna het slachtoffer op [overlijdingsdatum] (omstreeks 18:15 uur) kwam te overlijden.
Bij de gerechtelijke sectie is de doodsoorzaak onderzocht. Het overlijden is door de forensisch patholoog verklaard door hersenletsel, bloeduitstorting onder de hersenvliezen
en verwikkelingen hiervan. De patholoog concludeert: “De bevindingen zijn
veel beter passend bij oplopen door een val dan door bijvoorbeeld een slag of trap.” Kortom: het slachtoffer is overleden door de val en niet door de klap van verdachte.
Echter, zonder de door verdachte uitgedeelde klap was het slachtoffer niet op zijn achterhoofd gevallen en overleden. De vraag is of er in juridische zin sprake is van
causaal verband tussen de klap en het overlijden van het slachtoffer.
Hoewel dit vraagstuk volgens de systematiek van het tenlastegelegde delict eerst ná een bewezenverklaring van het gronddelict (mishandeling) aan de orde komt, acht de rechtbank
het van belang om dit op deze plek kort te bespreken. Met name omdat bij de nabestaanden het gevoel bestaat dat zonder de klap van verdachte het slachtoffer niet overleden zou zijn.
De vraag naar causaal verband tussen handeling en gevolg dient te geschieden aan de hand van de maatstaf van de redelijke toerekening. De rechtbank beschouwt in de gegeven omstandigheden de klap als een noodzakelijke factor, een onmisbare schakel die tot de uiteindelijke dood van het slachtoffer heeft geleid. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er daarom een causaal verband tussen de klap en het overlijden van het slachtoffer. Dat betekent dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs aan het handelen van verdachte kan worden toegerekend. In juridische zin betekent dit dat het slachtoffer als gevolg van de door verdachte uitgedeelde klap is overleden. Dit is ter terechtzitting ook niet betwist.
Niet ter discussie staat dat verdachte de dood van het slachtoffer nimmer heeft beoogd. Dit
is door het Openbaar Ministerie tot uitdrukking gebracht door dit gevolg als geobjectiveerde omstandigheid van het misdrijf ten laste te leggen. Het verwijt houdt dan in dat verdachte geen opzet op de dood heeft gehad, anders gezegd: het is nooit de bedoeling van verdachte geweest het slachtoffer te doden, maar dit gevolg is wel ingetreden en kan in strafverhogende zin doorwerken. Wel moet dan eerst, zoals hiervoor al aan de orde is gekomen, het gronddelict, de mishandeling, worden bewezen. Het klinkt kil en koud, maar de ernst van het gevolg draagt niet bij aan het bewijs voor een mishandeling.
In het begrip
mishandelen als bedoeld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht ligt de wederrechtelijkheid van die gedraging besloten, de zogeheten ‘ingeblikte’ wederrechtelijkheid. Indien komt vast te staan dat er geen sprake is van wederrechtelijkheid, kan niet meer worden gesproken van mishandeling en moet daarvan worden vrijgesproken. Dat is het geval bij het bestaan van een rechtvaardigingsgrond, zoals noodweer. Kort en goed: een geslaagd beroep op noodweer leidt bij een mishandeling tot vrijspraak. Dat is in deze strafzaak ook het cruciale vraagstuk, nu verdachte zich van aanvang af op noodweer heeft beroepen.

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.

Beide partijen hebben hetzelfde standpunt ingenomen. Verdachte heeft uit noodweer gehandeld. Daarmee komt de wederrechtelijkheid aan zijn handelen te vervallen. Dit zou tot vrijspraak moeten leiden.

Het oordeel van de rechtbank.

selectie en waardering bewijsmateriaal
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich in een noodweersituatie
bevond en gerechtvaardigd een klap mocht uitdelen. Voor dit oordeel is de rechtbank in doorslaggevende mate aangewezen op de zich in het dossier bevindende verklaringen van verdachte en de diverse getuigen.
Het dossier bevat daarnaast transcripties van door verdachte gevoerde tapgesprekken over die fatale avond/nacht. Daarnaast zijn er camerabeelden van [café] (binnen en buiten) van die bewuste nacht beschikbaar, maar hierop is het fatale incident, dat buiten plaatsvond, niet zichtbaar. Wel geven deze beelden de rechtbank een verhelderende context van de inhoud van de diverse verklaringen.
Het dossier bevat verklaringen van degenen met wie verdachte die bewuste nacht op stap was: [de vrouw van de verdachte] , zijn [vriend van de verdachte] en [partner van de vriend] . De rechtbank benoemt deze personen hierna telkens als het groepje van verdachte. Daarnaast zijn er verklaringen van een aantal onafhankelijke getuigen. De echtgenote van het slachtoffer, [vrouw van de slachtoffer] , heeft van het incident niets gezien omdat zij zich op dat moment ín het café bevond.
De rechtbank benadrukt allereerst het uitgangspunt dat de feitenrechter vrij is in de selectie en waardering van het bewijsmateriaal. De rechtbank beslist wat zij van het beschikbare bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar acht en aan welke gedeelten zij geen waarde toekent. De rechtbank heeft bij met maken van haar keuzes voor het bewijs in deze zaak uiteraard steeds gezocht naar verankering in het dossier.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat op grond van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de terechtzitting zij geen enkele aanleiding heeft om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen te twijfelen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die zijn afgelegd door het groepje van verdachte elkaar onderling op essentiële onderdelen ondersteunen, dat die verklaringen op belangrijke punten worden bevestigd door andere getuigenverklaringen ( [getuige 1] en [getuige 2] ) en worden bevestigd door de camerabeelden van [café] . Hierbij dient voor alle duidelijkheid te worden opgemerkt dat [getuige 2] kennelijk de aanleiding van het incident niet heeft gezien en evident enkel over de (re)actie van verdachte verklaart.
Bij de vaststelling van de feitelijke toedracht gaat de rechtbank met name uit van de door het groepje van verdachte op 5 juni 2023 afgelegde verklaringen. In zaken zoals deze kent de rechtbank in beginsel het meeste gewicht toe aan verklaringen die door de direct betrokkenen kort na het incident zijn afgelegd. De rechtbank benadrukt hierbij dat er op het moment van de eerste verhoren geen afstemming tussen verdachte en [vriend van de verdachte] , [partner van de vriend] en [de vrouw van de verdachte] mogelijk is geweest, omdat verdachte aansluitend aan zijn aanhouding op heterdaad in verzekering is gesteld en in die setting voor de eerste keer is gehoord. De verklaringen van [vriend van de verdachte] en [partner van de vriend] geven evenmin blijk van onderlinge afstemming; ook al heeft [vriend van de verdachte] de fatale klap niet gezien, de verklaringen stemmen wel overeen voor wat betreft de aanloop tot het incident. Voor wat betreft de verklaring van [de vrouw van de verdachte] valt op te merken dat zij de geweldhandeling niet heeft gezien en reeds daarom niet valt in te zien dat er met haar afstemming op dat punt heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht tot slot van belang dat de kort na het incident ter plaatse aanwezige [verbalisant] relateert over door verdachte en [vriend van de verdachte] gedane spontane uitlatingen die, zo stelt de rechtbank vast, passen bij de inhoud van hun eerste verklaring.
De rechtbank ziet bij gebreke van contra-indicaties dan ook geen belemmering om
de verklaringen afgelegd door het groepje van verdachte als uitgangspunt bij de beoordeling van de feitelijke toedracht te nemen.
camerabeelden
Uit het dossier rijst in algemene zin het beeld van een slachtoffer die zich die nacht vervelend in de richting van het groepje van verdachte heeft gedragen. Uit hun verklaringen volgt dat het slachtoffer, nota bene een bekende van verdachte en die door verdachte zelf naar een statafel was meegenomen, zich met name in de richting van [partner van de vriend] en [vriend van de verdachte] vervelend gedroeg en dat hem meerdere keren werd verzocht om bij hen weg te gaan. Nadat het slachtoffer weg was gegaan, is hij tot tweemaal toe weer teruggekomen. Kort daarop volgde het fatale incident. [getuige 1] verklaart ook over vervelend (dronken) gedrag van het slachtoffer in de richting van het groepje van verdachte.
Dit geschetste beeld wordt naar het oordeel van de rechtbank in algemene zin door de zich in het dossier bevindende camerabeelden van (binnen en buiten van) [café] bevestigd. De rechtbank heeft voorafgaande aan de zitting alle beelden bekeken.
Hierop is te zien dat verdachte en het slachtoffer omstreeks 01:30 uur vanuit het café naar buiten naar de statafel met [partner van de vriend] , [de vrouw van de verdachte] en (de vanwege een openstaande luifel niet zichtbare) [vriend van de verdachte] lopen. Het slachtoffer posteert zich tussen [partner van de vriend] en [de vrouw van de verdachte] en blijft daar circa 15 minuten staan. Hij richt zijn aandacht zichtbaar grotendeels op [partner van de vriend] . Rond 01:44 uur is te zien dat hij zich tot [de vrouw van de verdachte] wendt en daarop schouderophalend en met een verontschuldigend handgebaar wegloopt. Uit de verklaringen volgt dat het slachtoffer toen aan [de vrouw van de verdachte] heeft gevraagd of hij echt zo lastig was hetgeen zij bevestigde en waarop hij ‘sorry’ zei en wegliep.
Vervolgens is te zien dat het slachtoffer omstreeks 01:45:00 uur het café binnenloopt en kort daarop met zijn vrouw ( [vrouw van de slachtoffer] ) het café verlaat. Tussen 01:45:30 en 01:45:40 uur
is te zien dat het slachtoffer wederom naar de statafel met het groepje van verdachte loopt
en zijn ene hand op de rug van [partner van de vriend] en zijn andere hand op de rug van [de vrouw van de verdachte] legt.
Er is sprake van een kort contact, waarna het slachtoffer omkeert en met [vrouw van de slachtoffer] het terras verlaat. Het groepje van verdachte verkeerde op dat moment in de veronderstelling dat het slachtoffer en [vrouw van de slachtoffer] huiswaarts gingen.
Omstreeks 01:51:08 uur is te zien dat het slachtoffer het café weer binnen komt gelopen.
Hij gaat aan de bar staan, kort daarop gevolgd door [vrouw van de slachtoffer] . Zij hebben een gesprek. Omstreeks 01:54:00 uur loopt het slachtoffer naar de uitgang van het café. Op datzelfde tijdstip staan [partner van de vriend] en [de vrouw van de verdachte] nog steeds naast elkaar aan dezelfde statafel op het terras.
Verdachte staat op dat moment aan de kopse kant van de tafel, zich verplaatsend naar
achter de tafel tegenover [partner van de vriend] . [vriend van de verdachte] is vanwege de openstaande luifel
van het café wederom niet zichtbaar aan de tafel.
Om 01:54:21 uur is te zien dat het slachtoffer vanuit het café het terras oploopt. Hij heeft zijn handen op zijn rug. Hij loopt rechtstreeks naar de statafel met het groepje van verdachte
en gaat aan de kopse kant van de tafel staan, links naast [partner van de vriend] en rechts naast verdachte (01:54:27 uur). Er is een kort contact waarna het slachtoffer van de tafel wegloopt (01:54:31 uur), kort daarop gevolgd door [partner van de vriend] (01:54:33 uur) en (de sportschoenen van) verdachte (om 01:54:35 uur). [de vrouw van de verdachte] blijft achter bij de statafel staan. Om 01:54:49 reageert [de vrouw van de verdachte] zichtbaar op iets op straat en loopt diezelfde kant op. Andere gasten kijken ook die kant op.
De rechtbank ziet in deze beelden een bevestiging dat het slachtoffer zich in elk geval
bij het eerste langdurige contact op enig moment vervelend heeft gedragen en daarna
nog een tweede en een derde keer contact met het groepje van verdachte heeft gezocht.
verklaringen [verdachte] , [vriend van de verdachte] en [partner van de vriend]
Uit de verklaringen van deze getuigen van 5 juni 2023 over het derde contactmoment volgt, in onderling verband en samenhang bezien, dat het slachtoffer uit het café kwam gelopen en weer bij hen aan de statafel kwam staan. Het slachtoffer was, zo volgt uit de verklaringen, weer vervelend en [vriend van de verdachte] gaf aan dat hij met hem wilde praten. [vriend van de verdachte] pakte hem bij de schouder en nam hem enkele meters mee. En dan:
( [vriend van de verdachte] ) “Meteen daarop voelde ik dat [slachtoffer] mij een klap gaf. Ik schrok hier erg van en stapte iets naar achteren (..) Ik was even dizzy. Ik zag dat [verdachte] naar [slachtoffer] toeliep en meteen daarop zag ik dat [slachtoffer] op de grond lag.”
( [partner van de vriend] ) “Ik zag dat [vriend van de verdachte] door die man meteen een flinke klap op zijn hoofd kreeg (…). Ik zag [vriend van de verdachte] achterover stappen. Ik zie dat die man nog niet klaar is met [vriend van de verdachte] . Ik zie dat die man nog steeds opgefokt en provocerend vooruit in de richting van [vriend van de verdachte] en [verdachte] ging. Ik zag dat [verdachte] naar voren stapte om tussen [vriend van de verdachte] en de man te komen. Ik zag dat de man nog niet voor rede vatbaar was. Hij was nog steeds opgefokt en agressief. Ik zag dat de man ook zo naar [verdachte] toe kwam. Ik zag dat [verdachte] uithaalde en de man sloeg.”
(Verdachte) “Ik zag dat [slachtoffer] [vriend van de verdachte] in zijn gezicht sloeg met zijn vuist. Ik zag dat [vriend van de verdachte] verbijsterd was. (...) Ik besloot er tussen te komen en [vriend van de verdachte] en [slachtoffer] uit elkaar te halen (...).
Ik zag dat [slachtoffer] mij ook wilde slaan (…). Ik heb hem toen een tik gegeven (…). Ik deed dit uit een reactie omdat hij mij wilde slaan.”
Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting van 28 november 2023 op grote lijnen herhaald. Het slachtoffer gaf [vriend van de verdachte] totaal onverwacht een klap, waarop verdachte tussenbeide wilde komen om het geweld te laten stoppen. Vervolgens keerde het slachtoffer zich tegen verdachte en wilde hem slaan, waarop verdachte hem uit zelfverdediging een klap gaf. Deze geschetste toedracht volgt ook uit de opgenomen tapgesprekken met verdachte als gespreksdeelnemer.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte, [vriend van de verdachte] en [partner van de vriend] op
voor de beoordeling van het noodweerscenario essentiële onderdelen wordt bevestigd door
de onafhankelijke [getuige 1] en [getuige 2] . De rechtbank leidt uit het samenstel van
hun verklaringen af dat er – minst genomen – sprake was van een agressief slachtoffer in
de richting van [vriend van de verdachte] en verdachte.
beoordelingskader kader noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet allereerst de vraag worden beantwoord of
er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte of een ander dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De enkele vrees voor zo’n aanranding is onvoldoende. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een
ogenblikkelijke aanranding in de zin van art. 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de door de verdachte tegen deze (dreigende) aanranding gevoerde verdediging noodzakelijk was, het subsidiariteitsbeginsel.
Aan dit vereiste is niet voldaan als verdachte zich (of een ander) niet hoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak ter verdediging bestond. De Hoge Raad heeft in het overzichts-arrest van 22 maart 2016 (ECLI:NL:HR:2016:456) over dit subsidiariteitsvereiste overwogen dat er geen noodzaak tot verdediging bestaat, indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had
kunnen, maar zich ook daaraan had
moetenonttrekken. De Hoge Raad overweegt: “dat het zich aan de aanranding
kunnenonttrekken inhoudt dat daartoe een reële en redelijke mogelijkheid (dus geen belemmering) moet hebben bestaan” en “dat onttrekking aan de aanranding voorts van de verdachte moet kunnen worden
gevergd”. Dit hoeft bijvoorbeeld niet het geval te zijn wanneer de situatie zo bedreigend
is dat zich onttrekken aan de aanranding geen reëel alternatief is.
Tenslotte moet worden beoordeeld of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was, het proportionaliteitsbeginsel. Voor de beoordeling van dit vereiste geldt als maatstaf dat het verdedigingsmiddel in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. Bij deze beoordeling staat de keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop dit is gebruikt centraal.
Bij dit alles geldt dat het inzetten van een tegenaanval geen noodweer oplevert.
Tot slot is van belang dat een beroep op een strafuitsluitingsgrond, zoals noodweer,
wordt beoordeeld op de aannemelijkheid ervan. De slagingskans ervan is afhankelijk
van tijdens het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk geworden redengevende feiten
en omstandigheden.
conclusie van de rechtbank
Binnen dit kader, afgezet tegen de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, zal de rechtbank beoordelen of verdachte uit noodweer heeft gehandeld.
De rechtbank acht aannemelijk dat het slachtoffer de eerste geweldshandeling heeft verricht door [vriend van de verdachte] met de vuist in het gezicht te slaan. Dat volgt uit meerderere bewijsmiddelen. De rechtbank acht ook aannemelijk dat deze daad van agressie totaal onverwacht en uit het niets kwam, en dat verdachte zich op dat moment in de directe nabijheid van [vriend van de verdachte] bevond. Uit het dossier is gebleken dat [vriend van de verdachte] vanwege een ongeval minder valide en kwetsbaar aan zijn rechterbeen is en dat verdachte hiervan op de hoogte was. Het staat vast dat verdachte het slachtoffer één keer tegen het gezicht heeft geslagen.
De rechtbank gaat dan ook uit van het scenario dat sprake was van een onverhoedse, ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van [vriend van de verdachte] door het slachtoffer.
De rechtbank acht verder aannemelijk dat deze geweldshandeling aansluitend, zonder onderbreking, werd gevolgd door een onmiddellijk dreigende wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte én (nogmaals) het lijf van [vriend van de verdachte] . Anders gezegd: de rechtbank acht aannemelijk geworden dat er door een blijvend agressieve en opgefokte houding van het slachtoffer in de richting van verdachte en [vriend van de verdachte] sprake was van een reële dreiging voor een (nieuwe) aanranding.
De rechtbank acht de (aansluitende) dreigende aanranding van verdachte en [vriend van de verdachte] met name aannemelijk op grond van de verklaring van [partner van de vriend] dat het slachtoffer na de door hem uitgedeelde klap aan [vriend van de verdachte] nog steeds opgefokt, provocerend, agressief
en niet voor rede vatbaar in de richting van [vriend van de verdachte] en verdachte ging en de verklaring van verdachte dat hij tussenbeide sprong waarna het slachtoffer hem wilde slaan.
Kortom: er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aannemelijke noodweersituatie, waarin verdachte in een ‘split-second’ mocht ingrijpen ter verdediging van de minder valide [vriend van de verdachte] én van zichzelf. In het licht van de eerste klap die [vriend van de verdachte] onverwacht kreeg en de voortdurende dreigende houding van het slachtoffer in de richting van [vriend van de verdachte] én verdachte, in combinatie met de korte tijdspanne waarbinnen dit zich afspeelde en de positie van het slachtoffer ten opzichte van verdachte, bestond er een reële dreigende situatie waaraan verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank niet hoefde te onttrekken. Dat kon evenmin van hem worden gevergd. De rechtbank oordeelt verder dat reactie van verdachte (vuistslag) in de gegeven omstandigheden niet in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanranding van [vriend van de verdachte] (vuistslag) en de aansluitende dreigende aanranding van verdachte en [vriend van de verdachte] stond. De rechtbank heeft hierbij mede acht geslagen op de geringe fysieke verschillen tussen verdachte (1.87 meter en 96 kilo) en het slachtoffer (1.83 meter en 92 kilo).
Dit betekent dat aan verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Dit heeft tot gevolg dat de wederrechtelijkheid aan de gedraging (de vuistslag) ontvalt en dat de mishandeling niet kan worden bewezen. Dit leidt tot de slotconclusie dat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank kan zich voorstellen dat met deze uitspraak een loden last van de schouders van verdachte afvalt na een lange periode van onzekerheid. Echter, verdachte zal ook de rest van zijn leven de last van het onomkeerbare gevolg van zijn klap aan het slachtoffer met zich dragen. Immers, geen klap, geen val, geen overlijden.
De rechtbank realiseert zich terdege de impact die deze beslissing op de nabestaanden zal hebben. Immers, hun geliefde zoon, echtgenoot en vader is komen te overlijden door een val die is veroorzaakt door een handeling van verdachte. Vanuit dit gezichtspunt zullen de nabestaanden de beslissing van de rechtbank mogelijk als onbevredigend of onrechtvaardig ervaren.
In deze uitspraak sluit de rechtbank zich dan ook aan bij de woorden van de officier van justitie en verdediging dat deze zaak enkel verliezers kent. Ondanks alle invoelbare emoties spreekt de rechtbank de hoop uit dat zowel de nabestaanden als verdachte in de toekomst een manier vinden om met de gevolgen van de fatale klap om te gaan.

De vordering van de benadeelde partij [vrouw van de slachtoffer] .

Met de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank tot het oordeel dat de
benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, omdat verdachte van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegde en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [vrouw van de slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging, voorzitter,
mr. W.M.T. Keukens en mr. L.P. Stapel, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 13 december 2023.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.